Er is ocMwei terug. DE ZONDEN DER VADEREN. De schakel ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 5e Jaargang Nummer 257 Vrijdag 16 DEC. 1949 Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,per kwartaalfranco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 7 cent per m.m. bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra (vervolg) De vorige week ben ik geëindigd met te vertellen, dat de Nederlanders na de capitulatie van de Japanners op bevel van de Engelse opperbevelhebber in de Zuid-Oost Pacific voorlopig nog in de Japanse interneringskampen op Java moesten blijven; dat voorlopig werd voor velen nog meer dan een jaar. Wat daarvoor de werkelijke aan leiding is geweest konden wij in die kampen wel gissen en onder elkaar konden we daaromtrent ook gerust onze mening naar voren brengen. Wat wij daar toen als motief gevoelden - en thans ben ik diezelfde mening nog onverkort toegedaan - kan ik hier niet openlijk neerschrijven. We waren im mers allemaal verbonden in de strijd tegen Japan, Amerika, Engeland, Australië, Nederland etc. en die ver bondenen waren onderling vanzelf sprekend bevriende naties en van je vrienden mag je nu eenmaal geen slechte dingen vertellen, alhoewel ook waar is de spreuk, dat je het van je vrienden niet altijd hebben moet! Hoe het ook zij, de Nederlanders bleven in de interneringskampen en de Jap pen werden door de Engelse krijgsge vangen gemaakt, ontwapend en bij elkaar gedreven, om teruggebracht te worden naar het land van de rijzende zon, die inmiddels voor hen was onder gegaan. Krijgsgevangen gemaakt, ont wapend? Er lopen nog bosjes gewapende, gewezen Japanse militairen op Java en Sumatra rond. En de Japanse wapens zijn in handen gekomen van de extremis ten en aanhangers van Soekarno, die er een T.N.I. mee van wapens kon voorzien. De Engelsen gooiden er met hun muts naar namen Soekarno of Hatta niet gevangen, traden niet op tegen de gewezen Japanse collaborateurs, die terstond met vereende krachten de door de Jappen nagelaten repoebliek Indonesië uitbouwen konden, in het aangezicht van de Nederlandse gezags dragers, wier gezag hun door de Engelsen was ontnomen. Maar ook aan kwade dingen komt een einde en tenslotte verdween dan het Engelse directe gezag geheel uit Indonesië. Uit Indonesië, toen al geen Nederlands-Indië meer. Enfin, in de naam zit het hem niet, zei Shakespeare met enigszins andere woorden. Op de daad komt het aan en nu moesten er mannen van de daad komen, om de door de landgenoten van Shakespeare verknoeide zaak weer op poten te zet ten. Inderdaad, er kwam iets, doch dat waren geen mannen, althans geen FEUILLETON 22) door PEDLER. Verschrikte, angstige ogen, die het leven schenen te zien als de ogen van een kind, dat slecht behandeld wordt. „Te gauw?" herhaalde Lady Brid get. „Natuurlijk niet. Jij en Jem weten wei beter. Bovendien heb ik een ver rassing voor jullie". Ze wendde zich tot Herrick, die, zich een beetje ver legen op de achtergrond had terug getrokken terwijl de eerste begroetin gen gewisseld werden en haar arm hartelijk door de haren stekend trok ze haar mee. „Ik heb een dochter uit Parijs meegebracht," zei ze triomfan telijk. „Dat klinkt verschrikkelijk onnetjes, mim," riep Billy. „Leg de zaak maar gauw uit, anders zullen Jem en Carol nog denken, dat het een kwestie van laat berouw is". „Wees geen idioot, Billy," zei zijn moeder onverstoorbaar. „Herrick is de mannen van de daad. Het was een soort veelvoeters, die elkaar telkens op de poten trapten of die een van de vele poten op een verkeerde plaats zetten of, wanneer het eens een be tamelijke kracht was, werd hij van uit Holland aan een van zijn poten vastgehouden. Wanneer we toen in plaats van al die geleerde veelvoeters eens een man hadden gehad als Van Heutsz, Colijn, of Swart, van die oude militaire staatslieden, met eén bataljon marechaussees en een paar zakken echte, goed klinkende rijksdaalders, dan was alles in een minimum van tijd - en ik geloof zelfs zonder bloedvergieten in orde geweest. Dan was het gezag onder een Gouverneur-Generaal als Tjarda van Starkenborgh Stachouwer geheel hersteld en eerst daarna zou men zijn overgegaan tot het inlossen van de belofte van Koningin Wilhelmina, de zelfstandigmaking van de volkeren van Nederlandsch-Indië, als gelijkge rechtigd partner in een Unie met Nederland, onder de troon van Oranje Dat dit alles niet is gebeurd, is te wijten aan een samenloop van omstandig heden als daar zijn, de overwinning van de Labourpartij in Engeland in 