Overzeese Jetrekkingen. DE ZONDEN DER VADEREN. E SCHAKEL ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 5e Jaargang Nummer 254 Vrijdag 25 NOV. 1949 Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR <S DE HULSTER - Boulevard 12Ö - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Een dezer dagen las ik in de dag bladen, dat na de goedkeuring door de Staten-Generaal van de resultaten van de Ronde Tafel Conferentie, het ministerie van Overzeese Gebiedsdelen zal verdwijnen, om plaats te maken voor een ander ministerie, n.l. dat van Overzeese Betrekkingen. Uit de daar op gegeven toelichtingen blijkt, dat er in wezen aan het thans bestaande ministerie weinig of niets verandert, zodat de feitelijke verandering slechts zal bestaan in het verwisselen van het naambordje op de deur van het ge bouw Plein No. i in Den Haag, waarin het ministerie van O. G. is onderge bracht. Het ministerie van O. G., het vroegere ministerie van Koloniën, werd door oud-gasten uit Indië, wien de liquidatie van onze Koloniën in Oost- Indië uiteraard zeer ter harte gaat, dikwijls sarcastisch genoemd het mini sterie van Overgebleven Gebiedsdelen. Nu er bijna niets meer overblijft bin nenkort, vindt men in regeringskringen het woord „overgebleven" klaarblijkelijk ook niet meer bruikbaar en na lang wikken en wegen is men nu besloten tot het omdopen in Overzeese Betrek kingen, verkort het ministerie van O. B. Verschillend naar de aard van de betrokkene kan de optimist in Neder land uit deze letters het woord „over zeese betrekkingen" vormen, doch de pessimist die vroeger de uitdrukking „overgebleven gebiedsdelen" verzon, zal van de nieuwe verkorting O. B. wellicht „opgeofferde bestaansmogelijkheden" maken. Persoonlijk geef ik aan deze laatste woordspeling de voorkeur, omdat ik er innig van overtuigd ben, dat het resul taat van de Ronde Tafel Conferentie voor Nederland inderdaad geen andere betekenis zal hebben dan een verloren bestaansmogelijkheid. En bestaansmoge lijkheid, opgeofferd aan een verkeerd inzicht van de progressieven in Neder land omtrent aanhankelijkheid aan en de afhankelijkheid van Nederland van het overgrote deel van de volkeren in Indonesië. Het is een verkeerde opvat ting van die progressieven wanneer zij menen, dat de verhouding van Neder landers in Indië tot de Indonesiërs nog steeds dezelfde was als ongeveer een eeuw geleden, n.l. die van overheerser tot slaaf. Het is even onjuist te ver onderstellen dat, zoals tot 1870 het geval was, de Nederlanders in Indië veel, zeerveel geld verdienden aan het uitbuiten van het koelievolk van Indië. Zoals gezegd, die tijden liggen al lang achter ons en het Nederlandsch- Indië van 1940, dat omstreeks dat jaar werd herdoopt in Indonesië, was een land waarin blank en bruin absoluut gelijke rechten hadden. Ten aanzien van eigendomsrechten op de grond hadden de Indonesiërs zelfs het mono polie; die rechten kwamen uitsluitend hun toe en niet-Indonesiërs waren daarvan geheel uitgesloten. De Indone siërs hadden in alle vertegenwoordigende colleges een meerderheid; zij hadden dezelfde kiesrechten als de Nederlanders, zij hadden dezelfde rechten op over- heidsbetrekkingen als de Nederlanders enz. enz. Het is dus een fabel, neen een leugen, wanneer hier te lande door een verkeerde bril kijkende mensen verkondigen, dat de Inonesiër een rechteloos mens was, dat hij door de blanke overheersers werd uitgebuit of dat hij van het bezetten van ambtelijke posities was uitgesloten. En nu wordt het dan „Overzeese Betrekkingen". Zit in dat woord ver scholen de laatste stroohalm