CORSETTEN
DE ZONDEN DER VADEREN.
E SCHAKEL
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
6e jaargang Nummer 288J
Vrijdag 28 JULI 1950
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,— per kwartaal; franco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
VJ
Een van de gevolgen van de tweede
Wereldoorlog is de zucht naar ver
andering en vernieuwing, niet alleen in
stoflelijken maar ook, ja vooral in
geestelijken zin. De vroegere mens
deugde blijkbaar niet en het werk dat
hij vroeger in de aanleg van steden en
dorpen, in de bouw van woningen en
kunstwerken heeft verricht, schijnt in
de ogen van de nieuwlichters ook al
niet veel bijzonders te zijn. Daarom
alom in ons land verandering en ver
nieuwing. De vroegere opleidingen
deugden niet en moesten klaarblijkelijk
voeren tot een onvoldoende intellect.
Dus, weg met die ouderwetse methoden
en leerstellingen en leve de vernieuwing.
Vernieuwing overal, maar vooral bij
de bron. Eerst dus het onderwijs op
geheel nieuwe leest geschoeid en des
wege word thans aan het onderwijzend
personeel onderwijs gegeven in het vak
„vernieuwing". Of men in de nieuwe
richting, bij die vernieuwing dus, zo
ver zal gaan dat men daarbij de bekende
inrichting van Kees Boeke - de school,
neen de werkplaats waarop ook onze
prinsesjes Beatrix en Irene te werk
zijn gesteld - zal benaderen, is thans
nog niet bekend. Ik ben op het gebied
van onderwijs en van opvoedkunde een
volslagen leek en kan derhalve de
noodzakelijkheid of wenselijkheid van
een algehele ommekeer in de onderwijs
methoden in het geheel niet beoordelen.
Wel is het mij bekend dat er op dat
gebied onder de deskundigen - als ge
woonlijk - geenszins eenstemmigheid
bestaat. Zo is bijvoorbeeld de eminente
schrijver en journalist Piet Bakker
blijkens een bijzonder geestig artikel
van hem in Elseviers Weekblad, be
slist een tegenstander van lager onder
wijs a Ia Kees Boeke, die zijn school
een werkplaats noemt en waarin de
leerlingen geheel vrije werkstukken
maken; waarin de kinderen mogen
doen waar ze trek in hebben. Een versje
overschrijven of een blaadje papier
volkladden met een prultekening, noemt
men daar een werkstuk maken. Zijn
die peuters daar leerling of werkman?
Piet Bakker is zelf een ouwe schoolvos;
is jaren bij het lager en bij het mid
delbaar onderwijs werkzaam geweest.
Hij kent de voor- en nadelen van de
vroegere opleidings- en opvoedings
methoden uit eigen ondervinding, doch
blijkens zijn persiflage in Elseviers
Weekblad op de in wording zijnde
vernieuwing, geeft hij aan de oude en
beproefde methoden verre de voorkeur.
Is deze zucht naar vernieuwing nu
een karaktereigenschap van het Neder
landse volk en wel de slechte eigen-
FEUILLETOM
54) door PEDLER.
„Maar ze zou toch met Jem kunnen
trouwen," protesteerde Herrick. „Het
zou alleen maar een poosje wachten
betekenen en dan zouden ze gelukkig
kunnen zijn - openlijk gelukkig - met
elkaar".
Kenyon keek haar zwijgend aan,
met een eigenaardige uitdrukking op
zijn gezicht. Eindelijk zei hij
„En geloof jij één ogenblik, dat
Mortimer van haar zou scheiden en
haar vrij laten?
„Natuurlijk".
„Dan heb je je nog nooit zo erg
vergist. Dat is het laatste ter wereld
wat hij ooit zou doen. Het is zijn
grootste genoegdoening, dat hij, als
Carol hem verliet, haar zou kunnen
straffen door te weigeren haar vrij te
laten en haar zodoende te dwingen te
leven, zoals een vrouw met haar ka
rakter niet kan leven. Ik geloof," zijn
tv MEDISCHE
sr O
e^j.
