Wederom onze jongens in Indonesië.
De vraag van leven of
V.
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
de Tentoonstelling
van de Gouden Koets
De
schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
5e Jaargang Nummer 228
Vrijdag 27 MEI 1949
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,— per kwartaalfranco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
Wegens gebrek aan beschikbare
ruimte moest mijn wederwoord op de
ingezonden stukken van Ds. Barnouw
en van de heer van den Ende in de
Schakel van 20 Mei j.l. worden uitge
steld tot dit nummer. Indien ik zou
uitgaan van de veel verkondigde stel
ling dat men van een predikant toch
nooit gelijk krijgen kan, omdat hij in
zijn kerk immers nooit mag worden
tegengesproken en het gelijk hebben
derhalve een tweede natuur is gewor
den bij hem, dan zou mijn wederwoord
zeer kort kunnen zijn. Wanneer ik nu
toch enigszins uitvoerig zal worden,
dan geschiedt dit niet om mijn boven
genoemde tegenstanders tot een andere
overtuiging proberen te brengen, doch
om de overige lezers te doordringen
van hetgeen, waar het hier in werkelijk
heid om gaat. Dominee Barnouw is
van mening dat een- verdere polemiek
met hem weinig zin heeft, omdat hij
vreest dat we toch maar langs elkaar
heen zullen praten. Ik wil die mening
onderschrijven en zal daarom bij de
hoofdzaak blijven. En die hoofdzaak
is belangrijk genoeg, om in zijn alge
meenheid nog eens in nadere beschou
wing te worden genomen, zonder dat
daarbij vroeger genoemde personen
worden betrokken. Eerst wil ik dan
evenwel nog één vraag van Ds. Bar
nouw beantwoorden, die hij aan het
slot van zijn brief in De Schakel van
20 Mei stelde, n.l. of ik aan Ds.
Hildering mijn excuses al heb aange
boden. Neen dat heb ik niet en ik wil
daar nog aan toevoegen, dat ik daar
toe zelfs niet bereid ben zolang nog
niet is gebleken, dat hij het in de
zaak Peniwen aan het rechte eind
heeft gehad. En zelfs dan wil ik nu
nog geen toezegging daaromtrent doen.
Wat de uitvoerige brief van de
heer van den Ende betreft, ook deze
zal ik niet puntsgewijze in bespreking
brengen; zoiets brengt ons te veel op
zijwegen en zou de hoofdzaak naar het
tweede plan brengen. De beschouwingen
van de heer van den Ende over de
verplichting van de kerk om zich met
de politiek te bemoeien zal ik zeker
niet trachten te weerleggen, omdat ik
daarmede kom op een terrein, dat ik
voor mezelf met een bordje „Verboden
toegang" heb aangeduid. Evenzeer
laat ik gaarne voor zijn rekening zijn
aanval op de rechtse christelijke pers,
die over de z.g. schandalen in Indonesië
heeft gezwegen omdat het in hun
politieke kraam niet te pas l:;jam.
Bekwamere pennen dan de mijne* zul
len hem daaroven wel van repliek
dienen, veronderstel ik.
FEUILLETON
141)
door OUIDA
„Hij is een oproerig soldaat. Dit is
genoeg".
„Een oproerig soldaat is hij niet!
Hij is een man, die de eer van een
vrouw verdedigde. Hij is een man, die
lijdt in plaats van zijn broeder. Hier,
lees! Wat ge aan rechtvaardigheid, aan
het mededogen, aan de moed en de
onschuld weigert, zult ge mogelijk ver
lenen aan uw kaste".
Achteloos en koel was de blik, waar
mede de Franse maarschalk het papier
inkeek. Doch nauwelijks zag hij wat
daarin geschreven stond, of hij ver
schrok. „Royallieu!"