waaraan men zich hier nog wil vastklampen? De hoop dat er nog „overzeese be trekkingen" of betrekkingen overzee voor ons in Indonesië zullen worden opengehouden? Wie mijn artikel de vorige week in „De Schakel" onder de titel „We hebben geruild" heeft gelezen zal ongetwijfeld weten, dat ik die hoop niet kan koesteren. En daarin sta ik, die zo vele jaren in Oost-Indië heb gewerkt en deswege niet door gevoel doch door ondervinding wordt geleid, hier te lande zeker niet alleen. Neen, die overtuiging wordt gedeeld door alle oud-gasten, door allen die in het verre Oosten hun ogen de kost hebben gegeven en hun oren open hebben gehouden. En niet alleen de oud-gasten, niet alleen zij die in het voormalige Nederlandsch Oost-Indië hebben vertoefd, doch ook alle Neder landers die thans nog in overheidsdienst in Indonesië werkzaan zijn. We heb ben allen in de Nederlandse dagbladen van de laatste week van October kun nen lezen, dat door de resultaten van de Ronde Tafel Conferentie onder de Nederlandse ambtenaren in Indonesië bepaald een alarmtoestand is ontstaan. Waarom? Omdat door uitkomsten van de Ronde Tafel Conferentie de veilig heid van de rechtspositie van de Neder landse ambtenaren in Indonesië vol komen in handen wordt gegeven van de R.I.S. (de Verenigde Staten van Indonesië), waarbij elke inmenging of beïnvloeding van Nederlandse zijde ge heel zal zijn uitgesloten. Eén jaar na de overdracht van de souvereiniteit aan de R.I.S. zal deze de automatisch in haar dienst overgegane Nederlandse ambtenaren kunnen ontslaan en met toepassing van een schamele afvloeiings regeling deze mensen aan de dijk zet ten, hen met hun gezin naar Neder land terugsturen! Dat harde en onverdiende lot van deze Nederlanders wil onze regering nu enigszins verzachten en daarom heeft de Ministerraad in zijn vergadering van 14 dezer besloten tot het vast stellen van een soort garantie van de rechtspositie van het Nederlandse ambtenarencorps in Indonesië. Ik heb dit algemene voorbeeld genomen, omdat daaruit duidelijk blijkt dat de thans nog in Indonesië werkzame Nederlanders er volkomen van over tuigd zijn, dat zij er binnen zeer afzien bare tijd „uit zullen liggen", om het populair uit te drukken. En niet die ambtenaren, die insiders bij uitnemend heid, doch ook de Nederlandse Regering onderschrijft die overtuiging, getuige het recente besluit van de Ministerraad. Nog een ander voorbeeld? In de Haagse Post van 27 Augustus 1949 komt onder het opschrift „Zo gaat dat" in de rubriek Indonesische Cocktail - het volgende voor „Volgens het Bataviaas Nieuws blad zijn in het Juliana-Hospitaal te Bandoeng de Nederlandse genees heren vrijwel en-bloc ontslagen en door Indonesiërs vervangen". De Nederlanders moeten er uit en gaan er uit, onverschillig de consequen ties daarvan voor Indonesië en voor het arme volk van Indonesië. Dat wil len de politieke leiders in dat nieuwe, dat onmondige Indonesië. Waarom moeten die Nederlanders er uit? Om plaats te maken voor Indonesische kwakzalvers en brekebenen. Een be- icht in evengemoemde Indonesische Cocktail, hetzelfde blad van 27 Aug., onder de titel „Verwording". Dat luidt als volgt „Critiek en Opbouw, het orgaan van de ultra-linkse socialist D. M. G. Koch, heeft in de Indonesische wereld een overschatting waargeno men, die bedenkelijke vormen aan neemt. Baantjesjacht, mooie auto's, veel praten, weinig doen en corruptie. Een Idonesier die een adviseurschap van een groot bedrijf aanvaardt a raison van 2000 gulden per maand, zonder dat hij de bekwaamheid heeft om dit adviseurschap te vervullen, Iaat