TWEE SOUVEREINEN GEDIEND De schakel ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 5e Jaargang Nummer 222 Vrijdag 15 APRIL 1949 Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,— per kwartaalfranco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 7 cent per m.m. bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij orts te bevragen", 10 cent extra Van verschillende zijden mocht ik betuigingen van instemming en van dank ontvangen met en voor de artikelen iri De Schakel van 18 en 25 Maart j.l. onder bovenstaanden titel verschenen. Dankbetuigingen van ouders die een zoon heben, die als dienstplichtig soldaat deel uitmaakt van het Koninklijk Leger in Indonesië. Ook heb ik een tweetal brieven ontvangen van belangstellende en belanghebbende ouders, die zo gaarne geloof zouden hechten aan hetgeen ik in bovengenoemde artikelen heb ge schreven, doch die ook kennis genomen hadden van de serie ingezonden stuk ken van dominee Pennings uit Axel, opgenomen in de Provinciale Zeeuwse Courant in de rubriek „Wat lezers ons schrijven" en die voorts ook gelezen hadden, wat onlangs in verschillende Nederlandse dagbladen voorkwam over hetgeen de vorige maand in een zendings hospitaal te Peniwen (Oost-Java) zou zijn geschied. Het is in het bijzonder ten behoeve van deze „twijfelaars" zal ik hen maar noemen, dat ik op dit onderwerp nogmaals nader ingaan wil. Ik noem hen „twijfelaars", omdat, wat zij zo gaarne van mij als waarheid hadden aangenomen, door de actie van dominee Pennings en nu weer door het gebeurde in Peniwen - ook weer gerapporteerd door een dienaar Gods, de zendingsleeraar Hildering - op geheel losse schroeven is komen te staan. Men mag immers niet aannemen, dat een dominee of een zendingsleeraar opzet telijk leugens zouden verkondigen, ter wijl dat blijkbaar wel verwacht mag worden van een meer gewoon mens als schrijver dezes. Ik heb lang ge aarzeld of ik op dit onderwerp zou ingaan, omdat ik er mij van bewust ben dat ik dan voor sommige mensen weinig vriendelijk zal kunnen zijn. Ik meen over dit bezwaar evenwel te moeten heenstappen in verband met de grote belangen, die voor vele lezers hierbij op het spel staan, n.l. het be houd van hun overtuiging dat hun jongens, hun man, zoon of verloofde in Indonesië geen beulswerk verrichten of behoeven uit te voeren. Wanneer ik dan in dit artikel een onvriendelijk woord moet doen horen aan het adres van een dominee of zendingsleeraar, dan is zulks strikt persoonlijk en be tekent dat geenszins een aanval op of een geringschatting van de leer, welke bedoelde predikers van Gods woord behoren te verkondigen; ik respecteer elke godsdienst, mits zuiver gediend en beleden. Ik herhaal nogmaals met de meeste nadruk, dat ik dit artikel uitsluitend schrijf in het belang van onze jongens in Indonesië en in dat FEUILLETON •35) door OUIDA. Met hetzelfde gebaar, dat zij gebe zigd had toen zij hem van haar geloof in zijn onschuld de verzekering gaf, stak Venetia Cecil beide handen toe. De tranen beefden in haar stem en vulden haar ogen. Terwijl zij sprak, maakte hij onwillekeurig een hartstoch telijke, wanhopige beweging, greep haar handen en drukte die tegen zijn heftig bonzend hart. „God zegene u! Bleef ik langer, dan zou ik het stilzwijgen niet meer kun nen bewaren. Laat mij gaan! Vergeet dat wij elkander ooit hebben ontmoet. Ik ben dood. - Laat mij ook dood zijn voor u!" Het volgende ogenblik had hij de tent verlaten en werd hij weder door de rosse gloed der toortsen bestraald. Op dezelfde plaats waar Cecil's hoofd had gerust, liet Venetia het fiere kopje in de kussens zinken en