Hls de vos dejassie preekt...
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
De schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
5e Jaargang Nummer 225
Vrijdag 6 MEI 1949
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
z-
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,— per kwartaal; franco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr, of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
Daar de Redactie of de Uitgevers
van uw blad niet de beleefdheid gehad
hebben het nummer van 15 April j.l.
aan ds. Pennings van' Axel toe te
zenden, hoewel hij er wel in aange
vallen wordt, wil ik toch een kort
antwoord op het hoofdartikel van die
datum geven, in de verwachting dat
het opgenomen zal worden.
1) Dat de heer - hij zal zichzelf ten
minste zo wel noemen en dat doe ik
dus ook maar - Luteijn er een be
paalde politieke overtuiging op na
houdt, wie zal hem dit, kwalijk nemen?
Dat hij die overtuiging aan de wereld,
of tenminste aan dat kleine stukje
wereld waar zijn artikelen tot door
dringen bekend maakt, is zijn goed
recht in onze democratische staatsvorm,
ook al doet hij dat op een niet bij
ieder in de smaak vallende manier!
Maar dat hij aan het eind van zijn
primitieve betoog dat zo verdacht veel
lijkt op de ons nog zo bekende leuze
„Mussert of Moskou" - eventueel te
wijzigen in „Spoor of Stalin" - dan
plotseling stichtelijk gaat femelen - het
spijt me, maar anders is dit niet te
noemen van iemand die zo grootmoe
dig is om alle godsdiensten te respec
teren - over de Zoon van God die aan
het kruis geslagen werd nee, dan
geeft hij te duidelijk blijk van zijn niet-
begrijpen van de Kerk en haar ver
houding tot de wereld dan dat hij
het recht heeft te schrijven zoals hij
nu doet. Mocht U eens tijd hebben,
heer L., leest U dan in het Nieuwe
Testament de gebeurtenissen uit de
laatste dagen van het leven van Jezus,
of nog beter, de complete evangeliën,
U zult dan o.a. bemerken dat Hij juist
niet door het gepeupel, maar door
de z.g. nette mensen en aanzienlijken
van die tijd gekruisigd werd, en voor
al, leest eens Lucas 18 vs. 9-14.
2) In het nummer van 22 April schrijft
U, dat U het niet eens bent met het
Engelse: „Right or wrong, my country,"
maar in uw artikelen, en niet alleen
in die van U, maar van de gehele
groep die uw denkbeelden deelt, de
z.g. Christelijke pers incluis, valt dik
wijls een andere zegswijze van een
ander volk te herkennen: „Wahr ist,
wan mich nützt" - en ik ben er van
overtuigd dat het dan maar beter is
door U tot het plebs gerekend te wor
den dat, als het nodig is, de waarheid
en de gerechtigheid méér lief heeft dan
de Staat en haar gezag en aanzien in
de wereld, dan, in dit opzicht althans,
te behoren tot de geestverwanten van
wijlen den heer Hitier.
3) Als de vos de passie preekt
als ieder die het niet eens is met
FEUILLETON
138) door OUIDA.
Een vogel, die haar hoofd met zijn
vleugel aanraakte, deed haar verschrik
ken. Zij hief het hoofd op. 't Was een
blauwe postduif, een van de vele, die
zij in dat verblijf onderhield en de
vlugste en vertrouwdste van al de
boden, die zij met boodschappen voor
de soldaten tussen de verschillende
garnizoenen en troepenkorpsen liet
heen en weer vliegen. Dat zij de vo
gel in 't kamp had achtergelaten, had
ze vergeten.
Daar het uitgeputte dier aan haar
boezem neerzonk, begon zij het te
liefkozen en bespeurde eerst toen, dat
het een briefde onder de vleugel had.
Zij maakte dit los en bekeek het, doch
kon niet zeggen wat het behelsde, want
lezen of schrijven had zij niet geleerd.
In ieder geval wilde zij weten wat dat
papier behelsde.