1945 en het aan het bewind komen in Nederland van de man van de mislukte doorbraak, van Prof. Schermerhorn, die met zijn Nederlandse regering te veel aan de leiband liep van de heren in de Engelse regering. Deze laatste hadden in het Verre Oosten blijkbaar andere belangen dan Nederland. Van dat Engels toezicht hadden wij Neder landers in Indië ook niet veel genoegen. Onze repatriëring bijvoorbeeld was in handen van de Engelsen; zij immers hadden zich garant gesteld voor de levens van de Nederlandse geïnter neerden en krijgsgevangenen en zij zouden ook voor hun overbrenging naar Nederland zorgen. Dat was een Engelsé organisatie, met Engelse auto riteiten en autoriteitjes, die ons van het kastje naar de muur liet lopen en ons dikwijls behandelde als een soort minderwaardige Europeanen. Inderdaad, we zagen er niet bijster florissant en representabel uit, doch was het onze schuld dat de voor ons bestemde kledingsstukken, die door het Neder lands - Amerikaans - Australisch Rode Kruis naar de interneringskampen in Bandoeng waren gezonden ons niet bereikten, omdat die in Batavia ge stolen waren? In Batavia was men in Januari 1946 goed gekleed en in de Chinese toko's waren de voor ons bestemd geweest zijnde kledingsstukken te koop, terwijl wij allen, uit Bandoeng afkomstig, zonder geld en zonder kleren rondliepen en zelfs in Batavia niets meer konden machtig worden. dochter van een heel oud vriend van me," ging ze tot Lady Mortimer voort „en is me in zijn laatste brief ver maakt, maar ik heb haar nu pas ont dekt. En nu is ze meegekomen op proef en als ze ons aardig vindt zal ze voor goed blijven". „Dan weet ik zeker, dat het voor goed zal zijn," zei Lady Mortimer haar met zoveel oprechte hartelijkheid de hand schuddend, dat Herricks hart op eens veroverd werd. „De eerste mens moet nog ontdekt Avorden, die niet van Mim houdt - en Billy op de koop toeneemt," eindigde ze plagend. Het was merkwaardig, zoals haar gezicht veranderde als ze praatte. De droefheid werd verdreven en ging plotseling over in borrelende humor en opgewektheid, zodat je een ogen blik die stille angst, die uit haar ogen sprak, vergat. Later nam Lady Bridget Jem Be- resford mee om zijn raad te vragen over haar kippen. „Ik vermoed, dat mijn knecht er niet zo goed voor gezorgd heeft terwijl ik weg was," zei ze. „In ieder geval En nu kom ik terug op het begin van mijn artikel van de vorige week in De Schakel, n.l. op de vraag waar om ik dikwijls zo verbitterd ben als ik over Indonesië schrijf. Geachte lezer kunt U nu begrijpen, dat dit moeilijk anders kan. En wat mij is overkomen is ook honderdduizend andere Neder landers, uit Indië gerepatrieerd, moetende repatriëren, overkomen. Nog steeds lopen de meesten van ons hier rond, zonder inkc men, zonder werk, zonder behoorlijke huisvesting en zonder uitzicht op betere tijden. Ik spreek hier niet over mezelf, want vergeleken bij de door mij bedoelde misdeelden zit ik in Abraham's schoot. Die misdeelden zijn uit Indië weg, teruggegaan naar het oude land, naar hun geboorteland. In Indonesië zijn ze afgeschreven en van die zijde hebben ze niets meer te verwachten en hier in Nederland worden ze nog steeds door de Overheid vergeten, wanneer ze hulp nodig hebben, doch geplukt wanneer zij het ongeluk hebben iets te bezitten of zelfs nog maar tegoed hebben. De Minister van Financien voelt er niets voor om hen, die in Indië alles verloren hebben, in de pas vastgestelde wet op de materiële schadevergoeding te be trekken, zoals hij onlangs verklaarde in de Tweede Kamer naar aanleiding van een daartoe strekkend amendement van de Christelijk Historische fractie. De veertig maanden pensioen uit Indie, die tijdens de Japanse internering niet konden worden uitbetaalt aan de be langhebbenden en aan welke uitbetaling men nu na vier jaar wachten binnen kort gaat beginnen, zijn daarentegen een welkom boutje voor Minister Lieftinck; zo aanlokkelijk dat een bijzondere belastingheffing daarop zal worden toegepast, waardoor de betrok kenen enkele tientallen procenten minder uitbetaald zullen krijgen, dan waarop zij recht hebben. Recht is een mooi woord, doch het verwekt in sommige gevallen een wrange smaak in de mond, wanneer men het moet uitspreken. Er is ook nog zo iets als een aanfluiting van recht. Een recht behoeft men bij een Overheid niet om inlossing te bevechten; het recht, wettig of moreel, van de ingezetene betekent voor de Overheid plicht om dat recht onverkort, zelfs ongevraagd, gestand te doen. Ik ben er van overtuigd