weende, zo- van hun verwanten enz. hier in Neder land en dat belang weegt enorm veel zwaarder dan dat van een of anderen dienaar Gods, die ik moet aanvallen. Wanneer iemand als de zendings leraar Hildering - hij noemt zich dominee en dat zal ik dus ook maar doen - kennis neemt van schandelijke voorvallen als daar zouden zijn gepleegd door ons leger in het dessa-hospitaal te Peniwen, waarom wendt hij zich dan direct tot de Pers met een omstandig verhaal van het gebeurde, als daar zijn het wegjagen en doodschieten van patiënten en verplegers, het verkrachten van verpleegs.ers enz. enz.? Ware het niet beter dat hij bij het kennis nemen van die feiten zich onmiddellijk richtte tot het hoogste militaire en burgerlijk gezag van de plaats zijner inwoning, in casu Soerabaja, en verder, zo nodig tot de Hoge Vertegenwoordiger der Konin gin in Batavia, tot de Nederlandse Regering en ten slotte tot Hare Majesteit Koningin Juliana, in plaats van zich rechtstreeks te wenden tot de Pers? Is het dominee Hildering te doen om de hem gerapporteerde schandalen te doen straffen en voor het vervolg te voorkomen, of stelt hij er meer prijs op dat de ganse wereld zal vernemen, hoe diep gezonken de Nederlandse sol daten in Indonesië wel zijn en hoe onwaardig dus ook de Nederlandse Re gering en het Nederlandse volk in feite zijn, om nog langer zeggenschap te be houden over het arme volk van Indo nesië? Wanneer dat laatste het geval is bij dominee Hildering, dan bewijst hij daarmede dat hij behoort tot de tegenstanders van de Nederlandse Re gering in de Veiligheidsraad, omdat hij dan welbewust speelt in de kaart van de aanhangers, neen beschermers, van de Repoebliek. Een ieder weet toch dat alles wat thans ten nadele van de Nederlandse Regering ten opzichte van het conflict in Indonesië kan worden aangevoerd, door onze tegenstanders in de Veiligheidsraad geheel wordt uit gebuit, tot schade en schande van Nederland. Ook een man als dominee Hildering moet dat weten en wanneer hij een goed Nederlander is, moet hij zich als zodanig gedragen en zich niet schuldig maken aan een aanval in de rug van onze Regering, die het thans toch al zo moeilijk heeft om het schip van staat behouden door de onveilige internationale wateren heen te loodsen. Maar is dominee Hildering wel een goed Nederlander? Persoonlijk wil ik er alleen dit van zeggen, dat ik hem in een van de Japanse interneringskam pen heb meegemaakt en dat hij - zeer zacht uitgedrukt - er wel anders uitzag dan 99 pCt. van zijn medegevangenen. En nu een andere vraag, is dat rap- als vrouwen wenen om haar doden. Zij had een gewaarwording, alsof zij Cecil in koelen bloede had zien nedervellen, terwijl zij de hand niet eens tegen zijn moordenaar had op geheven. - Ze had hem weggezonden de eeuwigdurende eenzaamheid tege moet! Die gedachten werden haar zo ondraaglijk, dat zij driftig van haar leger rees en de bekrompen ruimte van de tent begon op en neer te stap pen. Haar rust was verdwenen, haar tots had haar verlaten, haar hart was eindelijk getroffen en smartelijk ge wond. De enige man, die zij ooit had kunnen liefhebben, was van haar ge scheiden door een lot, dat bijna vre selijker was dan de dood. Ten slotte keerde de kleur op haar wangen terug, begon in haar oog weer een vonk van 't licht van voor heen te glinsteren en rees een nevel achtig, vormeloos beeld voor haar op. Als zij hem na verloop van tijd leerde kennen als een in alle delen eerbiedwaardig man, als zij dan tevens de liefde leerde beantwoorden, die hij thans voor haar koesterde, was zij wei port van dominee Hildering over Peniwen wel juist? Enkele