Die naam was hem welbekend. Hij
was de man, die eenmaal van een
jager had gezegd, dat hij te paard
zat als een Engelse garde, maar toen
niet wist, dat onder de uniform van
die jager een man verscholen was, die
hij op menige partij aan het hof en bij
En nu gaan we terug naar de hoofd
schotel, naar de strekking van alle
artikelen, die door mij aan Onze jongens
in Indonesië zijn gewijd. Door mijn
tegenstanders is aangenomen dat ik
ongelijk heb gehad, hetgeen betekent
dat zij het eens waren met de beschul-
digingen die zijn geuit aan het adres
van ons leger in Indonesië, over het
optreden van onze jongens tegenover
de Indonesische bevolking, in uitvoering
van een van hogerhand vastgesteld
systeem van moord en terreur op
weerloze gevangenen en al zulk fraais
meer. Ik heb van het begin af aan
ontkend, dat er sprake zou kunnen
zijn van een voorgeschreven systeem
dat zou overeenkomen met dat van de
voormalige Gestapo of zo men wil van
de Gepoe en ondanks hetgeen dienaan
gaande door een deel van onze Pers
wordt volgehouden, moet ik bij mijn
ontkenning blijven. Ik heb bij verschil
lende soldaten, onderofficieren, officieren,
hogere autoriteiten en gewone burgers,
die allemaal kort geleden nog in
Indonesië vertoefden, het oor te luisteren
gelegd en bij geen van hen mocht ik
ook maar een klank vernemen, die zou
overeenstemmen met hetgeen aan ons
leger en aan onze jongens ten laste
wordt gelegd. Van een opgelegd systeem
van terreur-uitoefening op de Indone
sische bevolking of zelfs op gevangen
genomen extremisten is nergens sprake,
aldus mijn zegslieden, die als gezegd
zo juist uit Indonesië zijn teruggekeerd.
Daarentegen hoorde ik hier en daar
wel de klacht, dat ons leger te veel
gebonden zou zijn aan de verstrekte
opdracht om vooral met zachtheid op
te treden. Voor het tegendeel bestond
dikwijls aanleiding, wanneer men zag
op welke wijze de extremisten tegen
over de landgenoten en tegenover onze
jongens zijn opgetreden. Ondanks alles
moesten onze jongens alles over zich
heen laten gaan; zij mochten hun zo
wreed verminkte kameraden niet wre
ken op een wijze, dat de vijand de
lust zou vergaan 'om zijn laffe sluip-
moordtaktiek door te zetten.
Nu weet ik wel dat mijn tegen
standers zullen beweren, dat mijn
inlichtingen niet juist kunnen zijn want
zovele bladen - de heer van den Ende
noemde de christelijk pogressieve bla
den als „Wending", „In de Waagschaal"
en „Tijd en Taak" - schrijven immers
over de misdragingen van ons leger,
doch dan wil ik er hier vooral de
nadruk op leggen dat die „zovele
bladen" christelijk progressief zijn en
daarbij vooral de aandacht vestigen op
dat woord prögressief. Immers
het is juist de progressieve Pers, die
zich tegen elk optreden van ons leger
in Indonesië steeds heeft verzet en die
menige genotvolle dag te Parijs had
ontmoet.
Toen hij zich naar Cigarette om
wendde, spraken ernst en bezorgdheid
uit zijn blik. „Ge bezigt een zonder
linge taal. Hoe kwam dit papier in uw
handen?"
„Dezelfde dag dat ge mij het kruis gaf,
sprak ik prinses Corona. Wel haatte
ik haar, doch is hier niet de kwestie.
Van haar vernam ik, dat de man, die
wij Louis Victor noemen, iemand was
van haar stand; dat hij in vroeger ja
ren vriendschappelijk met haar familie
had omgegaan en thans als een bal
ling rondzwierf. Zij wenste hem te
spreken en ik bracht die boodschap
voor haar over en zond hem tot haar.
