Oude Liedjes CORSETTEN Het verlaten eiland E SCHAKEL ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Drukkers-UitgeverijFirma SMOOR DE HULSTER - Dorpsstraat 10 WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 7e Jaargang Nummer 341 Vrijdag 27 JULI 1S51 BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,per kwartaal; franco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 10 cent per m.m. bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder hr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra door Anonymus. Als op de morgen van de 2de Paas dag in de Groe de kerkdiensten ge ëindigd waren, schaarde „Eendracht Maakt Macht" zich in slagorde, maakte een wandeling met muziek rond de Ring en gaf daarna nog enige num mers ten beste in „De Drie Koningen", waarmee dan de kermis, de eerste in de streek, geopend was. Ik schrijf opzettelijk „schaarde, maakte", enz., omdat ik niet weet, of het nog op die manier gebeurt, 't Zou jammer zijn, als het niet zo was, want dat zou bete kenen, dat er alweer een oud gebruik verloren gegaan is. In ieder geval, een halve eeuw geleden gebeurde het nog op die wijze en het gaf aan de kermis daardoor een bijzonder cachet. Het was - zo zou men het kunnen noemen - het officiële begin van de pret. Later op de dag werd dan nog de kermis „uutg'aold", bij welke gelegenheid ie mand, als regel met een fles jenever in de hand, zittend op een ladder werd rondgedragen. Uiteraard werd daarbij de inhoud der fles danig aangesproken. De volgende dag werd de kermis „begrao- ven", waarbij de persoon in kwestie, al of niet dronken, ditmaal liggend op de ladder (hij moest immers een lijk, n.l. de kermis voorstellen) werd rond gedragen. Beide vertoningen waren nog al weerzinwekkend, en de kermis ver liest er niets bij, als ze in onbruik ge raakt zijn. Strijk en zet arriveerden op die 2de Paasdag de liedjezangers (ik meen, dat ze uit Bergen op Zoom vandaan kwa men) om aan het kermispubliek de nieuwste „schlagers" te brengen, zoals ze dat tegenwoordig noemen. Wij wa ren destijds nog niet zo geleerd en spraken maar eenvoudig van een „kèr- mesliedje". Ieder jaar kwamen die zan gers (en ze zongen werkelijk goed) met een speciaal lied, dat ze de hele dag door, nu hier, dan daar, ten beste ga ven, zodat de melodie er bij de ker- misgangers al spoedig m zat. Met de woorden ging dat niet zo vlug, maar dat was minder erg, want voor een paar centen kon je de tekst van het lied kopen. De zangers hadden ze kant en klaar bij zich. Dat het papier zo rot was als een mispel en onze Neder landse taal er in de regel niet al te best afkwam, dat moest maar op de koop toe genomen worden. Waar die liedjes oorspronkelijk ieder jaar vandaan kwamen, is niet gemak kelijk na te gaan. Soms waren ze van vreemde oorsprong, of ze hadden be trekking op plaatselijke gebeurtenissen FEUILLETON 17) door P. DE VRIES „Als je daar wat zou overkomen, zou ik me geen raad weten". „Och, onzin, ik ben toch geen klein kind meer. Ik heb je al eerder gezegd, dat ik mijn mannetje heus wel sta, als het nodig is. En „Houd er nu alsjeblieft over op," sneed Kees kribbig af. „A's je wilt dat we goede vrienden blijven, stel je dit dolzinnige plan uit je hoofd. Er kan niets van inkomen". Ze ging overeind zitten. „Wel, dan ga ik mijn eigen weg, beste jongen. Maar geen macht ter wereld zal me kunnen beletten op eigen initiatief naar dat eiland te reizen". De stemming was bedorven en na een kort poosje liepen ze zwijgend door het donker wordende bos terug naar de wagen. Na dien had Kees het meisje nog een keer gezien. Ze had joviaal de v p T c k/ o° 4/ MEDISCHE Langestraat 38 a OOSTBURG (bij voorkeur moorden), terwijl ook de politieke toestanden dikwijls stof lever den. Sommige liederen hebben zelfs een internationale vermaardheid ver kregen. Dat is o.a. het geval met een melodie, welke jarenlang bekendheid genoot. Dit lied was in Frankrijk in zwang onder de titel „Après le bal", werd ook in Engeland gezongen onder dezelfde naam „After the ball is over", terwijl het hier te lande eveneens zijn titel behouden had „Na het bal". Het was een vlotte, gedragen melodie in walsmaat, jarenlang heeft het liedje zich gehandhaafd. De oudere lezers zullen zich het refrein, dat van alle liederen altijd het