O
O
Langestraat 38 a
OOSTBURG
schap van betweterij? Of is zij een
uitvloeisel van ons te hoog opgevoerd
intellectualisme, waaruit de drang'naar
verandering geboren moet worden,
omdat dat intellect anders braak zou
komen te liggen? Immers wanneer voor
de moeizaam verkregen kennis geen
emplooi is te vinden, dan is daarmede
zijn overbodigheid aangetoond. Is de
veronderstelling onjuist, dat alles in
Nederland zo ingewikkeld wordt ge
maakt omdat een zo groot aantal
intellectuelen aan de totstandkoming
van maatregelen, van wetten en uit
voeringsvoorschriften zijn medewerking
moet verlenen? Het gezegde „Waarom
zou men het niet ingewikkeld maken
als het toch zo eenvoudig zou kunnen",
is in ons land op tal van zaken dage
lijks van toepassing en dat zeker niet
alleen bij het invullen van een aan
giftebiljet voor de belastingen.
Vanzelf gaan mijn gedachten terug
naar het eenvoudige dorpsschooltje, dat
ik ruim vijftig jaren geleden heb door
lopen. Wanneer ik de resultaten van
het toenmaals genoten eenvoudig onder
wijs vergelijk met die van mijn kinderen
een kwarteeuw later en met die van
de tegenwoordige schooljeugd, dan kan
ik tot geen andere conclusie komen, dan
dat wij toen zeker niet achter lagen
bij de afgestudeerden van tegenwoordig,
zo min op het gebied van het lager
als dat van het middelbaar of hoger
onderwijs. De thans gevolgde methoden
bij het lager onderwijs zullen wel
enigszins anders zijn dan in mijn tijd,
toen er nog geen oudercommissies en
ook nog geen schoolreisjes bestonden.
In mijn tijd bestond in Nieuwvliet een
schoolreisje in het maken van een
wandeling over een beschaduwden dijk
in de omtrek van het dorp, onder
leiding van meester of juffrouw en dat
nog alleen, wanneer de thermometer
meer dan 80 graden Fahrenheit aan
wees. We hadden een schitterende
onderwijzeres in de beide laagste klas
sen, een eminente onderwijzer in de
klassen 3 en 4; zo eminent, dat geen
enkele leerling ooit trachtte in de
klasse lastig te zijn, zelfs schrijver
dezes niet. Nog steeds herinner ik mij
zijn zang- en muzieklessen en nog steeds
ken ik uit het hoofd de boeken die hij
ons voorlas en waaruit wij de stof
haalden voor onze jongensspelen op
het dorp. De hoogste drie klassen
waren voor het hoofd der school. Deze
gaf ook zeer goed onderricht, doch hij
mond vertrok bitter, „dat het voor hem
een aanleiding zou zijn om te trachten
zo lang mogelijk in leven te blijven".
Hij zweeg opnieuw. Toen hij weer
sprak was het kalm, met diepe droef
heid in zijn stem
„Nu weet je, waarom Carol gered
moet worden - zelfs voor zichzelf. En
waarom ik die dag op het meer jou
een ogenblik bijna als een vijandin
beschouwde".
Ze bloosde vluchtig.
„Ik zou nooit jou vijandin kunnen
zijn, Mac," zei ze zacht. „Dat weet je
wel".
Het was alsof ze een geheime veer
had aangeraakt - of ze de deur van
een verborgen kamer in zijn hart had
doen open springen. Zijn gezicht ver
anderde.
„Er is maar één ding, dat ik ver
lang dat je voor me bent," zei hij bijna
ruw „en je weet wat dat is".
De heldere, bruine ogen keken hem
recht aan.
„En dat ene ding kan nooit gebeu
ren," zei ze.