Zij gaf de duif water en graan, klom
de Rijkseenheid-aanhangers voor een
crypto-communist wordt uitgekreten
als publiek of persoonlijk belang of de
Staat voor gaan schrijven wat de Kerk
en haar dienaren mogen zeggen of
schrijven en als dat alles gebeurd
met een verwijzing naar het lijden van
Christus, met Wien nota bene zonder
blikken of blozen het Nederlandse volk
gelijk gesteld wordt dan blijkt het
voor de zoveelste keer dat de wereld
het licht dat in haar geschenen heeft
en schijnt nog altijd niet kent, en dat
er gevaar dreigt, juist voor dat Neder
landse volk waar wij toebehoren, en
dat er opgepast moet worden.
U dankend voor de plaatsruimte,
P. J. Barnouw.
R'ment, 26.4.49.
Naschrift van de Redactie.
Ik twijfel er niet aan, dat de uit
gevers van De Schakel aan Uw
wederwoord wel plaats zullen willen
verlenen en graag zal ik dan van de
gelegenheid gebruik maken, U van-
repliek te dienen.
Eerst moet mij evenwel een kleine
opmerking van het hart en wel deze,
n.l. dat ik van een eerwaarde dominee
een enigszins waardiger toon had
menen te mogen verwachten. U be
gint in punt 1) n.l. met iets wat op
een belediging begint te gelijken „hij
zal zich wel „heer" noemen". Dominee,
ik vind mezelf maar een heel gewoon
mens en om U uit de droom te hel
pen wil ik U mijn afkomst wel ver
raden. Wanneer het woord „heer" ook
door U gesteld wordt tegenover het
begrip „boer", zoals helaas algemeen
gebruikelijk is, dan wil ik U direct
vertellen dat ik zeker geen heer ben,
doch een gewone boerenjongen uit
Sinte Pier en werd geboren als zoon
van een caféhouder in die kleine ge
meente. In Uw ogen waarschijnlijk een
bepaald niet hoogstaande omgeving.
Doch wanneer U dan in punt 1) stelt
dat Jezus Christus door de z.g. nette
mensen en aanzienlijken - dus door de
heren? - werd gekruisigd, dan ben ik
achteraf nog blij niet tot de heren te
worden gerekend, doch slecht een
boerenknul te zijn.
Dominee Barnouw, het lijkt mij
beter niet op deze toon voort te gaan
en laten we in het belang van onze
lezers afspreken, dat we deze scheld
partij. staken. Laten we trachten op
een faire manier onze overtuiging naar
voren te brengen.
Het gaat immers niet om het gelijk
willen hebben, doch om het belang van
Nederland, wat mij persoonlijk betreft
zo voor U in het bijzonder om het
zieleheil van onze jongens in Indonesië.
U tikt mij zeer terecht op de vingers
de trap af naar het steegje beneden en
begaf zich naar een oude schoenlap
per, die voor zijn tafeltje in een nis
zat te werken. De man schreef altijd
de brieven voor haar en las ze ook
voor. Zij tikte hem op de schouder.
„Och, Mathieu, wil je me die brief
eens voorlezen?"
Een lusteloos knikje was het ant
woord. Mathieu las:
„Kwaad nieuws. Ik zend de vogel
in de hoop, dat hij u vinden zal. Bel-
a-faire-peur heeft de Zwarte Havik een
slag gegeven. Die slag zelf betekende
wel niet zoveel, maar tegelijkertijd
dreigde hij hem te zullen van kant
maken. Hij is voor de krijgsraad ge
bracht en zal worden doodgeschoten.
Hij heeft niet geappeleerd. De kolonel
had hem op staande voet kunnen neer
steken. Ik dacht dat het goed was,
als je dit wist. Wij zijn allen erg be
droefd. 't Is gebeurd in de nacht na
het grote feest. Ik ben uw nederige
aanbidder en slaaf".
