Nieuw-Guinea DE ZONDEN DER VADEREN. A KE L ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAAN DEREN 6e Jaargang Nummer 297 Vrijdag 22 SEPT. 1S5Q Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR <S DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,— per kwartaal; franco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 7 cent per m.m. bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra -J Wanneer dit nummer van De Scha kel" onder de ogen van de lezers komt, zit de Tweede Kamer midden in een debat over de kwestie Nieuw- Guinea. Over de vraag, of dit restant van het voormalige Nederlandsch Oost- Indië al dan niet aan de souvereiniteit van onze Unie-partner, de nieuwe Re publiek Indonesië Serikat zal worden onderworpen. Een belangrijke kwestie, zo zegt de Nederlandse regering staats- vraagstuk nummer één, zo zeggen Soekarno en de zijnen. Een vraagstuk waarvoor men op de Ronde Tafel Conferentie al geen andere oplossing wist te vinden, dan dit voor een jaar uit te stellen. Een jaar na de totstand koming van de Unie tussen Nederland en de R.I.S. zou men over de toekom stige status van Nieuw-Guinea een be slissing nemen. Van Nederlandse zijde werd zoals gebruikelijk, wanneer men geen uitkomst ziet of geen spij kers met koppen wil slaan een commissie benoemd, die een uitvoerig rapport over deze aangelegenheid zou uitbrengen. Een drietal brave (ook deskundige mannen werd in de com missie benoemd en deze vroede mannen togen direct aan het werk. Ze begaven zich daarvoor ook eens naar Nieuw- Guinea, om zich ter plaatse van nog meer deskundigheid te voorzien en na een paar weken intense moeraslucht aan de Vogelkop, de Biasbaai en in Hollandia te hebben opgesnoven en geluisterd te hebben naar de verhalen van een paar Nederlands sprekende Papoea's, kwamen ze, boordevol van kennis over land en volk van Nieuw- Guinea, hier te lande terug om hun uitvoerig rapport aan de Nederlandse regering uit te brengen. Van dat ge wichtige document zijn uittreksels in de dagbladpers verschenen en daaruit kan het Nederlandse publiek met die commissie tot geen andere conclusie komen, dan dat Nieuw-Guinea niet aan de R.I.S. mag worden overgedra gen. De regering van de R.I.S. heeft het voorbeeld van de Nederlandse regering op de voet gevolgd. Zij heeft ook een (deskundige commissie benoemd en de drie leden van die commissie zijn ook naar Nieuw-Guinea geweest en hebben daar dezelfde moeraslucht ge roken en ook met Papoea's gesproken met een paar andere natuurlijk dan die, welke onze commissie daarvoor had uitgezocht. En aldus deskundig geworden, bracht ook de Indonesische commissie een even uitgebreid rapport uit als onze commissie. Ook van dit rapport hebben we een uittreksel in FEUILLETON 62) door PEDLER. Met zijn karakteristieke brutaliteit had hij de dag nadat ze geweigerd had met hem te trouwen door de tele foon gevraagd, hoe laat ze wilde gaan rijden en had tot antwoord een korte weigering gekregen. Doch schijnbaar had dat niet de minste indruk op hem gemaakt of hem enig gevoel van eigen tekortkomingen gegeven - de storm achtige scène die tussen hen had plaats gehad, had hem totaal niet uit het veld geslagen - en Herrick werd zich geërgerd haar eigen onmacht om door zijn arrogante zelfverdediging heen te breken, bewust. „De merrie heeft beweging genoeg gehad, al heb ik haar zelf niet gere den," antwoordde ze koeltjes. „Best mogelijk, maar als je iets goed gedaan wilt hebben, moet je het zelf doen," antwoordde hij. „En er was geen enkele geldige reden waar onze dagbladpers kunnen lezen en ook daaruit kan het Nederlandse publiek met de R.I.S.-commissie tot de con clusie komen, dat Nieuw-Guinea we! aan de R.I.S. moet worden overge dragen. Het zal de lezer niet ontgaan zijn, dat mijn vertrouwen in de deskundig heid van beide commissie's niet bijster groot is. Zo is het inderdaad, want geen enkel lid van die commissie's, de Nederlandse noch de Indonesische is een Nieuw-Guinea-kenner of specialist. Zij zijn geen van allen daar ooit werk zaam geweest en geen van allen heb ben zij dat onbekende, onmetelijke gebied, na Australië en Groenland het grootste eiland van de wereld, zelfs te voren betreden, laat staan, doorkruist. Wat weet ik, die dertig jaar in Indië ben geweest, wat wist men in Indië in 't algemeen, van Nieuw-Guinea Niets, totaal niets. Ik moet bekennen dat ik zelfs nog nooit een Papoea heb gezien en alleen van een plaatje weet ik, dat zij nooit gebrek hadden aan textiel en dat hun voornaamste kleding stuk was en nog is - een griffel koker van grote afmetingen. Gelukkig