Vrede mei de lappen CORSETTEN Het verlaten eiland De schakel ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 7e Jaargang Nummer 353 Vrijdag 26 OCT. 1951 Drukkers-Uitgeverij: Firma SMOOR DE HULSTER - Dorpsstraat 10 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,per kwartaal; franco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 10 cent per m.m.; bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra VJ door Luteijn. Het door Amerika ontworpen - beter gezegd gedecreteerde en ons opge drongen - vredesverdrag met Japan is onlangs in San Francisco, na slechts luttele uren van besprekingen, tot stand gekomen en door bijna alle daarbij betrokken regeringen getekend. Natuur lijk ook door Nederland. Ik zeg „na tuurlijk", omdat ons land door zijn afhankelijkheid van de Amerikaanse Marshall-hulp, niet anders kon. Ik ge loof niet dat er met een weigering onzerzijds enig tastbaar resultaat voor ons land te bereiken ware geweest en toch zou ik het persoonlijk meer in overeenstemming met ons Hollands karakter, onze beroemde onbuigzaam heid, hebben gevondên, wanneer we met de Jappen geen vrede zouden hebben gesloten, voor en aleer aan alle door Nederland in dat opzicht te stel len redelijke voorwaarden, door Japan geheel was voldaan. Nederland is een van de ergste slachtoffers van de oor log met Japan, dat mogen we nimmer vergeten. En op toezeggingen door Japan, in San Francisco in zeer vage termen aan het adres van Nederland gedaan, kunnen we voortaan - even min als in het verleden - absoluut geen staat maken. Met wie hebben we nu dit vredes verdrag gesloten! Met dezelfde glim lachende Jappen, waartegen we een verbitterde strijd hebben gestreden en wier leuze nog immer is „Azië voor de Aziaten; Azie in de welvaartsfeer van Japan en alle blanken er uit". De Europeanen uitroeien door ze in de interneringskampen in Nederlands-Indië in 1942/1945 van honger te laten om komen, bij vervoer over zee te laten verrekken enz. enz. Een staaltje van hun menslievend optreden in die da gen volgt hieronder. Het betreft hier het niet willen ledden van enkele dui zenden schipbreukelingen van een ge torpedeerd schip, dat vol met krijgsge vangenen en geïnterneerden voor de kust van Sumatra ten onder ging en waardoor meer dan 5600 (vijfduizend zeshonderd) mannen in de golven van de Indische Oceaan ter hoogte van Benkoelen de dood vonden. Onder deze mannen bevonden zich talloze vrienden en kennissen van mij, waar onder ook mannen uit Zeeuwsch-Vlaan deren. In dit laatste vond ik aanleiding om de navolgende droevige geschie denis van het torpederen van dat tran sportschip, opgetekend door één der zeer weinige overlevenden en afgedrukt in de nummers 17, 18 en 19 van het Nibeg-orgaan (Orgaan van de Neder- FlUiLLEÏON 29) door P. DE VRIES „En U woont in een land, waar de vrouw nagenoeg evenveel rechten heeft als de man. Mij dunkt, dat in het jaar 1950 een motief als het Uwe niet meer steekhoudend is. Wanneer U even in aanmerking neemt, dat ik alle moeilijkheden, verbonden aan het ma ken van een reis van Holland naar Australië, het zoeken van één man in een land, dat tientallen malen groter is dan het onze, met succes bekroond heb overwonnen en er ten slotte in slaagde om ongemerkt dit schip te betreden en me verborgen wist te houden tot we in volle zee waren, dan mag ik toch aannemen, dat U niet zo onsportief zult zijn om tot de kapitein van dit schip te zeggen: Keer om, we gaan eerst terug om die vrouw aan land te brengen. Wilt U mij - om in scheepsterminologie te blijven - in het <v MEDISCHE o° Langestraat 38 a OOSTBURG lands-Indischen Bond van ex-krijgsge vangenen en geïnterneerden) van 7 en 2g September en 12 October van dit jaar, in „De Schakel" te doen afdruk ken. Hier volgt dan dit relaas De ramp van de „Yunyo Maru" Herinneringen van een schipbreukeling. In het Orgaan van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie „Nederland in Oorlogstijd" waarvan het laatste nummer verscheen, komt een beschrij ving voor van de ondergang van het Japanse transportschip „Yunyo Maru", afkomstig van een Nederlander uit Indonesië. Ter inleiding wordt er op gewezen, dat een der grootste schrikbeelden uit de bezettingstijd van Nederlands-Indië was het transport over zee. „Hoeveel gevangenen en koelies de Japanners over zee hebben weggevoerd en hoevelen daarbij zijn omgekomen, zal wel nooit vastgesteld kunnen wor den. Al in 1942 begonnen