.J
Systeemloos Systeem
DE ZONDEN DER VADEREN.
De schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
6e jaargang Nummer 262
Vrijdag 20 JAN. 1950
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,— per kwartaal; franco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
Nederland is bekend als het land
van het intellect. Daar zijn we natuur
lijk erg blij om en we zijn er ook trots
op. Hoe kan het ook anders. Op 3- a
4-jarige leeftijd ga je in ons land naar
de kleuterschool - Goddank nog vrij
willig - en als je 6 jaar oud bent ga
je - niet vrijwillig sedert 1901 - naar
de lagere school totdat je een jaar of
13 a 14 bent en daarna gaat ongeveer
de helft van de spes patria - nu weer
vrijwillig - naar de mulo, h.b.s., lyceum
of gymnasium, dan wel naar een
ambachtsschool of andere vakopleiding.
Een gedeelde van deze helft gaat dan
na 5 of 6 jaar middelbaar onderwijs te
hebben genoten, over naar een inrich
ting voor hoger onderwijs en na een
jaar of 5 tot 7 is ook voor deze men
sen de schoolopleiding afgelopen; bij
elkaar dus een ontwikkelingstijdperk
van meer dan twintig jaar. Als je dan
nog niet knap bent, dan wordt je het
nooit, zou ik denken. Geen wonder
dus dat ons land overloopt van intellect;
niet alleen ons land als geheel, maar
ook de mensen zelf. Dat we te veel
intellectuelen hebben is niet zo erg,
want daarvoor is wel afzetgebied te
vinden in de rest van de wereld, waar
nog een groot tekort aan intellectuelen
bestaat. Er is daar nog plaats genoeg
voor ons overschot, mits dit bereid is
in de voetsporen te treden van onze
illustere - niet geleerde - voorouders,
die genoeg moed bezaten om een onbe
kende toekomst te zoeken in een vreemd
land. Dat we zelf een teveel aan
intellect hebben is evenwel minder ge
lukkig, omdat het gevolg daarvan is,
dat we allemaal een tikje eigenwijs
zijn. Dit gevoegd bij onze eigengereid
heid, ook een nationale kwaal, heeft
tot gevolg dat we het altijd beter weten
dan een ander én dat we het natuurlijk
ook altijd anders willen dan een ander.
Een normaal verschijnsel in de wereld
is, dat de geleerden het nooit met
elkaar eens zijn en zeer sterk spreekt
dat in ons land. Daardoor komt men
in ons staatsbestel natuurlijk dikwijls
tot moeilijkheden, omdat men een
eenvoudige zaak ingewikkeld maakt en
daardoor bezwaarlijk tot een oplossing
komt. Natuurlijk maakt men eenvoudige
zaken graag ingewikkeld, want men wil
zijn intellect botvieren en vooral aan
tonen dat men niet zo maar voor de
aardigheid zoveel intellect heeft vergaard
tijdens die lange schooljaren. Daarom
doen we in Holland ook alles te ge-
perfectionneerd, te gecompliceerd en te
omslachtig We zoeken naar een kanon
dat vooruit en achteruit kan schieten,
naar een auto die tegelijk vooruit en
FEUILLETON
27) door PEDLER.
„En hij was heel slim," voegde ze
er cynisch bij. „Hij vroeg me pas weer
twee maanden na vaders dood - hij
liet ons die twee maanden eens goed
voelen wat armoede betekent".
Niets kon Sir Francis beter gety
peerd hebben, vond Herrick, dan dat
duivelse wachten, als een loerende
spin in zijn web, tot het zien van de
ellende van een zieke moeder, lijdende
door gebrek aan het noodzakelijkste,
de vrouw, die hij begeerde, in zijn
armen dreef.
„Je was heel dapper," zei ze einde
lijk. „Het was een prachtig offer dat
je bracht, Carol".
„En een nutteloos offer ook," ant
woordde de ander bitter. „Moeder
kwam nooit over vaders dood heen.
Ze stierf zes maanden na mijn huwe
lijk".
