ZONDAGMORGEN DE ZONDEN DER VADEREN. Bijgeloof. ROZENOORD De schakel ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 7e Jaargang Nummer 323 Vrijdag 23 MAART 1951 Drukkers-Uitgeverij: Firma SMOOR DE HULSTER - Dorpsstraat 10 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,per kwartaal; franco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 7 cent per m.m. bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra Ditmaal geen huilende stormwind, rukkend aan ons huis, geen krakende hagel, geen motregen, geniepig tok kelen op de ruiten. Neen, de morgen zon is er. Van even boven de horizon legt ze haar zachte schijnsel op de wereld, 't Geen alles nu juist zo mooi maakt. Hoeveel inniger groen is nu het jonge gras op weiden en dijken dan midden op de dag. Als aderen van wittig marmer liggen de duinpaden op de flanken der duinen. Wat een morgen! Kom, nu eens niet denken aan Korea en de ellende, die wakkere kerels daar te doorstaan hebben of aan de verworpelingen van Ambon, niet peinzen over de laatste neer te halen Hollandse vlag in ons weggeworpen Indië. Neen, liever nu luisteren naar de leeuwerik, die zich daar de lucht inwerpt. Hoe hoger hij stijgt, hoe fijner de toontjes die op ons neerdruppelen. Op de eerste van deze Sprokkelmaand deed die lentegast zich reeds horen. Met veel drukte scharrelen de kip pen op het „oopof" van buurman rond. Ze voelen reeds wat van de naderende lente en leveren schijngevechten. Het wit van hun veren kwam nimmer zo mooi uit als in de schijn dezer mor genzon. Het houdt het midden tussen zilver- en goudachtig. Tussen de kip pen door scharrelt als een bekende in deze vogelwereld een wild konijntje. Rustig zit het op de achterbouten en „wast" zich de snuit om plotseling weer onder de heg te vliegen, als een fietser voorbij rent. Spoedig zullen verre kerkklokken van verschillende kanten aan het lui den gaan in ijl getingel, wegzinkend en weer oplevend in zuivere klanken. Een der klokjes echter klinkt van heel ver zo ongeveer alsof een jongen zich uitleeft op een blikken pul door bewer king met een stok. En toch gaat er bekoring uit van deze ijle geluidjes. Langs een zandpad klimt een jong gehuwd paar naar de duintop. Als hun levenszee even geëffend mag zijn als de kalme zee waarop zij nu staren, zullen ze geen zware dobbers te vrezen hebben, 't Zij hun toegewenst. Buurman van ,,'t plekje" is vroeg vandaag. Op blank geschuurde klom pen stapt hij Davidwaarts voor een praatje. Die David! Ik wilde kortge leden een stoepsteen vervoerd hebben naar mijn woning, maar hij verklaarde eenvoudig iets beters voor mij te heb ben. Had hij ook! Volgende dag lagen enkele grote lichtkleurige tegels voor mijn hekje, keurig ingelegd als door de metselaar zelf gedaan naar de regelen der kunst. Maar geen duit kon ik FEUILLETON 87) door PEDLER. Des nachts was Herrick druk bezig geweest met pakken en met allerlei dingen op te ruimen - oude brieven, waardeloze prulletjes - die zich zo licht opzamelen. Er waren een paar dingen geweest waarbij ze geaarzeld had of ze zou bewaren of niet. Een klein - heel klein pakje brieven, korte krab beltjes van Mac, het programma van een concert in Tanborough waar ze samen op een middag heen waren ge weest, een klaverblaadje van vier dat hij eens voor haar had geplukt en waarbij hij lachend gezegd had: „Ver lies je geluk niet". Ze v/as Spartaans geweest in haar opruimerij en nu, deze laatste morgen toen ze haar zitkamer rond keek om te zien of er iets vergeten was, zag de kamer er, ontdaan van de bekende kleinigheden, kaal en onbewoond uit. Ze liep naar het venster en keek ver kwijt ervoor. Weer echt een belevenis voor onze havenwijk. Die David hé? Ginds gaat „de ouwe Ko" eveneens dezelfde richting uit. Bezwaarlijk zal men iemand treffen die smakelijker zijn pijpje trekt dan Ko. „Maor in den oorlog meneer" zegt hij „was t'r be- kant geen toebak te kriegen en van èrmoe rookten ik van alderleien bucht en toen kreeg ik 't zo te pakken, dat d'n dokter d'r an te pas most kommen. Afijn, op 't kantj' af kosten z'in SIuus- kille in 't ziekenuus me d'r nog deuraolen." En toén dacht ik de enigs zins gebogen maar nog krachtige ge stalte vóór mij meer nauwkeurig be ziend- „Nou Ko, maar dat jij lang geen duts. bent, zal toch ook wel tot de genezing bijgedragen hebben." Opeens lopen thans buurmans kip pen alle dezelfde kant uit. De oorzaak laat zich gemakkelijk gissen. Izak is in aantocht met een emmer varkens voer en