BRILLEN Er is getjijej terug. feuilleton DE ZONDEN DER VADEREN. De schakel ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 5e Jaargang Nummer 256 Vrijdag 9 DEC. 1949 BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,— per kwartaal; franco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 7 cent per m.m. bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra Een dezer dagen maakte een autoriteit, die verklaarde een zeer trouw lezer te zijn van De Schakel, mij een aanmerking over de toon die door mij tegenwoordig wordt aangeslagen, wanneer ik in dit blad het onderwerp Indonesië in mijn beschouwingen betrek. Hij vroeg mij waarom ik toch zo onvriendelijk was wanneer ik het over de resultaten van de Ronde Tafel Conferentie heb. Ik heb die vraag met een wedervraag beantwoord, n.l. of hij, wanneer hij door de oorlog tegen Duitsland alles zou hebben verloren of opgeofferd, zijn vrouw, zijn dienstplichtige zoon enz., niet verbitterd zou zijn wanneer hem zou blijken, dat al die offers tevergeefs zijn gebracht. Schrijver dezes heeft dat ofter gebracht voor het be houd van Nederlandsch-Indië; zonder morren zelfs, evenals zo vele anderen in dat goede land, omdat de strijd tegen Japan om het behoud van Nederlandsch-Indië voor Nederland, een strijd was voor ons grote, ons welvarende Vaderland, waarvan Indië in Oost en West immers ook deel uitmaakten. Wanneer wij op 8 December 1941, toen wij in Indië de oorlog ingingen tegen Japan - een oorlog waarvan wij reeds bij voorbaat over tuigd waren dat we die zouden ver liezen - hadden durven vermoeden dat we die oorlog toch nog zouden winnen om onmiddellijk daarna weer alles, waarvoor we die verbeten strijd had den gevoerd, te moeten verliezen, grotendeels als gevolg van een verkeerd inzicht in het moederland, dan zouden velen van ons daar ginds meer aan zichzelf dan aan het Vaderland hebben gedacht. Toen de Duitsers Nederland over vielen en overweldigd hadden ontstond in het toenmalige Nederlandsch-Indië in alle lagen der bevolking en bij alle daar vertegenwoordigde inheemse rassen, zonder onderscheid, een verlangen naar het verlenen van steun aan Nederland en aan de geknechte bevolking van het Moederland. Bij ons, geboren Neder landers, was de behoefte om onze ver drukte landgenoten en vooral onze familieleden in de nood te helpen, vanzelfsprekend, doch diezelfde sym- pathiën te ontwaren bij al die in Indonesië geboren en getogen bevolkingsgroepen, dat was voor ons Nederlanders, bijzon der treffend, ja, voor de toekomst buitengewoon hoopvol te noemen. Er werd aan de Landvoogd een huldebe- toging, een betuiging van aanhankelijk heid gebracht, zoals de geschiedenis van Nederlandsch-Indië nimmer heeft gekend. Aan die aanhankelijkheidsbe 21) door PEDLER. „Dat is Romulus - die met die bles," ging hij voort een appel uit zijn zak halend en in tweeën snijdend. „Dat is het enige verschil tussen die twee. Romulus is wat heter gebakerd dan de andere". En terwijj Herrick naar Romulus keek, die zijn halve appel tussen zijn sterke witte tanden vermaalde, ver moedde ze niet, dat de dag zou ko men waarop ze die bles zou zien met ogen, die half verblind waren van angst. Eindelijk kwamen ze weer uit de stallen in het heldere zonlicht en slen terden door het golvende park naar de oevers van het zilvere meer, dat ze had zien blinken, toen ze voor het eerst haar omgeving had opgenomen vanuit de ramen van haar slaapkamer. „Mooi, hè?" zei Billy met een ze kere onverschillige trots in zijn stem. Inderdaad aanbad hij elke tak en OOSTBURG tuiging, die haar apotheose vond in een défilé voor het paleis van de Gouverneur-Generaal, werd deelgeno men door tienduizende mensen; mensen van allerlei rang en stand en uit alle in Indonesië aanwezige bevolkingsgroe pen. Mannen en vrouwen, jeugdorga nisaties, Javanen, Soendanezen, Batak kers, Lampongers, Dajaks, Balinezen, Lombokkers, Makassaren, Ambonezen, Menadonezen, Timorezen, Arabieren, Chinezen enz. enz., kortom geen enkel ras ontbrak en de spontaan aan de vertegenwoordiger van Hare Majesteit, onze en hun aller Koningin der Neder landen, was overweldigend. Een paar dagen later herhaalde zich deze be tuiging van aanhankelijkheid voor de ambtswoning van de vertegenwoordiger der Engelse Regering en later nogmaals hetzelfde eerbetoon voor het huis van de Consul-Generaal van Frankrijk. Ten aanzien van dit laatste erebetoon moet ik hier nog even opmerken, dat deze plaats vond op dezelfde avond, waarop Frankrijkdes