Herrick begreep, nu Carol haar de
zijwaarts en achteruit kan rijden, naar
een vliegmachine die in de lucht stil
staat enz. enz. en wanneer er dan eens
een oorlog uitbreekt, hebben we niets
nieuws, niets bruikbaars, geen vlieg
machines, wel kanonnen, maar van
1870 enz., zoals in 1914 en 1940 het
geval was helaas.
Nu is een van de meest toegepaste
manieren in Nederland om uit de opge
worpen of ontstane moeilijkheden te
komen, wanneer dit althans een onder
werp uitmaakt van overheidszorg, het
instellen van een commissie die tot
opdracht krijgt, een studie van het
onderwerp te maken en dienaangaande
een verslag uit te brengen of een
voorstel te ontwerpen. Zo zijn er in ons
land honderd of duizend en één com
missies, de ene nog belangrijker dan
de andere. Veelal maken daarvan deel
uit een lid van elke politieke schakering
in de Tweede Kamer, soms ook nog
wel eens een paar deskundigen en
voorts wordt daaraan een of andere
hoofdambtenaar als secretaris toege
voegd. De leden van de commissie
maken, afzonderlijk of gezamenlijk,
reisjes naar het buitenland, om zich
daar ter plaatse nader te oriënteren
en/of een diepgaande studie van de
door dat land toegepaste oplossing van
een soortgelijk onderwerp te maken.
Na een aangenaam verblijf in dat land
- natuurlijk op onze kosten - komen
de heren vol van wijsheid en aange
name herinneringen terug en ver
zoeken dan hun secretaris, n.l. de
toegevoegde regeringsambtenaar, om
een eindrapport of voorlopig voorstel
samen te stellen. Ik heb dit alles nu
hier nog maar zeer beknopt aangegeven
doch het komt in 99 van de 100 ge
vallen hierop neer, dat de secretaris
het werk doet. Dat is niet erg, want
daarvoor word hij betaald, maar mijn
ondervinding is dat die secretaris dat
werk geheel naar eigen hand zet. De
oplossing welke de commissie aan de
regering voorstelt is uiteindelijk niet
de mening van de veelal ondeskundige
commissie, doch geeft uitsluitend de
zienswijze aan van de secretaris, die
uiteraard wel deskundig is. En hier
mede weer is aangetoond, dat com
missies over het algemeen eigenlijk niets
betekenen, ja zelfs overbodig zijn.
Gelukkig overbodig zijn, omdat daar
door verkregen wordt dat de deskundige
toch de vinger in de pap heeft gehad.
Het benoemen van een commissie is
overigens wel eens nuttig en gewenst,
vooral wanneer men moet toegeven aan
een voortdurende drang om iets te
doen wat men feitelijk liever niet wil.
Op die manier kan men een zaak jaren
traineren en tenslotte van de baan
schuiven.
tragedie van haar huwelijk verteld had,
volkomen Mac's grote bewondering
voor zijn zuster. „Ik weet wat een
prachtmens ze is," had hij haar die
eerste middag te Windycroft gezegd
en na die tijd had ze vaak, als ze el
kaar spraken, door een klein gezegde,
een vluchtige vergelijking of opmer
king, gevoeld, hoe diep, groot en on
wankelbaar zijn bewondering voor zijn
zuster was.