„Dat zul je niet altijd blijven zeggen".
was wel wat hardhandig. Er werd wel
eens een lesje ingeslagen, vooral wan
neer zijn vrouw hem wat erg had ge
plaagd. Eerlijk gezegd, we verdienden
allemaal en dikwijls een pak rammel,
maar we konden er tegen en zeiden
thuis niets. Een blauw oog of een bult
op je kop was wel eens het gevolg
van een te erg pesten. Hij sloeg ge
woonlijk met een stok, doch daartegen
was een afweer met de ellebogen. En
daarom heb ik de jongen nooit kun
nen vergeven, die een lederen zweep
toebehorende aan de vrachtrijder Lobel
uit Sluis had gevonden en deze zweep
aan het hoofd der school overhandigde.
Daartegen hielpen geen ellebogen! Maar
ondanks die hardhandigheid - of mis
schien juist dank zij die stok - en
zweepslagen - hebben we op het
klompenschooltje van Sinte Pier meer
dan voldoende kennis verworven, wij
allemaal jongens van die school, om in
ons verdere leven te slagen, de een
hier en de ander daar. En het wil er
bij mij niet in dat wij het bij een
andere methode, hoe nieuw of ver
nieuwd dan ook, verder in de maat
schappij zouden hebben gebracht. Het
komt mij voor dat men tegenwoordig
de jeugd te veel tegemoet komt, dat
men het de jonge mensen te gemak
kelijk wil maken en kan krijgt men
zeker niet de sterke mensen die nodig
zijn om bij de huidige concurrentie te
kunnen slagen. Om een voorbeeld te
noemen, wie zou er tegenwoordig nog
aan denken om zijn kinderen tussen
14 en 18 jaar gedurende vier jaar, vijf
maal in de week, van Nieuwvliet naar
Oostburg en terug te voet te laten
gaan naar de normaalschool. Vier lange
jaren, door weer en wind en soms
's avonds om half negen uit Oostburg.
In mijn jeugd deden dat vier jeugdige
personen uit Nieuwvliet, drie meisjes
en een jongen. En ze hielden vol en
volbrachten hun opleiding. Het zijn
flinke onderwijskrachten geworden, die
in alle opzichten hun leerlingen een
voorbeeld konden geven, gehard als
zij waren door een Spartaanse opvoe-
ding.
Te verwachten valt dat ik op mijn
bovenstaand betoog wel van vele zij
den zal worden aangevallen en gaarne
zal ik hen alle recht doen wedervaren.
Minder tegenstand verwacht ik wan
neer ik betoog, dat, wanneer de be
kroning van het schilderij van Ouborg
„Vader en Zoon" met een eerste prijs,
„Altijd," hield ze vol.
Hij kwam van zijn plaats bij de
schoorsteenmantel af en ging op het
eind van haar divan zitten. Hij zag er
helemaal niet uit als een man, die
juist voor de tweede keer geweigerd
is door de vrouw, die hij liefheeft.
Herrick voelde instinctmatig, dat hij
niet aanvaardde wat ze zei, dat ze haar
wil, haar vast besluit zette tegenover
een kalme, sterke kracht die groter
was dan iets dat zij er tegen in kon
brengen. Ze zou Mac nooit kunnen
overtuigen; hem nooit kunnen doen
berusten in haar besluit. Altijd zou hij
op haar blijven wachten; zijn liefde
zou blijven wachten
„Kind." hij sprak nu met weinig
passie, doch met onuitsprekelijke teder
heid, „kind, je weet niet wat liefde is
- wat ik bedoel, als ik zeg, dat ik je
liefheb. Het betekent niet alleen dat ik
je begeer - hoewel God weet dat ik
je heviger begeer dan iets anders op
aarde - maar het betekent, dat ik ver
lang om je te beschermen, je te ver
troetelen, de last van je schouders te
nemen. Ik weet dat er een last is, laat
het resultaat is van de vernieuwing in
de schilderkunst, wij van een verder
gaande vernieuwing zeker niet gediend
zijn. Ik heb een afbeelding van de
krabbels die „Vader en Zoon" voor
stellen onder ogen gehad en wanneer
men aan zo iets verschrikkelijk minder
waardigs de Jacob Maris-prijs durft toe
te kennen, moet een weldenkend mens
aan verstandsverbijstering gaan denken.