volk, dat niets te maken heeft met oplopende prijzen van wol en zich ook niet in schulden kan steken bij het toegeven aan modegrillen. Maar om op die deskundigheid terug te komen, die kan men alleen vinden bij enkele missionarissen en zendelingen die jaren op Nieuw-Guinea hebben gewoond en verder bij enkele tientallen bestuurs- en politiedienaren, die daar het Neder landse gezag vertegenwoordigden en voorts nog bij heel enkele geologen en natuurvorsers, die op Nieuw- Guinea naar bodemschatten en derge lijke hebben gezocht. Op die rapporten van genoemde deskundige(P) commissie's en aan de hand van inlichtingen van Minister Maarseveen die Nieuw-Guinea ook alleen maar op de kaart kan vinden zullen nu de Tweede en daarna de Eerste Kamer der Staten-Generaal een beslissing moeten nemen. Minstens negentig procent van die vertegen woordigers van het Nederlandse volk weet nog minder van Nieuw-Guinea dan ik en dat is dus heelemaal niets. En toch zal hun stem evenveel gewicht in de schaal leggen als die van hen, die wel iets van Nieuw-Guinea afweten. Is dat erg Naar mij voorkomt, in dit geval niet; Als ik Kamerlid was, dan Maar hoe kom ik zo ver waand om iets dergelijks te durven veronderstellen In de eerste plaats doe ik niet aan politiek, althans ben ik geen werkend lid van een politieke organisatie en in de tweede plaats kan ik niet behoorlijk kletsen of o.hren om je de volgende dag weigeren zou met me te rijden". „Vindt je van niet? Ik vrees, dat ik het niet met je eens ben". „Wel," zei Severn nadenkend, „ik vind het feit, dat je tenslotte toch met iemand zult trouwen juist temeer een reden om wèl dan niet met hem te gaan rijden". „Maar die reden die jij noemt, be staat in het geheel niet in dit geval," zei ze scherp. Op dat moment veroorzaakte Fiame, die ongeduldig heen en weer had ge danst, een consternatie door recht op haar achterpoten te gaan staan en het duurde een paar minuten voor Herrick haar weer tot de orde kon brengen. „Ik wou, dat ze nu maar een vos vonden," zei ze, toen de rust weer hersteld was. „Ik niét," antwoordde Gair kalmpjes. „Ik amuseer me. Je hebt me de laatste twee, drie dagen zo hardnekkig ont lopen, dat het een verfrissende nieu wigheid voor me is om weer in je gezelschap te zijn". „Het spijt me, dat ik het compli en in de derde plaats ben ik te dom om ja te zeggen als men wil dat ik neen zeg, enz., enz. Maar toch, aan genomen dat ik lid was van de Tweede Kamer, dan zou ik, ondanks het feit dat ook ik niets van Nieuw-Guinea afweet, toch naar eer en geweten stemmen vóór overdracht van Nieuw- Guinea aan de R.I.S. en die over dracht zo spoedig mogelijk uitgevoerd wensen te zien. Waarom Om onze overige belan gen in Indonesië veilig te stellen of beter gezegd, om daarvan zoveel als mogelijk is te redden. Het is nu een maal de uitdrukkelijke wens van de republiek en is dat van 17 Aug. 1945, het proclameren van haar onaf hankelijkheid steeds geweest dat haar grondgebied zal omvatten het gehele territoir van het voormalig Nederlandsch Oost-Indië. Dat het nim mer tot die onathankelijkheid had be hoeven te komen, is een kwestie die nu niet meer ter zake doetdat het daartoe gekomen is, is een fout van de toenmalige regeringen in Nederland. Nu is de onafhankelijkheid een feit en Indonesië is een zelfstandige staat ge worden. Alleen daarmede hebben we nu rekening te houden. Met die zelf standige staat hebben we een Unie partnership aangegaan en een Unie kan alleen dan voor beide partijen gunstige resultaten opleveren, wan neer de leden van die Unie naast en niet tegenover elkaar staan. Wij mogen in Nederland nimmer uit het oog ver liezen, dat een vriendschappelijke ver houding tot, ja met Indonesië een be lang is van de eerste orde, zowel voor ons als voor Indonesië. Doordat we hebben meegewerkt aan het zelfstandig worden van Indonesië, hebben we de zelfstandigheid te aanvaarden en te eerbiedigen. We hebben ons dus moe ten neerleggen bij het feit dat we sinds 27 December 1949 op staatkun dig terrein in Indonesië niets meer in de melk te brokkelen hebben de R.I.S. zal haar eigen zaken naar eigen inzicht regelen, zonder onze voogdij, als zij dat wil. Maar behalve een staat kundig is er in Indonesië ook nog een economisch terrein. In de cultures, mijnbouw, bankwezen, enz., liggen milliarden Nederlandse guldens belegd en het rendement van die beleggingen is in hoge mate afhankelijk van de good-will van de R.I.S. Dat rendement en een gezonde handel met Indonesië kan de Nederlandse samenleving niet ontberen bij de heropbouw van ons land en bij het