beste in het geheu gen blijft hangen, nog wel herinneren Als na het bal de gasten Vrolijk zijn heengegaan, En 't maanlicht door de ruiten Gluurt vochtig als een traan, enz. Een ander lied - van Engelse oor sprong dat eveneens lang bewaard is gebleven, heette Daisy Bell, met als refrein Daisy, Daisy, geef mij het jawoord, toe! Aan jou denk ik Bij alles, wat ik doe. Maar kind, denk niet rijk te trouwen Een rijtuig kan ik niet houwen, Maar wel een fiets. Dat is toch iets En wij zullen eens kijken hoe. Uit de beide voor-laatste regels blijkt wel heel duidelijk, dat het een liedje uit de oude doos is. Immers, wie spreekt er tegenwoordig nog over het houden van een rijtuig, terwijl een fiets thans een alledaags gebruiksvoorwerp als iets bijzonder aantrekkelijks wordt genoemd. Een ander kermislied, dat destijds bijzonder in de smaak viel, is vermoe delijk geheel van Nederlandse oor sprong. Ik heb de melodie tenminste nimmer anngetrofien op Engelse, Franse of Duitse woorden. De tekst droop van sentimentaliteit, wat misschien juist de oorzaak was, dat het zoveel opgang maakte. En dan de melodie viel in de smaak. De titel herinner ik mij niet meerwel de melodie (evenals de beide vorige in walsmaat) en enkele brokstukken van de coupletten. Het begon als volgt Geen hout meer in de schaam'le hut, Geen vuur, geen stukje brood En verder hand opgestoken, maar was doorge reden. „Jammer, want het is een verdu veld aardig kind. Alleen: niet genoeg vrouw". HOOFDSTUK XI. 's Maandagsmorgens reed de Chrys ler naar Amsterdam. Van Bergen en zijn vrouw deden Kees uitgeleide. De avond tevoren had men in intieme kring doorgebracht. Joop moest die avond weer naar zijn garnizoen en Kees had hem naar de trein gebracht. Met een stevige handdruk hadden de broers afscheid van elkaar genomen. Maar het afscheid op Schiphol was anders. Mevrouw van Bergen kon haar tranen niet weerhouden en zelfs Kees' vader had moeite om zich goed te houden. Kees legde beschermend een arm om ziin moeder en troostte haar. „Misschien ben ik over een paar maanden alweer terug. Heb over mij maar geen zorgen. Ik doe wel voor zichtig. Routine heb ik genoeg uit mijn diensttijd en als het blijkt, dat er een Wij hebben honger, moederlief, En 't is vandaag zo koud. Zij drukt haar kind'ren aan het hart, Gaat schreiend naar het woud. Zij sprokkelt onder sneeuw en ijs Het dorre hout, en moe Keert zij met haren zwaren last Weer naar haar woning toe. Zoals ik boven al opmerkte, waren plaatselijke gebeurtenissen, bij voorkeur moorden, vaak de reden, dat iemand zich aan het dichten en componeren zette om in woord en muziek zo'n gruwelijk voorval uit te beelden. Het werden dan wel niet speciaal kermis- liederen, maar toch genoten zij, ondanks het feit, dat tekst en melodie vrijwel ongenietbaar waren, in de omgeving der misdaad grote belangstelling. Als voorbeeld hiervan noem ik het lied van de moord op de Marolleput Machiel Lampier, dat is de dader, Die we hier schetsen in ons lied, enz. Een merkwaardigheid is, dat zovele van die liedjes (met de vier, die ik aan haalde, is dit het geval), in walsmaat geschreven stonden. Misschien vindt dit zijn verklaring in het feit, dat de wals destijds de meest geliefde dans was. In die tijd kon dan ook vrijwel iedereen werkelijk walsen, wat bij de beoefenaars van de moderne danskunst op geen stukken na het geval is. Als er tussen het schuif- en huppelreper toire van tegenwoordig per ongeluk nog eens een wals verzeild geraakt, zie je verscheidene dansers de gekste voetenbewegingen maken. Een ander bekend „moord"liedje ditmaal niet in walsmaat was dat, waarin de moord van Zaamslag be zongen werd Toe, Cornelis, sakkerju, Slaat er maar op met de paraplu 'k Zal je wel helpen, enz. In beide moordliederen was de reden van het misdrijf, wat de Fransen noe men „Cherchez la femme", of in nuchter Hollands gezegd „Er was een vrouw in het spel". Die moordenaar van de Zaamslagse molenaar de Kraker heb ik later leren kennen. Hij was afkomstig van een dorp, waar ik enkele jaren gewoond heb, en kwam daar na zijn ontslag uit de gevangenis weer terug. Evenals in veel dorpen stond daar ook geregeld 's avonds een troepje „op den oek", en daar was hij ook altijd te vinden. Maar stilstaan deed hij nooitrusteloos aannemelijke