Slechts die korte volzinnen bevatte
de verfrommelde briet, welke door de
jeugdige zouaaf met moeite was ge-
wanneer ik mij op godsdienstig terrein
begeef en iets vertel, wat blijkbaar
niet overeenstemt met hetgeen de
Bijbel ons daaromtrent mededeelt. Ik
zal voortaan buiten dat terrein blijven,
dominee, in de eerste plaats omdat ik
op dat gebied een volslagen leek ben
en in de tweede plaats, omdat ik
onmogelijk voldoen kan aan Uw aan»
drang om op dat terrein mijn kennis
te verdiepen. En dan mag ik U met
dezelfde munt betalen en U in over
weging geven om U over Indonesië
of over hetgeen volgens sommige
partijdige voorlichters - aanhangers van
de Repoebliek - in dat eenmaals zo
gelukkige grote land zou gebeuren, een
oordeel aan te matigen, want op dat
terrein is U, dominee Barnouw, een
volslagen leek. Is het bij U de liefde
voor de mens, de zorg voor zijn ziele
heil, die U naar de pen doet grijpen,
bij mij is dat de liefde voor dat schone
Insulinde en dat zo tevreden en ge
lukkige en zeer goede volk, waar ik
dertig jaren van mijn leven heb door
gebracht en met welk volk ik de ge
lukkigste jaren van mijn leven heb
gesleten.
In zinsnede 3) acht U mij blijkbaar
een aanhanger van de Rijkseenheid,
een volgeling van de actie Weiter,
Gerbrandy c.s., doch ook daarin ver
gist U zich. Steeds ben ik een tegen
stander van dje actie geweest, hetgeen
U o.a. zou kunnen blijken uit de
artikelenreeks „Verloren Paradijs" in
De Schakel van begin 1947. Wanneer
U weten wil wie, wat en hoe ik steeds
was - en ben gebleven - schrijft U
dan eens aan mijn vroegere vrienden
Soekarno en zijn ministers Hadji
Salim, Soesanto, Djoewanda, generaal
Soetomo enz. en vraagt U dan wie,
hoe en wat de oud-gemeenteambtenaar
van Batavia I. A. Luteijn, was; de
enige Europeaan, die ondanks alles,
in 1941 aanwezig was bij de begrafenis
van Hoesnie Thamzin, de tweede man
van de nationalistische beweging van
Soekarno.
Maar hu genoeg over mezelf. Dominee
Barnouw mag ik U nog een ding in
overweging geven? Zoekt U de uit
Indonesië teruggekeerde jongens in Uw
gemeente eens op en vraagt U hen
eens wat zij hebben gedaan in Indonesië.
Ik heb er zelf al verschillende ontmoet,
doch ik heb daaronder nog geen
moordenaars ontmoet; geen van hen
had zich aan Gestapo-handelingen
schuldig behoeven te maken. De doel
stelling van mijn artikelen dominee
is geen andere, dan de achtergeblevenen
hier te overtuigen van het vaststaand
feit, dat hun jongens in Indonesië
geen beulswerk verrichten of moeten
uitvoeren. Ik tracht het lezend publiek
in De Schakel gerust te stellen; rust
schreven.
Roerloos stond Cigarette te luisteren.
„Lees nog eens!" klonk het zacht, toen
Mathieu met zijn werk gereed was. De
schoenlapper verschrok en sloeg de
ogen op. De stem van Cigarette was
niet meer te herkennen.
De man deed wat zij vroeg en las
de brief nogmaals in zijn geheel voor.
Daarop ontsnapte Cigarette de luide,
sidderende zucht: „Doodgeschoten!"
Verschrikt sprong de oude man op.
„Ben je niet wel mijn kind?"
„Die slag werd gegeven voor haar!
't Was die nacht! - Verstaan? Die
nacht!"
„Welke nacht? Wat kijk je me vreemd
aan. Was je op die soldaat verliefd?"
Cigarette schoot in een schaterlach.
„Verliefd? Ik? Ik haatte hem, begrepen?
Ik dorstte naar wraak. Mijn wraak is
gekomen!"
Een ogenblik zweeg Cigarette. Haar
droge lippen beefden als onder een
aanval van lichamelijke pijn. De ade
ren van haar hals zwollen op en klop
ten, tot ze bloedrood waren geworden.