daar willen de immer-pikgra- gen haar deel van. Het hele eskadron „schuddegattend" in belachelijke loop pas achter Izak aan. De haan die anders een gevonden tarwekorrel zich uit de mond spaart om er een zijner dames mede gelukkig te maken, is nu de felste hardloper van allen. Hij heeft reden te vermoeden, dat Izak aanstonds om van dit gevolg af te zijn een paar scheppen van het varkensvoer op de grond zal „kletsen", een handeling overigens, welke een luid knorrend protest van de wachtende dikhuid in het varkenshok gaande maakt. Het beest staat nu werkelijk met de voor poten over de bochtwand en uit zijn ongeduldige doening spreekt duidelijk „Laat die schooiersbende naar de weer ga lopen; 't komt alles mij toe!" Gaat het bij de mensen niet even zo Nog meer hanen zijn er op buur mans erf, doch hun is het niet gege ven te heersen over de kippenharem. De hardloper van zoeven staat hen niet het minste onderonsje toe met een der dames. Die zich daartoe verstout, wordt zonder pardon hardhandig weg gewerkt en zijn uitverkorene wordt hem afgenomen met al de gevolgen van dien. Gaat het bij de mensen niet even zo Och, de dieren, de zon, de duinen - er is zoveel moois op de wereld. Zie, het landschap is als schuchter om deze vleug van een vroege lente te aan vaarden. Wel de leeuwerik doet zulks. Reeds weer hangt hij in de lucht. Hoger zweeft hij zingend, steeds maar hoger op die kleine, doorzichtige wiek jes. Wat wil, wat zoekt hij „Al zijt gij klein om te wezen onder de duizenden moeid uit in het park. Overal lente - lente met haar belofte van zomer, haar belofte van vervulling. Ze voelde haar ogen vochtig worden en veegde er haastig met haar hand langs. „Wees niet sentimenteel," beknorde ze zichzelf en zich bruusk van het raam afwendend, zag ze Lady Bridget op de drempel van haar kamer staan. Ze kwam zachtjes binnen en sloot de deur achter zich. „Wat ziet het er hier kaal uit zon der al je kleine prulletjes," zei ze rond ziende. „Herrick, kind, ik weet niet wat ik moet beginnen zonder jou". „Ik hoop, dat u me af en toe te logeren zult vragen," zei Herrick glimlachend. Lady Bridget keek haar met zachte ogen aan. „Daar kun je op rekenen," zei ze. Ze aarzelde en speelde met een brief, die ze in haar hand had. Herrick voelde haar adem in haar keel stokken. Was die brief voor haar? „Is die voor mij?" vroeg ze met droge lippen. „Ja," zei Lady Bridget, „hij is voor Een blauwachtig waas trekt over de duinen. Over een effen zee glijden snelle boten, varende naar, God weet, welk ver land. De gunstige stroming draagt ze snel voorbij. „Goede reis, goed stuur1" Ons ontbijt wacht. Tot ver in de kamer jubelt de zon. En komt nu waarlijk door de radio niet de eerste symphonie van Bizet? Van schoonheid spreekt ze, van jeugdige overmoed - durf! Wat een Zondagmorgen! Och 't leven is nog zo slecht niet. L. B. 11. Naast bijgeloof als uitvloeisel van ge brek aan verstandelijke ontwikkeling be staat er nog een andere vorm, die ik het „alledaagse" bijgeloof zou willen noemen. Daarmee zijn nog tal van mensen in onze verlichte 20ste eeuw behept, zoals ik later met enkele voor beelden zal aanduiden. Een hardnekkige vorm van bijgeloof was het geloof aan geesten of spoken. Ik zal op de velerlei vormen (aard geesten, luchtgeesten, watergeesten, enz.) niet verder ingaan, 't Is niet de bedoe ling om een boekdeel te vullen. Alleen wil ik even wijzen op een merkwaar dig overblijfsel van het geloof aan wa tergeesten. Kinderen worden gewaar schuwd om niet te kort bij het water te komen, want daarin leeft Jan de Haak, die ze met zijn haakstok naar zich toetrekken zou, Nu alleen nog maar bedoeld om kinderen bang te maken, zodat ze van het water weg blijven In feite is het echter een over blijfsel uit de tijd, toen men algemeen geloofde aan het bestaan van een der gelijke geest. Over één spookvorm wou ik het even hebben. Algemeen geloofde men vroe ger - en sommigen misschien nu nog - dat de geest van mensen, die een ge welddadige dood gestorven waren, in de oude omgeving bleef ronddwalen. Het is deze vorrn van bijgeloof, waar door tal van oude kastelen in Engeland en Frankrijk destijds zo berucht waren. Voor dergelijke plaatsen hadden de mensen een behoorlijke dosis respect. Bijv.: Wie meer dan een halve eeuw geleden, voordat de zogenaamde nieuwe grintweg er lag, van Nieuwvliet naar Zuidzande ging, kon een stuk afsnijden door een zijweg te nemen, 1:waar een eenzame woning stond, het spookkot geheten. Velen