oplossing is te vinden voor het verdwijnen van die mensen op dat eiland, keer ik weer zo gauw mogelijk terug hoor!" De douane-formaliteiten waren spoe dig afgelopen. Kees had slechts één grote koffer met de meest noodzake lijke kleren bij zich. Wat hij voorts nodig had, zou hij toch in Australië moeten aanschaffen. Nog een laatste kus, een laatste handdruk en de beide oudjes bleven op het platform eenzaam achter, ter wijl ze zagen, hoe hun zoon met de andere passagiers veerkrachtig naar het grote vliegtuig liep en na nog maals joviaal gewuifd te hebben, door de deuropening naar binnen ging. Daar kwam het sein van de ver keerstoren, de propellers gingen snel ler draaien en langzaam taxiede de Convair naar de startplaats. Zwaarder bromden de motoren. Van Bergen en zijn vrouw zagen nog even een wui vende hand voor een der raampjes, toen zette het vliegtuig zich langzaam in beweging, maar steeds sneller werd de gang en halverwege de startbaan drentelde hij heen en weer. 's Nachts werd hij naar ik van zijn familie vernam gekweld door angstige dromen, die soms het karakter van een nachtmerrie aannamen. Het leek wel, of de schim van de man, die hij terwille van diens vrouw vermoord had, hem voortdurend achtervolgde. Er was destijds nog een liedje over een moord in zwang, dat als ik me niet vergis betrekking had op een roofoverval, waarbij ten slotte een slachtoffer viel. Dat was de moord van Raamsdonk. Noch van de melodie, noch van de tekst kan ik mij iets her inneren, op twee regels na. Ik hoorde het destijds voordragen door iemand, die de woorden waarschijnlijk ook niet best meer kende en er daarom, ter wille van het rijm, maar wat van maakte. Die twee regels luidden aldus De moordenaars, ze grepen hem En begoten 'm met pe-tro-lé-èm. Ondanks het droevige van de inhoud ging er bij het verhaspelen van dat laatste woord het moest immers rijmen op „hem" een daverend ge lach onder de toehoorders op. Ook de politieke toestand spoorde vaak tot „componeren" en „dichten" aan. Een voorbeeld hiervan is een liedje, dat ontstond tijdens de oorlog van de Zuid-Afrikaanse republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat tegen Engeland van 1899-1902, bekend onder de i\aam van de Transvaalse Boeren oorlog. Daar in de genoemde repu blieken de blanke bevolking groten deels afstamde van Hollandse pioniers, waardoor de landstaal er ook een soort Nederlands was, was de stemming in ons land destijds heftig anti-Engels, hetgeen blijkt uit de vier onderstaande regels van het liedje, waarop ik 7.0 even doelde Arme vrouwen en kind'ren Sturen ze naar de moordenaarskampen [henen. O, wat een schande Lage daad van Engeland Uit deze regels blijkt, dat de concen tratiekampen niet uitgevonden zijn door onze „beschermers" van i940-'45, maar dat ze ook reeds vroeger be stonden, zij het dan in menselijker gedaante, al zou men dit uit de betite ling „moordenaarskampen" niet opma ken. Een ander lied met een politieke achtergrond voert ons naar Frankrijk. Oudere lezers zullen zich nog het schan daal daar te lande herinneren, dat al gemeen bekend geworden is onder de naam van „de Dreyfus-afiaire". Het is hier niet de plaats om daar diep op in te gaan. Laat ik volstaan met te zeggen, dat kapitein Dreyfus wegens verhief het glanzende gevaarte zich van de grond De reis naar Saint George was begonnen. Het tweetal acbterblijvenden keek de Convair na, tot het nog een kleine zwarte stip in de lucht was. En toen keerden beiden zich zuchtend om naar de Chrysler, die geduldig op de par keerplaats stond te wachten. Een half uur na het vertrek kwam een kleine zwarte Morris in razende vaart naar Schiphol gereden. Het hek ging open en de wagen reed naar de ingang. Een meisje in een donkerbruin man telpakje stapte haastig uit en liep met een door naar het gebouw, waarin ze de eerste de beste employé, die ze tegen kwam, aanklampte. „Is het lijnvliegtuig naar Djakarta al weg?" informeerde ze gejaagd. „Ja, dame," antwoordde de man beleefd. „Al meer dan een half uur". Verslagen vielen haar handen neer. „Dan ben ik toch nog te laat," zei ze. Maar opeens werd ze weer actief. „Kan ik misschien de passagierslijst even inzien? Ik ben journaliste". Met-

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1951 | | pagina 1