morgens had gecapituleerd; dit droeve feit was toen in Indië nog niet bekend. De Franse Consul-Generaal ontving van zijn Regering daaromtrent het bericht, toen het défilé voor zijn woning in volle gang was. De hulpacties die ten behoeve van de blijvende oorlogsvoering door Nederland in het tweede halfjaar 1940 en in het jaar 1941 werden ingezet en uitgevoerd in Nederlandsch-Indië, zijn in één woord schitterend geweest en een ieder heeft zich daaraan met inzet van zijn volle krachten gewijd. Toen was Nederlandsch-Indië op zijn mooist, was het een ideaal land wat betreft naastenliefde, eensgezindheid en opof feringszin; toen was eén kleed van liefde over geheel dat grote land uitge spreid. Helaas kon onder dat kleed door enkele tegenstanders van de alom overheersende Nederlandse gedachte, het zaad tot ontwikkeling worden ge bracht dat de oogst zou opleveren, die ons in Indonesië na de capitulatie van de Japanners, ten deel is gevallen. Nederlandsch-Indië had geen moeder land meer om op terug te vallen; het moest economisch en staatkundig op eigen benen staan. Economisch was geen bezwaar, want het was sterker dan ooit. Maar op staatkundig terrein was de vroegere rem van de beide Kamers der Staten-Generaal - die onbereikbaar in Nederland waren achter gebleven - geheel weggevallen. Daar- steen van Windycroft, maar hij had de typische mannelijke schuwheid om dat te bekennen. „Het meer is half van ons. Het land aan de overkant be hoort aan de pastorie, dus we delen de visrechten. Je kunt de pastorie daar juist door het kreupelhout zien". Hij wees naar het rose-gele pleisterwerk van een laag, twee verdiepingen hoog huis dat door de bomen zichtbaar was. „Als ik daarheen ga om moderne ta len te repeteren met de dominee roei ik meestal naar de overkant. Hij is nu uit. Overwerkt en toen heeft de ge meente hem zes weken vacantie ge geven. Fane is een erg geschikte baas," voegde hij er bij. Er was iets verlangends in zijn blik toen die op het huis in de verte bleef rusten en Herrick lachte even. „Hij is de vader van de „Barbara" die je in Parijs altijd ging opzoeken, is 't niet?" zei ze met een guitig lichje in haar ogen. „Ja, hij is Barbara's vader". En iets in de jongensachtige stem bij het uit spreken van die naam, een instinct matige, onbewuste klank van tederheid van hebben Indonesische vertegen woordigers in de Volksraad in Indië, waarin zij de meerderheid hadden, een handig gebruik kunnen maken. Een heel onschuldig lijkend voorstel om de door hen in de politiek reeds gebruikte naam Indonesië voor Nederlandsch Oost-Indië voortaan officieel te ge bruiken, werd door hen doorgedreven. Dat succes was natuurlijk koren op de molen van de aanhangers van de Partai Nasional Indonesië, de partij van het beginsel „Los van Nederland", van „Vrij Indië", van het tegenwoor dige „Indonesië Merdeka". Terwijl een ieder in Indie zich van de vroege morgen tot de late avond inspande, om zoveel als doenlijk was te produceren voor de Geallieerden en op ander ge bied alle zeilen bijzette voor het organiseren van hulpbronnen voor de heropbouw van Nederland na de oorlog, kon ongemerkt de evengenoemde Partai Nasional Indonesië een systeem van hulpverlening aan Japan samen stellen, hetwelk zou worden toegepast wanneer binnen toen reeds afzienbare tijd Japan ons Nederlandsch-Indie zou trachten in te palmen. Voor bijna iedereen op Java was het dan ook een verrassing, toen zij op 5 Maart 1942 bij de intocht van de Jappen in Batavia vele Inlanders, voorzien van een bepaald gekleurd hoofddeksel, als gidsen van de Japan ners zagen. In het oude Nederlandsch- Indie kon onder dit millioenenvolk niet veel voor Nederlandse ogen verborgen blijven, doch de organisatie van de In landers als spionnen en medewerkers van de Japanners is bepaald op meesterlijke wijze door hen geheim gehouden en als gezegd, daardoor werd bijna een ieder, ook en vooral in de hogere burgerlijke en militaire krin gen, werkelijk doch pijnlijk verrast. Dit verraad bleek zelfs nog veel gro tere afmetingen te hebben aangeno men dan aanvankelijk werd vermoed en dit is dan ook mede als een der voorname factoren te beschouwen, dat de verdediging van Java tegen de overmachtigen vijand zo gauw moest worden opgegeven. Elke verdere tegen stand ware nutteloos geweest en zou aan nog zeer vele duizenden militairen - en ook burgers - het leven hebben gekost. De onder een deken van liefde ge kiemde verraadscellen hebben zich, toen alle Europeanen in Indië waren deed haar