zich eigenlijk omkopen. De Kali Besar (daarmede wordt bedoeld de handel. L.) weet de zwakke plekken te vinden en aarzelt niet er gebruik van te maken. In het ambtelijke was hetzelfde te zien. De basis salarissen van vele Indonesiërs spron gen omhoog, zonder dat daar altijd gelijkwaardige prestaties tegenover stonden". Met opzet heb ik hierboven de opinie van de heer Koch overgenomen, Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,— per kwartaalfranco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 7 cent per m.m. bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra FEUILLETON 19) door PEDLER. Tegen dat ze aankwamen was het te donker om veel van het dorp te kunnen zien. De limousine, die hen van het station had gehaald, vloog er doorheen en de landweg op en de helle glans van de lichten diende al leen om een ietwat vage indruk te geven van een lange olmenlaan, die naar Windycroft zelf voerde. Maar eenmaal binnen de gastvrije deuren was ze omringd door al de schoon heid van een oud Engels riddergoed. De hall, met eiken vloer en betim mering, zag er zeer gastvrij uit. In de ouderwetse open haard brandde een geweldig blokkenvuur en de vrolijke vlammen zonden lange lichtschichten flikkerend langs de betimmering en liet de zachte glans zien, die ontstaan was door eeuwen van zorgzaam, liefdevol onderhoud. Hier en daar gloeide het scharlaken en purper van fuchsia's of het geel, rose en rood van rozen als kleine gekleurde lantaarns tegen de vage bruine achtergrond van oud hout, terwijl flikkerende vuurglansjes speel den over oude wapenrustingen in donkere hoeken onder de galerij, die boven langs liep. Herrick geloofde niet, dat ze ooit die eerste indruk van de hall in Win dycroft zou vergeten. Hij was zo vol komen en zo typisch Engels, zo ge lijkend op het oude landhuis, dat eens het hare was geweest en dat tegelijk met het grote grijze huis in Londen verkocht had moeten worden, toen haar vader het recht op wereldse be zittingen verspeeld had. Het eigen aardige, ontroerende gevoel dat het haar gaf, deed haar beseffen, hoe wanhopig ze verlangd had. Misschien begreep Lady Bredget iets van wat in het meisje omging want ze had haar plotseling in haar armen ge trokken en gekust. „Welkom thuis, dochtertje" had ze gezegd en er was een zeer tedere klank in haar stem geweest. Die woorden had Herrick mee naar bed genomen als een zilveren draad door haar gedachten toen ze in slaap viel en weer ontwaakte. Het woord „Thuis" en wat dat inhield was haar zolang vreemd geweest, dat die ge dachte haar vervulde met een soort van ongelovige verbazing. En Lady Bridget wilde zo onmiskenbaar dat ze zich op Windycroft thuis zou voelen. Dat bleek duidelijk uit elk detail van de allerliefste slaapkamer met aangren- de zitkamer, die voor haar gebruik waren bestemd. En nu, deze eerste morgen na haar aankomst, scheen zelfs het weer haar een welkom toe te roe pen, want het zonlicht stroomde door de vensters naar binnen en uit de bomen klonk onophoudelijk het ge zellige, huiselijke getjilp van vogels. Ze dronk haar thee uit, sprong uit bed, liep blootsvoets naar het raam en keek nieuwsgierig naar buiten. Vlak onder haar kamer liep een betegeld terras dat grensde aan glad geschoren grasvelden, terwijl rechts een ouder wetse tuin lag, de paden afgezet met eeuwenoude taxis-hagen. Daarachter strekte zich een groen parkland uit, omdat ik hem persoonlijk lange jaren heb gekend als de socialistische journalist in Bandoeng. Jaren heeft hij voor de bruine broeders in zijn orgaan gepleit en het daarbij zijn meer kapitalistisch