zij krijgsge vangenen naar Japan over te brengen, om hen daar als arbeiders te gebrui ken op scheepswerven, in mijnen en fabrieken. Toen het onzalige project van de Birma-Siam-spoorlijn werkelijk heid moest worden, gingen daar ook ettelijke groepen heen, waarbij onder- weg grote verliezen werden geleden door het torpederen der transportsche pen. Hoe meer de tijd voortschreed, hoe onzekerder de behouden aankomst van dergelijke transporten werd, want de Geallieerden drongen steeds verder het Groter-Oost-Azië-gebied binnen en voor hen moest een schip een schip zijn; zij konden zich niet om de inhoud bekommeren, die hun trouwens onbe kend was". „Het transport met het Japanse stoomschip „Yunyo Maru" is een spre kend voorbeeld van wat zo'n reis wilde zeggen. De onzekerheid voor het waar heen, de zorg om alles wat men moest achterlaten, de vrees voor torpedering, het ontbreken van hygiëne aan boord, de deprimerende ziektegevallen onder weg, dat alles maakte de overtocht tot een verschrikking. Het schip was, als altijd bij dergelijke reizen, volgepropt met mensen; dat was een der redenen voor het grote aantal slachtoffers bij de torpedering." De in het bezit van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie zijnde ver slagen over de ondergang van de „Yunyo Maru" vallen in twee groepen uiteen. Dat is toe te schrijven aan het gezicht van de haven doen stranden? Ik heb in Holland al mijn bezittingen ten gelde moeten maken om voldoende financiën voor de reis bijeen te krij gen en als ik deze tocht tot het einde mag meemaken, is er een krant in Holland die de verslagen, die ik er van maak, behoorlijk zal belonen, waarmede ik zodoende de terugreis weer verdien. Maar als U mij naar Townsville terugbrengt, zal ik geen gelegenheid meer hebben om naar Holland terug te keren en is mijn tocht een mislukking geworden. Wilt U me dit aandoen?" „Ja maar," weerlegde Whiteheaven, die al begon te weifelen, „U bent een vrouw „Juist, maar een vrouw die haar mannetje staat, als het nodig is. In dien U en de kapitein zulks wenst, wil ik wel even een demonstratie ge ven en een robbertje vechten met een der matrozen. Of hebt U nooit ge hoord dat de Hollanders niet zo ge makkelijk zijn, als het er op aan komt?" „Whiteheaven lachte even. „Jawel, de Hollanders," antwoordde hij, de feit, dat de overlevenden op twee plaatsen aan land zijn gezet en geen contact meer met elkaar hebben gehad. In hoofdzaken stemmen hun verkla ringen echter overeen, hoewel het meeste pas na de oorlog en uit het geheugen is opgetekend. De feiten, zoals die uit verschillende bronnen zijn te reconstrueren, vermelden we hier in het kort. 14-9-1944. Een transpors krijgsge vangenen uit het kampement van het 10e Bataljon Infanterie te Batavia, waar bij vele leden van de Stadswacht te Batavia, wordt naar Tandjong Priok gebracht voor verder vervoer. Waar schijnlijk zijn op 14 en 15 September ook krijgsgevangenen uit andere kam pen te Priok aangevoerd, evenals een groot transport romusha's (onder zekere pressie geworven inheemse arbeiders). 16-9-1944. Het Japanse stoomschip „Yunyo Maru" vertrekt van Tandjong Priok met krijgsgevangenen en koelies aan boord. De inscheping was reeds op 14 Sept. begonnen. De bestemming was Padang vanwaar de gevangenen en romusha's verder vervoerd zouden wor den voor het werk aan de spoorweg van Moeara naar Pakan Baroe (Mid den Sumatra). 18-9-1944. Ss. „Yunyo Maru" wordt te 18.10 uur Tokiotijd door de Britse onderzeeboot Tradewind getorpedeerd op ongeveer 2 graden 53 minuten zui derbreedte en 101 gr. 10 min. ooster lengte ter hoogte van Bengkoelen op de westkust van Sumatra. De plaats van de ramp ligt op circa 15 zeemijl uit de wal bij Moko-Moko, welke naam bij de overlevenden het best onthou den blijkt te zijn. Er zijn ongeveer 5000 slachtoffers, onder wie bijna 1500 Europeanen 19-9-1944. Overlevenden van ss. „Yunyo Maru" komen aan te Indra- poera en te Padang. 