van onze grote dagbladen hebben reeds aanstonds gewezen op tegenstrijdigheden in dat rapport. Enfin, de waarheid zal niet lang uitblijven want er wordt naar een en ander thans van verschillende zijden een onderzoek ingesteld. Om verschil lende redenen meen ik aan de waar heid van het gerapporteerde te moeten twijfelen. Er zouden verpleegsters - Indonesische natuurlijk - zijn verkracht en doodgeschoten. Het is bepaald af grijselijk wat daar verteld wordt en ik moet nogmaals verklaren dat ik er niet veel van geloof. Kent dominee Hilde ring de sexuele verhoudingen en wat daarmede zo allemaal samenhangt, op Java? Ik meen me te herinneren dat ds. Hildering zijn tijd bij de zending in China heeft doorgebracht en alleen al om die reden is hij weinig deskundig op Java-terrein. Over verkrachten en dergelijke onmenselijke handelingen zal ik op deze plaats maar geen verhan deling geven doch volstaan met deze ene mededeling, dat onze begrippen daaromtrent geheel verschillend zijn van die welke te dien opzichte in de tro pen - overal ter wereld tussen de keerkringen - gelden. Doch moeders, vrouwen en verloofden van de Hol landse jongens in Indonesië, maakt U zich ondanks het rapport van dominee Hildering over Peniwen niet ongerust. In de eerste plaats zal wel blijken, dat daar alleen een overval heeft plaats ge had van onze troepen op een stelletje extremisten en in de tweede plaats zal dan uitkomen, dat niet het Nederlandse doch het Nederlands-Indische Leger daarbij betrokken is geweest. En nu kom ik aan dominee Pennings uit Axel, die de laatste maanden in de Provinciale Zeeuwse Courant zo van leer is getrokken tegen het systeem van terreur in Indonesië, uitgeoefend door onze jongens. De discussies daar over in de P. Z. C. zijn gesloten, zodat ik in dat blad daarvoor thans geen plaats meer kan krijgen en omdat het toch past in het kader van dit artikel, zal ik daaraan op deze plaats nog een enkel woord wijden. En dan zou ik aan dominee Pennings dezelfde vragen willen stellen als ik hierboven aan ds. Hildering heb gedaan. Waarom neemt U de Pers als middel van Uw aanval op ons volk en onze Regering? Iets anders dan een aanval kan Uw betoog over gepleegde wreedheden op Indo nesische gevangenen toch moeilijk wor den genoemd. Als ontwikkeld mens moet U toch ook weten, dat U de Regering in haar huidige moeilijkheden bij de Veiligheidsraad moet steunen en vooral nu niet in de kaart van haar tegenstanders mag spelen. Wanneer U de vrouw om van haar liefde het be wijs te geven, zonder te vragen hoe veel dit haar trots op haar afkomst kostte. Venetia had een edelmoedig karakter. Wel verfoeide zij de schande, droeg ze roem op de vlekkeloze stam boom van haar geslacht en was ze aan de waardigheid en de grootheid van haar huis gehecht, toch was zij te hoogmoedig om de laster niet te durven trotseren, zodra zij wist, dat zij gelijk had. De mogelijkheid bestond, dat haar medelijden en haar genegenheid voor die man in zo hoge mate toenamen, dat zij tot hem zeggen zou: „Houd uw geheim desnoods voor de ganse we reld verborgen. Levert het bewijs van uw onschuld alleen aan mij. Laat de vriend uwer jeugd en ik de enigen zijn, die uw naam en uw aanspraken kennen. Als ik de overtuiging heb ver kregen, dat ge zowel een held als een martelaar zijt, zal ik niet vragen wat de wereld van u denkt of wat ze van u zegt. Dan zal ik uw vrouw worden. Geld en goed en titels en grootheid heb ik genoeg voor ons beiden". dat dus wel doet dominee Pennings, dan moet ik helaas aannemen, dat U zich schaart aan de zijde van de aan hangers van De Waarheid, De Groene Amsterdammer, De