CANADA IS EEN RIJK LAND GEWORDEN.
DE ZONDEN DER VADEREN.
De schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
7e Jaargang Nummer 312
Vrijdag 5 JAN. 1951
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR <S DE HULSTER - Dorpsstraat 10 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,per kwartaal; franco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
(J. P. de Klerk).
Canada heeft in de afgelopen kwarteeuw meer nog dan voorheen de handen uit de mouwen gestoken. Vooral in de staalbranche, waarin
de Dominion Bridge Co. de belangrijkste plaats inneemt, met een twintigtal fabrieken. Op deze foto ziet U de tekenafdeling van de fabriek
te Lachine (Montreal), voor zover het de verwerking van staalplaat betreft.
In de laatste kwarteeuw hebben zich j hoeveelheden, reden waarom de juist
in Canada grote veranderingen vol
trokken, die de welvaart van het land
zeer ten goede zijn gekomen.
Veel te veel denkt men in Europa
nog aan een Canada van boeren, bur
gers en buitenlui.
Er zijn grote gebieden door nieuwe
verkeerswegen en sluiswerken bewoon
baar gemaakt. Daar wacht men op de
mensen, de emigranten. Zelfs uit de
U.S.A. trekken ondernemende lieden
naar Canada, omdat het land „boven
de grote meren" zoveel goedkoper is
en zoveel meer mogelijkheden biedt,
zonder belemmerende bepalingen. In
middels werkt de natie als zodanig
door.
Het past alles in elkaar.
Economisch staat Canada buitenge
woon sterk.
Het heeft zich ontwikkeld tot het
derde exporterende land ter wereld.
Dank zij de mogelijkheden, die de
industrialisatie er heeft.
De Dominion Bridge Company b.v.,
de grootste verwerkster van metalen
in Canada, heeft enorme krachtcentra
les gebouwd, vanwaar volop electriciteit
kan worden betrokken. En grondstof
fen bevat de bodem in onbeperkte
genoemde onderneming sinds 1882
steeds op een andere plaats nieuwe
fabrieken bij bouwde en zodoende
thans over een prachtig gedecentrali
seerd bedrijf beschikt, dat mensen en
materieel niet over te grote afstanden
hoeft te vervoeren.
Van deze onderneming drukken wij
hierbij ook een foto af en hopen, dat
deze, zij het zeer summier, het industri
ële deel van Canada waardig vertegen
woordigt.
De politiek van de Canadese regering
is erop gericht, de industrie te ont
wikkelen en haar door aantrekking
steeds uit te breiden. Zij voorziet een
trek van het land naar de steden en
daarin past de grotere actie voor het
verkrijgen van landbouwers vooral uit
Europa.
In de industrie werd in de afgelopen
tien jaar niet minder dan een totaal
bedrag van 25 milliard gulden geïn
vesteerd. Het grootste deel van dit
geld was afkomstig uit Engeland en
de U.S.A. Vanzelfsprekend ligt dit
alles in particuliere handen en is deze
ontwikkeling dan ook puur gezond. De
overheid financierde over diezelfde
periode slechts met 4V2 millioen, voor
een defensieproject.
De handelsbalans is over het alge
meen gunstig. Er ging voor 325 mil
lioen van Engeland naar Canada, en
Canada voerde op haar beurt voor 700
millioen uit. Wat Nederland aangaat
Tegenover een import van 132 mil
lioen konden wij slechts voor 1^/2
millioen exporteren (waarbij 1 industrie
het niet verder heeft gebracht dan de
export van 8 paar pantoffels!). Doch
de Canadese regering moppert daar
niet zo gauw over en kleedt zelfs nog
gratis een deel van ons leger aan, voor
het Atlantisch Pact. Misschien komt
het wel, omdat Canada zo blij is met
de reeds meer dan 30.000 Nederlan
ders, die sinds 1945 daar de welvaart
zijn komen vergroten
Uit de schitterende Kerstrede, die
H.M. de Koningin op 25 December j.l.
over alle Hilversumse zenders heeft
uitgesproken, wil ik het volgende
citeeren
„Komt allen tezamen."
Samenkomen is ons gelukkig moge
FEUILLETON
76) door PEDLER.
„Waar is mijn vrouw?" snauwde hij
en Herrick kreeg de indruk van de
beweging van een vergiftigde slang,
die zijn kop vooruitsteekt om te bijten.
Jem bleef volmaakt kalm.
„Hoe zou ik dat weten?" zei hij
koeltjes. „Waarschijnlijk thuis".
„Dat geloof ik niet," antwoordde
Sir Francis zijn ogen vals toegeknepen.
„Ik laat me niet zo makkelijk om de
tuin leiden. Ik weet toevallig dat ze
hier heen is gegaan. Waar is ze nu?"
„Ik vrees, dat ik u daarover geen
inlichtingen kan verschaffen," antwoord
de Beresford. „Maar ze is in ieder
geval niet hier".
„Denk je, dat ik je maar zo op je
woord geloof?" Sir Francis lachte min
achtend. „Geen sprake van". Hij deed
plotseling een uitval naar de gordij
nen en trok ze van elkaar. Jem balde
zijn vuisten.
„Ze is niet achter de gordijnen en
ik zeg nogmaals, dat ze niet hier in
huis is. Verlaat onmiddellijk het huis,"
begon hij op dreigende toon.
Nu kwam Herrick, die verschrikt
stil was blijven staan, impulsief naar
voren.
„Het is volkomen waar, Sir Francis,"
zei ze. „Carol is niet hier".
Mortimer draaide zich met onver
holen ergernis in zijn blik naar haar
om. „En wat voert u hier uit, als ik
vragen mag?" vroeg hij op zachte,
zoetsappige toon. „Mijn vriend Ke-
nyon zal het zeker erg interesseren
om dat te weten".