En ze hadden elkaar dikwijls ont
moet. Als ze ging jagen was het merk
waardig zo vaak als ze Mac Kenyon
naast zich zag en daar het dikwijls
gebeurde dat ze na afloop van de dag
dezelfde kant uitmoesten, was het een
prettige gewoonte om naast elkaar
naar huis te rijden. Soms vergezelde
Billy hen, maar het kwam vaak voor,
dat hij zich, wanneer hij zag dat Her
rick goed geleide had, aansloot bij
een ander groepje jagers en dan wa
ren ze alleen door de November sche
mering weggereden. En uit die kalme
ritjes naar huis, als ze praten of zwe
gen, net als het hen inviel, terwijl
Flame fijntjes en voorzichtig als een
Al jaren en jaren lang bestaat er in
ons land een bepaalde ontevredenheid
over het thans bij ons geldende kies
stelsel, welk misnoegen op de duur
heeft geleid tot het instellen van een
commissie, die de tegen het thans
vigerend stelsel ingebrachte bezwaren
nader in studie zou nemen. Of de leden
van deze commissie ook dienstreizen
naar het buitenland hebben gemaakt
om daar hun licht op te steken, is mij
niet bekend en evenmin ben ik op de
hoogte van de samenstelling der com
missie. Hoe dan ook, een dezer dagen
heeft deze commissie haar werkzaam
heden voleindigd en een rapport ter
zake aan de regering uitgebracht en
daarbij een nieuw kiessysteem voor ons
brave vaderland aangeboden. Ik heb
van dat rapport geen inzage gehad
natuurlijk en, onder ons gezegd en
gezwegen, zou ik het toch niet gelezen
hebben, wanneer ik daartoe wel in de
gelegenheid was geweest. Daarvoor is
die stof mij te droog en voorts wil ik
U nóg wel verklappen, dat ik mij met
die saaie materie jaren heb moeten
bezighouden. Ik heb daardoor zo'n
alkeer van verkiezingen, van kiezen enz.
gekregen, dat ik er nu zelfs niet toe
kan komen om naar een tandarts te
gaan, wat overigens wel wenselijk wordt.
Mijn verstandskiezen ben ik al lang
kwijt; daaraan twijfelt zeker geen
enkele lezer. Maar om op het nieuwe
kiesstelsel terug te komen, dat overigens
niets te maken heeft met het trekken
van slechte kiezen met lach-gas en het
in één uur pasklaar maken van een
confectie plastic-gebit - op die industrie
heb ik twee jaar lang van 's morgens
tot 's avonds kunnen kijken - dit nieuwe
kiesstelsel nu wordt als nieuw aange
diend en in honderden artikels vast
gelegd en eveneens in honderden pag.
toegelicht. Dat nieuwe systeem nu is
niet nieuw en er is nu geen uitvinder
aan te pas gekomen, zoals enigszins
wordt gesuggereerd. In het voormalig
Nederlandsch Oost-Indië werd het in
1938 voor de gemeenteraden ingevoerd
en als toenmalig lid van het hoofdstem
bureau kan ik zelfs nu nog de uitvinder
van die nieuwigheid verwensen. Het
werd daar officieel ingeluid als te zijn
een combinatie van het kiesstelsel voor
Zweden, dat voor België en het systeem
van evenredige vertegenwoordiging
voor Nederland. Meer niet, geloof ik.
Maar hoe dan ook, het is een ratje
toe, een hutspot van systemen en daar
door een systeemloos systeem ge
worden.
Ik zal er niet verder op ingaan, want
dan zou ik in details moeten treden,
waarvan de doorsnee-lezer toch niets
zou begrijpen en waarvoor hij al even
weinig interesse zal hebben als schrij-
volbloed lady betaamt, naast de grote
vos die Mac bereed, voortstapte, ont
stond een kameraadschap, die een
grotere rol speelde in het geluk van
dit nieuwe leven in Engeland, dan
Herrick zich bewust was.
Jaren geleden had ze de gedachte
aan een huwelijk zo volkomen buiten
haar levensplan gesloten, dat ze niet
vermoedde, dat, samen geweven met
deze kameraadschap, even saamgewe-
ven als schering en inslag, iets die
pers en innigers lag dan alleen maar
vriendschap. Het enige wat ze zich
bewust was, was, dat waar Rex Dere
ham haar een half minachtend, half
huiverend wantrouwen tegenover man
nen geleerd had, Mac geleidelijk haar
opvattingen weer recht zette. Breed
van opvattingen en tolerant als hij
was, was er één ding waarin hij on
buigzaam was: „woordbreuk is het
enige wat ik nooit kan vergeven," had
hij eens gezegd. En telkens weer in
de loop van die intieme gesprekjes
die ze samen hadden en die over de
meest uiteenlopende onderwerpen han
delden - van de hemel tot moderne
ver dezes. „Ik beklaag evenwel reeds
nu de leden van de stembureaux die de
uitslag van de stemming moeten vast
stellen, neen uitzoeken en ook de
kiezers die hun best willen doen, om
op het stembureau de mensen van hun
voorkeur uit te zoeken.