maakten, overdag al thans, van die kortere weg gebruik, maar zodra de duisternis ingevallen was ging men bij voorkeur niet die kant uit. jou. Van je vader. Hij wou, dat ik je die zou geven op je een en twintigste verjaardag of op je trouwdag als je vóór die tijd trouwde". Een eigenaardig, onwerkelijk gevoel overmeesterde Herrick bij de gedachte, dat ze nu een brief ontving van een man, die meer dan drie, bijna vier jaar dood was. „Van mijn vader?" herhaalde ze ver baasd. Lady Bridget knikte. „Hij zond hem aan mij, vlak voor hij stierf en ik heb hem al die tijd bewaard. Ze duwde de brief in de hand van het meisje en verliet de ka mer, om opnieuw, zoals ze het zo vaak gedaan had gedurende de jaren waar in ze vergeefs naar Lindris' dochter zocht, een andere brief te lezen, met dezelfde dode hand geschreven en die de verzegelde enveloppe, die ze juist aan Herrick gegeven had, had verge zeld. „Als je deze brief kriigt, Bridget," luidde hij, „zal ik veilig uit de weg zijn. Ik m2g niet klagen. Ik heb fiink achter mijn geld aangerend en als ik En het moest al een heel onverschrok ken kerel zijn, die het na middernacht nog aandurfde. Immers, het oude rijmpje zegt: „Tussen twaalf en één is alles op de been". Met „alles" worden dan de geesten bedoeld. De gedachte aan dat rijmpje alleen was soms al voldoende om bijgelovige mensen de schrik op het lijf te jagen. Het zal nu bijna 60 jaar geleden zijn, dat aan de Marolleput onder Groede een boerenknecht zijn vrouw, zijn schoonmoeder en zijn schoonzuster ver moordde. De dader kreeg levenslang; het huis kwam leeg te staan, maar voor zover ik weet - kreeg de eigenaar het nooit meer verhuurd en werd het later afgebroken. Drie rondspokende geesten, dat was blijkbaar iedere huuriiefhebber te machtig. Nu is deze vorm van bijgeloof (aan spoken en geesten dus) van onschuldige aard. Alleen zij, die ermee behept zijn, ondervinden er zelf de last van Die onschuldige aard verdwijnt echter totaal, zodra er heksen aan te pas ko men Het geloof aan heksen is door de eeuwen heen de meest hardnekkige vorm van bijgeloof geweest. Men kan gerust zeggen, dat tot in de 16e eeuw iedereen er aan geloofde. Ik noemde eerder al de namen Keppler en Luther. Het kostte in de Middeleeuwen al heel weinig moeite om tot heks bevorderd te worden. Een aileen levende oude vrouw met een afstotend uiterlijk werd al spoedig niet vertrouwd. En als ze er dan nog een zwarte kat op na hield, was de zaak helemaal verdacht. Maar het moest beslist een vrouw zijn, want in tegenstelling met spoken en geesten was het heksen een voorrecht, dat al leen voor vrouwen was weggelegd. Wilde nu het toeval, dat iemand, tot wie deze vrouw enkele woorden ge sproken had, ziek werd, of dat op een boerderij, waar zij geweest was, de melk niet boteren wou, dan was zij voor goed als heks gebrandmerkt. (Wordt vervolgd). Van de betekenis van Rozenoord als tehuis voor ouden van dagen is ieder in principe wel doordrongen. Tot heden ontvingen we nog geen teken van het tegendeel, terwijl we „op de baan" wel tekenen van begrijpen en mede leven ontmoeten. De diaconieën der Ned. Herv. Kerk hebben er inderdaad wel aan gedaan om Rozenoord te stichten. Ze hebben daarmee de dagelijkse last van de zorg van zich afgeschoven, doch de betrok kenen hebben in Rozenoord een betere zorg gewaarborgd. De diaconiëen heb- voor de laatste hindernis ben blijven staan, was dat niet anders te verwach ten. Als je er zo van doorgaat als ik, moet je ten slotte toch het onderspit delven. Ik ga dus naar een plaats, waarheen geen retourkaartjes gegeven v/orden en het enige waar ik over tob is Herrick. De mensen zijn altijd ge neigd om veel te vragen om der wille van „vroegere dagen" en dat ga ik nu ook doen. Herinner je je het kind - een kleine rakker van vijf, toen je haar het laatst zag? Ze blijft zonder een sou achter als ik weg ben en met geen ziel op de wereld die naar haar om zal kijken. Zelfs als ik verkoos te blijven zou ik geen steek kunnen hel pen. Een vader in de gevangenis is niet direct een aanbeveling voor een jong meisje. Wil jij dus, rnet de vrien delijkheid van dat grote, ruime hart van je - want het is altijd een groot hart geweest, Bridget - haar wat op streek helpen in het begin? Ik voel, dat je het doen zult en ik ga rustig heen met die wetenschap. Geef het kind het ingesloten pakje als ze een en twintig is of, als ze

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1951 | | pagina 1