Het was alsof hij, nu de wrede triomf
die hij over zijn vrouw had hopen te
behalen, verijdeld was, toch zijn ver
giftige kaken in het eerste het beste
andere slachtoffer moest slaan. Een
ondeelbaar ogenblik aarzelde Herrick
en haar ogen zochten radeloos die van
Mac, naar een teken van begrijpen.
Doch dat was er niet. Het scheen als
of hij met opzet vermeed haar aan te
zien en zijn gezicht bleef hard en on
doorgrondelijk strak, alsof het uit mar
mer gehouwen was. Toen, voelend,
dat als Carol gered moest worden er
geen aarzeling mocht zijn, noch bij
haar noch bij Jem, beantwoordde ze
Sir Francis' vraag.
„Ik zou zo zeggen, dat dat vanzelf
spreekt," zei ze kalm en wees naar
de tafel met de resten van het souper
voor twee personen.
Mortimers doorborende ogen keken
gretig langs de tafel, toen krulde een
langzame, kwaadaardige glimlach de
hoeken van zijn grote, slappe mond.
„O, juist, ik zie het. Een klein sou-
pertje en téte-a-tête. Aardig, heel aar
dig, hè Kenyon?"
Kenyon keek nog steeds niet in
Herricks richting, doch in plaats daar
van rustten zijn ogen met een koude,
staalachtige glans eerst op' Jems ge
zicht en toen op dat van Sir Francis
zelf.
„Dan zal Miss Waylens tegenwoor
digheid hier je althans hebben over
tuigd, dat je verkeerd was ingelicht
over mijn zuster, Mortimer," zei hij
koel. „Ik heb nooit gedacht, dat je
haar hier zoudt vinden. Je hebt me
lijk, hoe verschillend wij ook denken.
Over 't algemeen evenwel voelen we
het Kerstfeest als het licht in de nacht,
de hoop in de nood, en we voelen de
behoefte, dit op de een of andere wijze
te beleven, en eens in 't jaar dit, als
een troost, ons te laten doorgloeien.
Dit willen we gaarne samen doen.
Daartegenover steekt dan af onze
mensen-machteloosheid, allen tezamen
datgene van onze wereld te maken,
wat we, elk van ons, zo duidelijk voor
ons zien, zoals het mogelijk zou moe
ten zijnzonder oorlog, zonder ge
brek, misschien zelfs zonder ziekte en,
als iedereen er zich ten volle voor gaf,
zelfs zonder haat en nijd. Daarbij mo
gen mensen onderling enigszins ver
schillen van idealen, maar hoofdzaak
is, dat vast staat, dat we vrede op
aarde willen, en die aarde veilig en
vruchtbaar, waar het leven goed is
omdat wij goed voor elkander zouden
zijn.
Dit. is onbereikbaar, zolang enkelin
gen, ja ook groepen, ja zelfs zeer grote
groepen zich buiten de gemeenschap
houden, of er zich tegen keren.
Laten we het bekennen, dat ons al
lerliefste wens zou zijn dat dat ver
anderde.
Maar intussen kunnen we de hand
aan de ploeg slaan, en beginnen de
naoorlogse gemeenschap wel degelijk
op te bouwen, voor zover dat binnen
ons bereik ligt.
Gelukkig is dat begin gemaakt maar
wij moeten er met volle kracht aan
doorwerken, wetende, dat als men aan
iets goeds werkt, er ook altijd iets
goeds uit voortkomt, zij het resultaat
ook soms anders dan was verwacht.
Deze gemeenschapsopbouw zal op
internationaal plan moeten geschieden,
even goed als tussen de verschillende
groepen van onze eigen samenleving
onderling.
Het zich stellen buiten de gemeen
schap, het niet meedoen, is de eerste
stap naar het strijden er tegen. Afzij
digheid in een strijd op leven en dood
is onbestaanbaar, het is een laffe uit
vlucht van de ziende blinde, die daar
door onvermijdelijk in het verkeerde
kamp eindigt.
En we kennen allen de gulden waar
heid van het feit, dat men het als deel
van een samenleving beter heeft, dat
men ook beter tot zijn recht komt, dan
alleen, eenzaam en mokkend in z'n
hoge souvereiniteit. Ik spreek niet over
gedwongen samengaan maar over
samenwerking. Dit woord houdt aller
vrijwilligheid en hoogste verantwoor
delijkheid in.
Dit alles geldt over de hele linie
Voor de enkele mens, het geldt tus
sen naties, en ook voor alle andere
dus, zoals ik verwachtte, voor niets
hierheen mee getroond".
Sir Francis streek met twee benige
vingers langs zijn kin.
„Toch niet geheel voor niets," zei
hij hatelijk. „Je hebt je kennis toch
weer vermeerderd, is 't niet? Hij
zweeg en voegde er toen peinzend bij:
„Mr. Beresford schijnt een man van
ruime opvattingen te zijn".
Deze steek trof doel. Er kwam een
woedende uitdrukking in Macs ogen
en hij maakte een plotseling heftig ge
baar - een gebaar, dat bijna onmid
dellijk door zijn ijzeren wil bedwongen
werd.
Doch Jem deed geen moeite zijn
boosheid in te houden. Sir Francis
bittere spot sneed doorzijn gespannen
zenuwen. Zijn arm schoot uit en zijn
sterke vingers grepen de oudere man
bij de kraag en schudde hem door
elkaar, zoals een terrier het een rat
doet.
„Het is alleen je leeftijd, die maakt,
dat je het pak ransel misloopt dat je
verdient, ploert," zei hij hees. „Maar
nu mijn huis uit - en gauw!"