Hij ging. Hij was alleen, 't Was
avond. Toen hij Chateauroy ontmoette,
kwam hij natuurlijk van haar. Dat de
Zwarte Havik op dat bezoek een vuil
aardige zinspeling heeft gemaakt en
dat hem die slag voor haar - voor
haar! werd toegebracht, betwijfel ik
geen seconde. - Welnu, te Algiers zag
ik een man, die een gezicht had net
als Victor. Ik sprak hem aan. Toen hij
voor een groot deel steeds op de hand
is geweest van de Repoebliek en haar
aanhang en dus tegen de Nederlandse
regering, zowel de vorige als de tegen
woordige. En het is juist de progres
sieve Pers die door haar artikelen,, al dan
niet op waarheid berustend, doch partij
kiezend voor de arme, misdeelde en
miskende Repoebliek, in de kaart heeft
gespeeld van die landen, die zich in
de Verenigde Naties blijkbaar tot taak
hebben gesteld, het kleine Nederland
zoveel als mogelijk was te dwarsbomen.
Het kleine Nederland, dat voor 1942
de schoonste, de meest welvarende en
de best beheerde koloniën ter wereld
bezat. Koloniën waren dat niet meer
te noemen, doch Overzeese Gebieden
met een eigen bestuur - zij het nog
niet met een eigen souvereiniteit -
waarop elk ander volk in de wereld
jaloers was. Gebieden met een be
volking, die als geheel genomen wel
varend was, die althans geen gebrek
kende en in volmaakte rust en tevreden
heid leefde, met uitzondering van een
enkele politiekeling. En zelfs deze
laatsten stonden nu aan de vooravond
van een volledige vervulling van hun
wensen, door inlossing van de toezeg
ging van Hare Majesteit Koningin
Wilhelmina op 7 December 1942 ge
daan, met betrekking tot de komende
gelijkgerechtigdheid van Indonesië en
het overige Nederland. Een toezegging
welke reeds zou zijn ingelost, wanneer
de Repoebliek van stonde af aan had
medegewerkt, in plaats van haar wil
te doen zegevieren over de overige
volken van Indonesië. Maar genoeg
daarover; dit alles is voldoende bekend.
(Wordt vervolgd.) L.
Staat een mens, die dagelijks met
problemen van leven of dood te ma
ken heeft, onverschilliger daar tegen
over dan iemand die slechts éénmaal
voor dit vraagstuk wordt gesteld?
Ja - en neen! Tijdens de wereldoor
log hebben we zonder overmatig veel
opwinding kennis genomen van verlies-
lijsten. En de soldaten aan de fronten
wapenden zich met onverschilligheid
tegen de anders niet te dragen morele
last. Alleen als op die verlieslijsten de
namen voorkwamen van familieleden,
vrienden of kennissen dan viel die on
verschilligheid weg. Maar een dokter,
die uit roeping zijn vak gekozen heeft,
zal altijd vechten om levens te behou
den. Van vrienden zowel als van vreem
den, dag in dag uit en jaar in jaar uit.
Een dokter wordt niet onverschillig.
Hier ligt een verschil van motief.
vernam dat de man, van wie ik sprak,
was ter dood veroordeeld, werd hij
bijna waanzinnig. Hij gilde, dat die
man zijn broeder was, dat hij hem
had vermoord, dat zijn broeder die
wrede ballingschap om zijnentwil had
gedragen. Ik kende die Engelse namen
niet en zeide hem dus, dat hij ze voor
mij moest opschrijven. Dat papier heb
ik medegebracht om u door het schrift
met eigen ogen te doen zien, dat ik
de waarheid spreek. Moet die man nu
als een wild dier worden doodgescho
ten? Is zijn dood de beloning die
Frankrijk schenkt voor Zaraila?"
Zij had thans haar laatste pijl ver
schoten. Miste ook die het doel, dan
was het gedaan!
De maarschalk was zichtbaar ont
roerd. „Dus had zijn broer de mis
daad gepleegd, niet hij!"
Er heerste een langdurige stilte.
Cigarette haalde diep adem. Ze wist,
dat Cecil was gered. Onwillekeurig
sloeg zij de handen om de arm van
de veldoverste. Verrukking en bange
vrees waren in de strakke blik te Ie-
zen, die zij op hem gevestigd hield.