Het nieuwe systeem brengt één
voorname wijziging, n.l. in plaats van
een hokje rood te maken, zal men
het in het vervolg zwart maken.
Rood is blijkbaar geen geliefde kleur
meer in de politiek en stemmen is
politiek bedrijven in 't kwadraat. Dus
voortaan zwart; het hindert mij niets,
want politiek ben ik toch kleurenblind.
Wat me tegenvalt is, dat men in
ons democratisch vaderland, het land
van vrijheid-blijheid, de stemplicht
handhaaft. Men is wel niet verplicht te
stemmen, houdt men ons steeds voor -
immers men kan zijn biljet ook blanco
in de bus stoppen - doch men wordt
toch verplicht om naar het stembureau
te gaan. Dit dualisme heb ik nooit
kunnen begrijpen. Waarom mag men
niet ongestraft thuis blijven als men
niets voor een stemming voelt? Je be
hoeft niet te stemmen, want je mag
je biljet aan de voorzitter van het
stembureau teruggeven en je mag het
ook ongebruikt in de stembus stop
pen. Maar waarom is het ter stembus
gaan dan wel verplicht; waarom is het
wegblijven wel en het niet-stemmen
(zijn biljet teruggeven) of blanco-stem
men niet strafbaar? Het resultaat van
wegblijven en van niet of blanco stem
men is immers toch hetzelfde. Laat
men in ons vrije land een ieder die
niets voor een verkiezing voelt - en
die zijn er vele - dan toch ook vrij
laten in zijn verlangen om zich buiten
een stemming te houden. We hebben
in Nederland wel jaren lang moeten
vechten voor algemeen kiesrecht; we
hebben om stemrecht gevraagd, maar
nimmer om stemplicht.
Hoe het ook zij - en het is ingewik
keld - we komen met het nu ontwor
pen kiesstelsel in elk geval enigszins
in de nabijheid van het vöör 1917
geldende stelsel. In die tijd, in de goeie
ouwe tijd zal ik maar zeggen, stemden
we niet op lijsten of lijstaanvoerders,
maar op een persoon. We zochten op
het stembiljet zelf ons mannetje uit
voor Tweede Kamer en Provinciale
Staten en voor de Gemeenteraad we
zen we zelf onze aspirant vroede vade
ren aan. Het thans ontworpen systeem
opent - het zij herhaald, langs zeer
ingewikkelde weg - daartoe toch weer
enigszins de mogelijkheid en persoon
lijk acht ik dat een grote verbetering.
In het bijzonder voor de gemeente
raden, waar een persoonlijk contact
tussen kiezer en raadslid zo al niet
jazz-muziek toe - leerde ze de stan
daard van loyaliteit en eer kennen, die
hij hoog hield, een zo strenge opvat
ting, dat die haar soms verschrikte.
„Ben je niet wat hard in je oor
deel?" vroeg ze. „Ik geloof, dat je
te veel verwacht van de arme, mense
lijke natuur".
„Ik heb mijn les gehad - eens - en
gezien hoe mensen er voor moeten
betalen als ze niet loyaal handelen,"
had hij op merkwaardig harde toon
gezegd. „Niemand heeft twee van
zulke lessen als ik gehad heb, nodig".
De wrange kortheid van zijn ant
woord had haar verbaasd. Had Mac
zichzelf schuldig gemaakt aan iets, wat
je niet geheel rechtuit kon noemen -
de een of andere zwakheid of een ge
brek aan eerlijkheid dat zijn eigen
straf had meegebracht en hem ten
slotte een strenger code dan de meeste
mannen aanhingen, geleerd had? Ze
kon dat bijna niet geloven. Maar dat
er iets in zijn leven gebeurd was, met
hem of met iemand, die hem zeer na
stond en dat dit een zekere bitterheid
en hardheid in zijn karakter ontwik-