dat mijn woorden bitter klinken, doch het is een toon die tegenwoordig vaak wordt gehoord en jammer genoeg ook vaak zo moet worden geblazen. Wanneer ik mijn uitingen van wrevel leg naast die van sommige anderen die over Indo schijnen sommige van de kuikens een soort nieuwe ziekte te hebben. Ga even mee en vertel me wat ze man keren. Mr. Beresford is onze grote autoriteit op het gebied van kippen voor de hele streek," voegde ze er verklarend tot Herrick bij. „Wat hij niet over het onderwerp weet, is de moeite niet waard". Herrick, die vrolijk met de grote, vriendelijke man had zitten praten en lachen, keek hem guitig ontsteld aan. „O, help!" riep ze. „Ik had geen idee dat u een autoriteit op een of ander gebied was, anders zou ik veel eerbiediger zijn geweest". „Dat ben ik ook niet," antwoordde hij glimlachend. „Maar daar kippen fokkerij en violen kweken toevallig een groot deel van mijn dagelijks brood vertegenwoordigen, moest ik er wel een en ander van leren". Zodra hij en Lady Bridget de ka mer verlaten hadden en Herrick en Carol alleen waren gebleven, voegde de laatste er nog enkele ophelderingen aan toe. „Jem is in werkelijkheid niet afhan nesië schrijven, dan ben ik nog zeer aan de tamme kant. Ter illustratie daarvan wil ik hier even laten volgen een uitlating van Professor J. A. van Hamel onder het hoofd „Afgescheurd Indonesië" in Elseviers Weekblad van 12 November j.l. „O, zeker binnen enige weken reeds zal men van mijn kant al thans geen naklachten meer te horen krijgen over het overstelpende on heil dat ons dierbare koninkrijk thans overkomt. Juist het ernstigste leed behoort te worden gedragen met mannenmoed; naarmate het temeer onherstelbaar is, met des te onver woestbaarder voornemen om uit de put der bouwvallen de handen om hoog te steken naar nieuwe taak. Door niet in het verdriet op te gaan, krijgt het verloren verleden de beste eer. Dit zij eveneens ons volk toege wenst. Ons volk, dat zich in de af gelopen oorlogsjaren nog zo kranig gehouden heeft. En dat zich in de vier jaren van de na-oorlogse tijd op zo jammerlijk, jammerlijke wijze van de voet heeft laten lopen. Door een grenzenloos gebrek aan bekwaam heid en vooruitziendheid zijner lei ders ligt het nu ontluisterd, ont wricht, ontdaan - ontroofd van een der kostbaarste delen van zijn levens kracht: Oost-Indie. Als van een eikenboom die in twee kloeke helf ten opwaarts was gegroeid, is nu de ene stam door de onnadenkend heid der tuinlieden, die bovendien niet behoorlijk tegen de stormen der natuur hebben gestut, tot op de grond toe losgescheurd. Begoocheling. Men late zich niets wijs maken. Er is vrijwel niets goeds aan het resultaat, nu door de Ronde Tafel Conferentie voorgelegd. Niets goeds, voor de wereld in haar ge heel. Niets goeds voor Indonesië. Niets voor Nederland. Al wat men anders vertelt, is begoocheling. Doek jes voor het bloeden. Wanneer wij nu voor 't ogenblik eens in het bij zonder denken aan Nederland, het moederland, dan moet gezegd, dat binnenkort al, in enige jaren, de ogen zullen opengaan voor wat tra giek dit oude land is overkomen". Met deze hooggeleerde heer, in wiens schaduw ik wat kennis en schrijven betreft natuurlijk niet kan staan, be vind ik mij toch in goed gezelschap. Mijn visie op het vraagstuk Indonesië/ Nederland stemt wonderwel overeen met die van Professor van Hamel, een man van wereldvermaardheid op het terrein van het internationaal politiek leven en in het bijzonder van dat der kelijk van zijn kippenfokkerij," zei ze. „Hij is er alleen mee begonnen, om dat de dokters hem voorschreven dat hij buiten moest gaan wonen. Hij is in de oorlog gegast en de stadslucht bekomt hem niet goed. Daarom begon hij met de kippen en de violen - gekke combinatie hè? - meer als een liefhebberij. Maar Jem kan niets half doen*, hij moet alles wat hij begint met hart en ziel aanpakken," eindigde ze glimlachend. En Herrick voegde er in gedachten bij: „Zelfs liefhebben". „Hij heeft „Two Ways Cottage" ge huurd," zei Lady Mortimer weer „en een klein stuk grond van mijn broer Mac. Heeft hij je verteld, dat ik een broer heb? Zeker wel?" „Ja, u zijt tweelingen, is 't niet?" De andere vrouw knikte. „Hoewel u zich moeilijk twee men sen voor kunt stellen die minder op elkaar lijken". „Het lijkt me verschrikkelijk aardig om een tweeling-broer of zuster te hebben," zei Herrick eenvoudig. „Je kunt je dan nooit alleen voelen. Je moet altijd het gevoel hebben, dat er

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1949 | | pagina 1