Op dat hele ding is met de beste wil
van de wereld geen vader en ook geen
zoon te bekennen. Een ondeugende
mede-toeschouwer veronderstelde dat
vader en zoon door een atoombom
waren getroffen en dat deze krabbels
er nog van waren overgebleven. Een
ander dacht dat de vader voortvluchtig
was en dat ook verder slechts sprake
was van de verloren zoon. Hoe kan
men zo iets nog een naam geven, en
kele krabbels, een paar strepen en een
cirkeltje. Men had het even goed kun
nen noemen zonsondergang in het bos,
Rebecca bij de bron, een spin in haar
web of Sjefke de Ruiter aan het bil
jart. Kortom elke naam voor zo'n
krabbel is een bespotting. Men kan in
de nieuwe richting wel ver gaan, doch
men mag de „Anatomische Les" van
Rembrandt of de „Stier van Potter"
toch nooit aanduiden als een draaiorgel
of een zweefvliegtuig. Er zijn grenzen,
zelfs aan de vernieuwing.
Nog iets over de vernieuwing bij het
onderwijs. Men overweegt thans om
niet volgen van lager onderwijs ver
plichtend te stellen tot na het volbren
gen van het vijftiende levensjaar. Ik
zie al deze brave, voetballende knapen
van 14 en 15 jaar al zitten in de
hoogste klassen van de lagere school.
Een jongelingschap die toch al niet zo
kinderlijk gehoorzaam meer is tegen
woordig, die al een baard in de keel
krijgt en dan nog op de banken van
de kinderschool. Wordt met die uit
breiding van het onderwijsplan in deze
richting ook tevens een fonds gesticht,
waaruit de kosten van verpleging van
zenuwziek of krankzinnig geworden
leerkrachten van de lagere school kun
nen worden bestreden? In gedachten
zie ik al die brave jongens die met
mij tegelijk in de zevende klasse van
de lagere school te Nieuwvliet zaten,
het voorhoofd fronsen, want de jongens
van nu zijn niet braver dan de jongens
van toen. L.
Het kost dikwijls jaren om een een
voudig Idee door de schedel ven de
mens te timmeren. (Bernhard Shaw)
Zo'n eenvoudig Idee Is „leert zwemmen"
het kan verdrinken voorkomen.
(Scheldestroom)
mij je die helpen dragen".
„Ik kan het niet," zei ze met half
verstikte stem, tot in haar diepste ziel
geroerd door de wetenschap, dat ze
deze liefde, onuitsprekelijk teder en on
zelfzuchtig, een liefde als zelden een
vrouw wordt aangeboden, maar voor
het grijpen had. En ze mocht haar niet
grijpen.
„Ben je bang?" ging hij innig voort.
„Bang voor de liefde? Als het dat is,
wat je terug houdt, behoef je dat niet
te zijn. Ik zal je nooit vragen me iets
te geven, dat je niet verlangt me te
geven - dat je niet vrijwillig geven
wilt. Als je tot me komt, zul je altijd
even vrij zijn als je nu bent. En dan
- dan denk ik, dat eens de dag zal
komen, dat je niet meer bang bent".
Ze zweeg, ontroerd, tot diep in haar
hart getroffen. Er was slechts een ding,
dat ze hem terug kon geven - de we
tenschap dat haar liefde voor hem
even volmaakt, even hartstochtelük,
even onzelfzuchtig was als de zijne,
dat ze hem volkomen liefhad. En daar
moed en eerlijkheid een deel van haar
waren, zei ze het hem.