Vlam en al deze communistische of crypto-communisti- sche lieden, die niet anders beogen dan dat de Repoebliek uit het conflict in Indonesië als overwinnaaar te voorschijn komt. Dominee Pennings, ik veronder stel dat U duidelijker taal spreekt dan schrijft, want Uw artikelen in de P.Z.C. waren onbegrijpelijk voor de gemid delde lezer. Heeft U dat opzettelijk ge daan om gemakkelijker te kunnen te rugkrabbelen? In ieder geval acht ik U als propagandist tegen onze Rege ring gevaarlijker dan een redacteur van De Waarheid. Van deze laatste kan zo licht worden aangenomen dat hij met een bepaald oogmerk, dus opzettelijk liegt, doch van een dominee wordt dat toch bezwaarlijk verondersteld. Daarom is Uw invloed groter dan die van een marktschreeuwer en wanneer U Uw woorden goed kiest, zullen ze bij velen ingang vinden, zelfs wanneer ze on waar zullen blijken te zijn. Het lijkt mij voor Uw waardigheid, Uw ambt bepaald onwaardig om een politiek te volgen die we bij aanhangers van Stalin c.s. steeds aantreffen. U is natuurlijk geheel vrij in Uw politieke opvattingen, doch als herder van de gelovigen is U verplicht met de belangen van de Ne- derlandse Staat volledig rekening te houden, het gezag te steunen en zeker nimmer onrust te verwekken. En op dit laatste komen Uw artikelen in de Prov. Z. Crt. toch feitelijk neer. Ik zou U met een variant op het bekende Nederlandse spreekwoord willen toe roepen „Dominee blijf in Uw Kerk en bij Uw gelovigen". Zonder de door mij hierboven ge noemde dominees hiermede te willen vereenzelvigen, wil ik hieronder afdruk ken een bericht van het persbureau der Nederlands Hervormde Kerk, om aan te tonen dat overal kaf onder het koren zit en men met berichten uit Het Verre Oosten zeer voorzichtig moet zijn. Het luidt aldus Het persbureau der Nederlands Hervormde Kerk deelt mede „In enkele Nederlandse bladen werd onlangs een schandalig pamflet gepubliceerd, afkomstig van de U(nevangelished) T(ribes) Missoin of Indonesia. O.m. werd hierin een aanval gedaan op het antichristelijk optre den van Nederlandse militairen (b.v. het uitmoorden van christengemeenten „omdat Christen-Indonesiërs zoveel moeilijker te onderwerpen zijn dan heidenen" en werd de Amerikaanse Christenheid opgeroepen om bij haar regering aan te dringen op boycott van Nederland. Bij onderzoek is gebleken, dat de uit vroe ger jaren beruchte Amerikaanse zendeling John G. Breman (die zich nu ten onrechte dr. Breman noemt) de leider van deze zen dingsorganisatie is. De heer Breman werd Buiten de tent heerste een menge ling van licht en schaduw, want de maan scheen niet en de lucht was be wolkt, doch de kienfakkels, die bij ge brek aan andere verlichtingsmiddelen in de grond waren gestoken, verspreid den een rosse gloed. Hoewel het ge joel uit het kamp nog uit de verte weerklonk en de geregelde stap der schildwachten in de nabijheid duidelijk hoorbaar was, heerste er toch een drukkende stilte. Wankelend verliet Cecil Venetia's tegenwoordigheid. Hij bevond zich toen in die afwisselend zware duister en schitterend licht. Zo als anderen van „raki," was hij van smart bedwelmd en de waanzin nabij. Daar trilde een „Werda!" door de lucht. Cecii hoorde de roep niet. Zelfs de van oudsher bestaande gewoonten van de soldaat waren in hem gedood. „Werda!" klonk het opnieuw. Nog hoorde Cecil het veldgeschreeuw niet. Hij schreed in de blinde voort. In de nabijheid van de plaats, waar de tenten stonden, was een gedeelte van het rerrein sterker verlicht dan de rest, zelfs sterk genoeg om de schild-

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1949 | | pagina 1