zich snel naar hem omwen den, al de spot uit haar ogen verdre ven door sympathiek begrijpen. „Is het dus ernst, Billy?" zei ze. „Ja - als Mim en haar vader maar wilden toegeven. Ze willen, dat we wachten tot ik vijf en twintig ben," voegde hij er somber bij". „En hoe oud ben je nu?" „Een en twintig. Maar daar geen enkele Rivington ooit zijn zoon toe staat om zijn erfdeel te aanvaarden voor hij vijf en twintig is - ze hebben dat allemaal zorgvuldig in hun testa ment vastgelegd, generaties lang - schijnt iedereen het feit vergeten te hebben, dat ik al meerderjarig ben". Hij schopte kregelig een takje weg. „Het is zo idioot," ging hij heftig voort, „dat gezeur of je twee of drie jaar ouder of jonger bent. Barbara en ik zijn oud genoeg om onszelf te kennen en het is heel wat beter om jong te trouwen dan met de verkeerde, zoals die arme Carol Mortimer". „Ja," gaf Herrick toe, „dat geloof ik ook. Mim vertelde me over haar. Sir Francis moet een vreeselijk mens zijn". gevangen gezet of geïnterneerd, onder bekwame leiding van Japanse imitators van Göbbels, vrijelijk kunnen ontwik kelen en in het bijzonder is de Indo nesische jeugd, de padvinders en der gelijke jongelieden van 12 tot 20 jaar met die anti-Nederlandse smetstof in geënt. Deze hope des vaderlands werd door de Jappen in militaire zin opge leid en werd doordrenkt van een anti- Nederlandse geest. Na de capitulatie van de Japanners kregen deze jonge lieden de geweren enz. van hun ge wezen meesters; weliswaar niet met goedvinden van de Engelse bevelheb bers - onze bevrijders - doch toch wel oogluikend toegelaten. En deze gewa pende padvinders waren het, die voor de poort van de interneringskampen - nu door de Engelsen onze bescher mingskampen genoemd - het Merdeka schreeuwden en het Indonesie-Raja (het onlangs tot volkslied van Indonesië verheven) lied zongen. Dit handjevol padvinders had nooit kwaad kunnen stichten, wanneer de Nederlanders wer kelijk door de Engelsen waren bevrijd geworden. Wanneer die Nederlanders dan weer gewoon naar hun woon plaats en naar hun vroegere werkkring hadden mogen terugkeren, was er niets gebeurd. Dan waren Soekarno en Hatta nimmer op enige regerings- stoel geklommen en dan hadden die padvinders enz. netjes hun geweren aan ons ingeleverd, op eerste aanzeg ging. Want achter ons zou gestaan hebben de grote, de over-overgrote massa van het volk van Java enz., de vaders en grootvaders van die padvin ders, de moeders en grootmoeders van die verdwaasde jongelieden. De ouden en wijzen waren op de hand van Ne derland; in de Nederlanders alleen zagen zij hun broodheer en hun be schermer, die ze zozeer hadden gemist onder de Japanse dwingelandij. Maar het heeft niet zo mogen zijn. De Nederlanders moesten in de kam pen blijven - strenge order van Mount- Batten de opperbevelhebber van de Geallieerden in de Zuid-Oost Pacific - en moesten wachten op het organise ren van vervoersgelegenheid, op het in orde maken van hun woongelegen heid enz. enz. Prachtige toespraken in ons kamp door een aftands Engelse kolonel. Zo iemand van een plaatje; ouwe heer met duizend en een lintjes, een wandelstok voor onmisbare steun. Zo'n type, dat waardeloos is in de daadwerkelijke oorlogsvoering, doch dat, terende op zijn lauweren uit de Transvaalse oorlog, na afloop van Wereldoorlog II nog aanspraak meent te moeten maken op hulpverlening aan het Vaderland. Zoals gezegd, de Ne derlanders moesten in de kampen blij- „Dat is ie," zei Billy van harte. „Als hij er maar met mogelijkheid kans toe ziet om haar leven te vergallen of haar in alles wat ze graag doet tegen te werken, doet hij het. En ze is wer kelijk zo'n bovenste beste. Je zult haar stellig aardig vinden, dat weet ik ze ker. Mortlake Hall waar ze wonen, is een mooi oud landgoed". „Ik verlang er naar om kennis met haar te maken," zei Herrick eenvou dig. „Ik hoop, dat het gauw gebeuren zal". „Misschien wel vanmiddag," ant woordde hij. „Als Mim weg is geweest, komt Carol altijd zodra ze weer terug is, aanzetten - dat wil zeggen, tenzij de oude Mortimer bevolen heeft dat ze iets anders moet doen". Schijnbaar echter had de oude Mor timer bij deze gelegenheid haar niet verboden uit te gaan - de reden hier van was, dat hij zelf naar Tanborough, de nabije stad moest om een advo caat te spreken - want vroeg in de middag kwam Lady Mortimer naar Windycroft. Ze was vergezeld door een grote, lange man met een scherp

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1949 | | pagina 1