gezinden Westersen tegen stander dikwijls moeilijk gemaakt. Maar het is zelfs deze onverdachte bescher mer van de bruinen intellectueel blijk baar toch te machtig geworden. Al met al komt het mij voor dat, ondanks de aanstaande nieuwe be naming „Overzeese Betrekkingen" voor het vroegere, illustere „Ministerie van Koloniën" er van betrekkingen overzee voor de Nederlanders, althans in Indonesië in de toekomst weinig sprake meer zal zijn. De opgeschoten en ge schoolde jeugd van Nederland, die rondom de vroegere Zuiderzee geen voldoende armslag meer zal kunnen vinden, doet beter zijn toekomstblik van het Oosten af te wenden. Die jeugd zal beter Koers West kunnen varen, niet zoals vroeger naar de Verenigde Staten van Amerika, doch naar Zuid-Amerika, Canada en vooral naar Nederlandsch West-Indië. Neder landse kennis, Nederlandse durf en ondernemingsgeest kunnen van dat Nederlandse stiefkind ongetwijfeld een rijke „suikermoei" maken; een erftante, in wier land zich nog veel onmisbaar bauxiet en goud bevindt. L. Paardenkeuring te IJzendij'ke. Hoewel de belangstelling voor de 13e najaarskeuring te IJzendijke niet zo bijzonder groot was, hebben de echte paardenkenners weer volop genoten, omreden het aangevoerde materiaal van zeer goede kwaliteit was. En daar het hier betrof een keuring van jongere paarden, blijkt dus wel, dat Z.-Vl. ook voor de toekomst over prima fokpaarden zal kun nen beschikken. De uitslag van de keuring was als volgt Merrieveulens, geboren vóór 1 Mei 1949 1. Carla van de Blauwe Hoeve, eig. C. van Hoeve, Groede. 2. Annie v. Nico, eig. W. de Blaeij, Biervliet. 3. Iedale v. Buitenlust, eig. A. Buijsse, Ijzend. 4. Udine v. Oostburg. eig. A. Risseeuw, Oostb. 5. Ultra d'Amice, eig. A. Temmerman, Hoofdpl. 6. Erna, eig. Aug. de Milliano, IJzendijke. Merrieveulens, geboren na 1 Mei 1947- 1. Paula, eig. stallen Dobbelaere, IJzendijke. 2. Clara, eig. G. Dusarduijn, Groede. 3. Udine d'Amice, eig. A. Temmerman, Hoofdpl 4. Elvier v. St. Kruis. eig. P. de Backere, Sint Kruis. 5. Polly, eig. stallen Dobbelaere, IJzendijke. 6. Exellente, eig. C. Almekinders, Retranchem. 7. Nelly v. Urbain, eig. A. de Hullu, Schoond. 8. Cora d'Ahea, eig. H. Aernoudts, Sluis. Merries, geb. in 1948 (18 maanden) gr. maat. 1. Tinie d'Amice, eig. A. Temmerman, Hoofdpl. 2. Catrina v. d. Brakke, eig. R. Wijffels, St. Kruis. 3. Paula v. Dierkensteen, eig. Gebr. de Milliano Waterlandkerkje. 4. Odette, eig. stallen Dobbelaere, IJzendijke. 5. Caline v. 't Plakkebord, eig. A. Termote, IJzendijke. onderbroken door kreupelhout en bos, afdalende naar een breed water, dat als een groot zilveren schild glansde in de morgenzon. Herrick haalde diep adem. Het was alles zo mooi, zo rustig mooi, met de ordelijke, vredige schoonheid van een buiten, dat generaties door bemind en verzorgd is. Haar gedachten volgden instinctmatig die lijn. Van vader op zoon, van vader op zoon, overgaande van de een op de ander en eens zou Billy op zijn beurt zijn erfenis aan vaarden en de eer van de traditie der Rivingtons hoog houden. Gelukkige Billy, die zo'n nobel en zuiver erfdeel had. Met een diepe zucht wendde ze zich van het raam en vergeleek onwillekeu rig zijn lot met het hare. Het moest heerlijk zijn om het leven zo in te zien, peinsde ze. Doch toen ze de nutteloosheid van zulk een vergelij king inzag, trachtte ze herinneringen, die die gedachten hadden opgeroepen, weg te duwen. De laatste weken had den haar toch iets nieuws en heerlijks gebracht - hadden haar door Lady

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1949 | | pagina 1