voortbestaan van ons volk. We moeten nog wennen aan de gedachte, dat we geen grote natie meer zijn en we mogen ons niet groter meer voordoen dan we zijn. We kun ment niet kan beantwoorden". Hij glimlachte onverstoorbaar. „Ik geloof niet, dat dat er veel op aan komt. Ik ben altijd van mening geweest, dat wat tegenstand en tegen zin - in het begin - een uitstekend voorteken is voor een gelukkig huwe lijk. Een soort voorjaarsbelofte, weet je". „Hè, sta toch stil,' riep Herrick boos tegen Flame. Haar toenemende erger nis tegen Severn, maakte haar prikkel baar en boos op het lastige paard. Onwillekeurig rukte ze aan de teugel waardoor het gebit hard tegen de zachte lippen van de merrie kwam die, tot het uiterste geprikkeld, steigerde en hinnekend de voorpoten in de lucht sloeg. Met een snelle beweging hief Herrick de arm op en liet haar zweep hard neerkomen tussen de oren van de merrie en op hetzelfde mo ment vonden de honden een spoor en blaften verwoed. De combinatie van die twee dingen was te veel voor het zenuwachtige, kittelige dier. Het sprong vooruit en sloeg op hol. De eerste seconden van die wilde nen geen enkele welvaartsbron meer doen opdrogen integendeel we zullen, als elke winkelier wel eens een onver diend standje moeten incasseren, om een goede klant te kunnen behouden. Afgezien dus van alle andere over- wegingen hebben we thans bij de op lossing van het Nieuw-Guinea-vraag- stuk uitsluitend en vóór alles rekening te houden met de belangen van Neder land. En die belangen eisen een har monisch samengaan van Nederland met de door haar zelf gestichte nieuwe staat in het voormalig Nederlandsch Oost-Indië, de souvereine Republiek Indonesië Serikat, als gelijkwaardige partner in Unie-verband. Ik laat bij de beoordeling van het Nieuw-Guinea- vraagstuk geheel buiten beschouwing de internationale zijde van dat vraag stuk. Nederland heeft politiek in Oost- Azië, in de Pacific, afgedaan is daar uitgeschakeld door verkeerde beslis singen van de Veiligheidsraad en door verkeerde opvattingen vooral van Amerika en van Australië. Deze beide landen voornamelijk zijn oorzaak dat ons gezag in de Pacific verdwenen is en zij mogen ons thans zeker niet kwalijk nemen, wanneer wij onze scha duw van gezag over Nieuw-Guinea daar thans zelf terug nemen. Wanneer Amerika en Australië thans menen dat Nieuw-Guinea onmisbaar is als schakel in een verdediging van de Pacific tegen het voortschrijdend communisme, wel nu laten zij dan zelf het beheer of bestuur over dat betrekkelijk nog on bevolkt Nederlandsch Nieuw-Guinea op zich nemen. Die landen hebben de macht en de middelen daarvoor het berooide en door hen in de jaren 1946-1949 in Oost-Azië in de steek gelaten Nederland is te arm, om de aan een behoorlijk beheer van Nieuw- Guinea ten koste te leggen milliarden te verkrijgen of op te brengen. Laat Nederland zich dus geheel Staat kundig althans en terstond uit Oost-Azië terugtrekken en zich bepalen tot West-Indie. Suriname schreeuwt om openlegging door Nederlandse mensen en Nederlands kapitaal. Suri name kan veel Nederlanders opnemen, doch het ware vooral te bestemmen als woonoord voor de door de Neder landse regering in Indonesië aan hun lot overgelaten trouw-Nederlandse on derdanen, als de Indo-Europese groep, de Ambonnezen, Menadonezen en Timorrezen, die niet onder het juk van de R.I.S. wensen door te gaan en die in hun trouw aan Nederland een dergelijke ondergang als volksgemeen schap ook nimmer hebben verdiend. L. ren realiseerde Herrick nauwelijks wat er gebeurde. Eerst toen ze merkte, dat de gewoonlijk zo gevoelige mond van het paard absoluut niet gehoorzaamde aan de teugels, begreep ze in welk gevaar ze verkeerde. Ze had het paard absoluut niet meer in haar macht. Achter haar hoorde ze vaag het ru moer van roepen en schreeuwen, ver mengd met het diepe bassen van de honden. Toen stierven die geluiden weg, naarmate het paard verder holde en de afstand tussen haar en hen ver grootte en ze was zich niets bewust dan het kletteren van de hoeven on der haar en het fluiten van de wind in haar oren. Gelukkig was de weg over een gehele afstand eenzaam en stil - een brede, golvende streep heide grond tussen ingehaagde en bebouwde velden, met hier en daar bossen brem en braamstruiken. Doch verderop ein digde het stuk heideland plotseling in een onafgezette, twaalf voet lager ge legen weg. Herrick herinnerde zich dat met verlammende schrik. Ze moest het dolle dier inhouden voor ze bii die plek kwam. Lukte haar dat niet ze

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1950 | | pagina 1