Daarop kneep zij de brief tot een bal
te brengen en geen onrust te verwek
ken, waarbij ik de onruststokers uiteraard
heb te bestrijden. Ik hoop dat we bij
dat zegenrijke werk binnenkort samen
zullen kunnen optrekken dominee, dan
heb ik mijn doel bereikt en zult ook
U meer voldoening bij Uw werk
ondervinden dan het geval zou kunnen
zijn, wanneer U een onjuiste voorlich
ting als leidraad blijft aanvaarden.
L.
Komt er een R. K. Landbouw-
winterschool in West Z.-Vl.
Onze lezers zijn ongetwijfeld bekend
met de plannen die er zijn om in
Schoondijke een nieuwe Rijkslandbouw-
winterschool te bouwen. Het Rijk steunt
deze plannen, doch eist medewerking
van alle gemeenten van West Zeeuwsch-
Vlaanderen, n.l. een subsidie gedurende
30 jaar van 16V2 cent per inwoner of
f 300,per inwoner ineens. Het
tekort voor de bouw zal dan door het
Rijk gedragen worden, terwijl de ex
ploitatie van de school geheel voor
rekening van het Rijk komt.
Het stemt tot vreugde, dat practisch
alle gemeentebesturen reeds hebben
besloten de gevraagde subsidie te ver
lenen, overtuigd van het grote belang
van deze school voor onze landbouw,
waar onze streek op drijft. Zeker, er
is in enkele genieenten wel even een
aarzeling geweest om zich te verbinden
voor 30 jaar, omdat het wel eens zou
kunnen gebeuren, dat er in de toe
komst ook plannen zouden gemaakt
worden voor de stichting van een bij
zondere landbouwwinterschool. Het ge
zonde verstand kreeg dan echter spoe
dig de overhand want, zo redeneerde
men zeer terecht, in ons gewest is
toch geen plaats voor twee landbouw-
winterscholen en daarbij heeft de Rijks-
landbouwwinterschool in Schoondijke
een wel zeer goede reputatie. Is het
trouwens wel gewenst, dat ook bij dit
onderwijs de schotjes worden geplaatst
en zou dit het onderwijs wel ten goede
komen
Laat men toch in ons mooie landje
van Cadzand, waar altijd zo'n fijne
geest van saamhorigheid heeft geheerst,
deze saamhorigheid bewaren. De streek
zal er wel bij varen. Trouwens, in het
bestuur van de stichting van de Rijks-
landbouwwinterschool hebben ook en
kele R. K. burgemeesters zitting, wel
een bewijs, dat dit een school is voor
iedereen, van welke overtuiging ook.
Wie de prettige samenwerking op de
school, de goede sfeer tussen leraren
en leerlingen heeft gade geslagen, zal
met ons tot de overtuiging zijn ge
komen, dat op deze school vruchtbaar
werk wordt gedaan.
in elkander en rende zo snel als een
antilope door de straten der moorse
wijk en door het verdere gedeelte der
stad naar de haven.
Op die dolzinnige tocht door de me
nigte bleef Cigarette slechts eenmaal
staan en wel op het ogenblik, dat zij
een gelaat te aanschouwen kreeg,
waarop het sterke licht van de mid
dagzon met volle kracht neerschoot.
Zij week vlug van haar pad af, om
voor de man die haar aandacht had
getrokken en in lusteloze houding over
het kraam van een Turks koopman
was gebogen, eensklaps stil te houden.
Nog voordat hij haar gezien had,
had ze zijn arm gegrepen. „Je hebt
hetzelfde gezicht als hij. Wat ben je
van hem?" stamelde ze.
De man gaf geen antwoord. De
verbazing deed hem zwijgen.
„Je bent familie van hem. Naar 't
gelaat te oordelen moeten je broeders
zijn. Wat ben je van hem?"
„Van wien?"
„Van de man, die zich Louis Victor
noemt? Van een jager van mijn leger".
Meedogenloos als een havik keek