In oorlogstijd wanneer bijna niemand
aan de invloed van de vernietigings
waanzin kan ontkomen, wordt in iedere
mensenziel een groter of kleiner stukje
gedood. Maar wie uit liefde tot de
mensheid de strijd tegen dood en
ellende voert, zal altijd nieuwe kracht
vinden om vol te houden. Hij zal zelfs
anderen inspireren om aan zijn zijde
te vechten, met dezelfde opoflerings-
zin en met dezelfde doodsverachting
als dat nodig zou zijn.
Toen in de zomer van het vorige
jaar een pakhuis van Blauwhoeden
veem in vlammen opging, toen hebben
mannen hun leven gewaagd tussen de
reeds wankelende muren van het veem
om uit de koelruimten de voorraden
van de Bloedtransfusiedienst en van de
Moedermelkcentrale te redden. Onder
het geloei der vlammen, onder een
regen van kokend bluswater en van
door de hitte gesmolten vet, zijn zij
naar binnen gedrongen om de kostbare
kisten met bloedplasma en met ge
droogde moedermelk in veiligheid te
brengen. Deze mannen waren em
ploye's van de Bloedtransfusiedienst
van het Nederlandsche Roode Kruis.
Dagelijks komen zij met de vraagstuk
ken van leven en dood in aanraking.
Zij wisten dus - beter dan wie ook -
wat er op het punt stond om door
het vuur te worden vernietigd. Zij
wisten dat iedere fles een mensenleven
kon redden. Daarom waagden zij zich
in de vlammen! Daarmee inspireerden
zij ook anderen. Want kort daarna heb
ben zestig Amsterdamse arbeiders zich
vrijwillig beschikbaar gesteld, om in
hun vrije tijd, het uitgewoonde en ha
veloze gebouw waarin de Bloedtransfu
siedienst gevestigd was te restaureren.
Maanden hebben zij gewerkt, toen was
het gebouw bijna onherkenbaar opge
knapt en een waardige plaats voor de
belangrijke wetenschappelijke en mens
lievende arbeid die daar wordt ver
richt.
In de komende dagen zal het Neder
landsche Roode Kruis een beroep doen
op de hulp van het Nederlandse volk
om zijn arbeid te kunnen voortzetten.
Laat U zich dan inspireren door het
voorbeeld van deze mannen die hun
krachten en hun tijd offerden en die
zelfs hun leven in de waagschaal stel
den in dienst der barmhartigheid. In
de vragen van leven of dood stelt het
Nederlandsche Roode Kruis zich aan
de zijde van het Leven.
Bezoekt Zaterdag en Maandag
te Breskens.
„Vlug, vlug!" hijgde ze. „De uren
verlopen zo snel. Terwijl wij hier staan
spreken, wordt hij
De woorden bestierven haar in de
keel. De maarschalk wendde zich drif
tig om en gaf een zijner stafofficieren
een wenk. „Pen en inkt. Terstond! -
Wat kan ik je nog meer zeggen, braaf
kind, dan dat ik dadelijk een ordon
nans zal afzenden om de executie te
schorsen, tot mij de gehele waarheid
is bekend. Blijkt alles te zijn, zoals
het zich thans aan mijn oog voordoet,
dan zal hij, wanneer het Keizerrijk hem
redden kan, gered worden".
Met een blik, die de maarschalk
het bloed in de aderen deed verstij
ven, keek Cigarette op.
„Redt zijn eer!" fluisterde ze. „Zijn
eer ten minste - als zijn leven niet
gered kan worden
„Dit beloof ik je. Mocht het voor
enige andere gerechtigheid te laat zijn,
dan zal ik ten minste die zaak in 't
reine brengen". Daarop wendde de
maarschalk zich om, schreef in allerijl
een bevel en verzocht zijn adjudant
dit terstond en zonder een minuut te