21-9-1944. De overlevende Europe anen worden verzameld te Padang en naar Pakan Baroe vervoerd. De torpedering geschiedde kort voor donker, waarbij het schip in het mid den getroffen werd; het zonk niet aan stonds, doch is tenslotte gebroken. In een deel van het schip ontstond een paniek, op andere plaatsen bleef alles rustig. Reddingsmiddelen waren er in het geheel niet, alleen de Japanners hadden zwemvesten met de bekende lichtjes. Er was vrij veel drijvend klemtoon leggende op de beide laatste lettergrepen. „Maar de Hollandse vrouwen even min. Ik heb een paar jaren jiu-jitsu beoefend en er is vrijwel geen tak van sport, of ik heb er aan gedaan. Maakt U zich over mij maar geen zor gen. Kom, mijnheer, wees sportief, zo als ik weet dat de meeste Australiërs sportief zijn en zeg kort en bondig: Best, U moogt mee, maar op eigen risico. Dan komt het wel in orde. En dan moet de kapitein maar zeggen, op welke wijze ik mij aan boord verdienste lijk kan maken. Mijnheer Vari Bergen weet bijvoorbeeld, dat ik ook behoor lijk kan koken. Kent de kapitein de echte Hollandse spekpannekoeken Als ik ze voor U klaar maak, kapitein, dan wilt U ze iedere dag „We hebben een kok aan boord en een koksmaat," antwoordde Bream, hoewel minder stroef. „En ik blijf er bij dat U niet verder kunt meegaan". Whiteheaven keek Kees aan en vroeg „Wat denk jij ervan?" Josien draaide zich even naar hem toe en zei zacht in het Hollands„Toe materieel, zelfs was er sprake van bo ten. De reddingspogingen, ondernomen door twee Japanse oorlogsscheepjes, die vermoedelijk het escorte vormden (torpedoboot? mijnenveger?) waren kennelijk in de eerste plaats bedoeld voor de Japanners. De overlevenden werden op verschillende plaatsen tus sen Bengkoelen en Padang aan land gezet, soms pas 12 tot 20 uur na de ramp. Zeer velen zijn omgekomen in de ruimen, aangezien het op de over volle boten niet mogelijk was, snel ge noeg naar boven te komen. Van hen, die te waterwaren gesprongen, is slechts een klein deel gered. Onderlinge hulp is vermeld, doch ook het omgekeerde. Van gruwelen, zoals het afhakken van handen van drenkelingen, die zich aan een boot vastklampten, wordt in de verslagen wel gesproken, maar men vermeldt het als „van horen zeggen," zodat twijfel mogelijk is. De behande ling aan boord van de Japanse oor logsschepen was soms slecht, individueel soms vrij goed. De tucht bij de Ja panse soldaten, die als bewakers mee voeren, was volkomen verdwenen (een normaal verschijnsel overigens bij de Japanners in dergelijke gevallen), zodat men na de landing zelfs zonder moeite weg had kunnen lopen, had men slechts geweten waarheen. Het oorspronkelijke aantal opvaren den kan niet met stelligheid worden opgegeven. Er moeten tussen de 1500 en 2000 Europeanen, Ambonezen en Menadonezen aan boord geweest zijn, allen krijgsgevangenen. De O.D.O. (Op sporingsdienst Overlevenden) te Ba tavia gaf in 1949 een aantal op van 1172, doch dat is waarschijnlijk te laag, omdat alleen diegenen genoemd werden, van wie bekend was geworden, dat zij inderdaad aan boord waren. Verder zullen er 4 a 5000 koelies in gescheept zijn geweest, van wie slechts zeer weinigen gered zijn, zoals gewoon lijk bij dit soort rampen. Een volledige namenlijst zelfs alleen van de Euro peanen zal vrij zeker nooit samenge steld kunnen worden. De naam van het getorpedeerde schip werd ook opgegeven als „Junyo Maru," zelfs als „Zunyo Maru". Vol gens sommige gegevens was het schip het voormalige Britse schip „Deslock," groot 5065 BRT, thuisbehorend te Shanghai, dat in December 1941 in de Gele Zee was buitgemaakt. Het reeds oude schip verkeerde in vrije slechte staat en liep ongeveer 8 a 10 zeemijl per uur. Thans ontlenen we een en ander aan de „Herinneringen van een schip breukeling". Twee transporten. Verzameld uit verschillende andere Kees, mats me een beetje." De aangesprokene zuchtte eens en antwoordde de ingenieur, terwijl hij nadenkend naar de vloer van het ver trek keek: „Ja, wat ik er van denk? Dat is moeilijk. Om te beginnen is het een landgenote van me en dat trekt, nietwaar? Ik moet eerlijk zeg gen, dat ik, na hetgeen ze verhaalt heeft over haar reis en zo, bewonde ring gekregen heb voor haar doorzet tingsvermogen. Alleen al het feit, dat ze er achter gekomen is, dat dit jacht de reis gaat maken, wel, iedere an dere jonge vrouw zou het niet klaar gespeeld hebben. Petsoonlijk lijkt het me ook niet erg om een vrouw aan boord te hebben. Ik weet trouwens niet eens, of er wel een behoorlijke hut voor haar is, aangenomen, dat ze mag blijven. Maar ik denk toch wel een oplossing gevonden te hebben, die in dat geval de beste zal zijn. Daarom stel ik voor, dat we dit geval langs radiografische weg voorleggen aan directeur Thompson. En zijn be slissing uitvoeren. Gestel, dat de heer Thompson zegt, dat Josien aan boord

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1951 | | pagina 1