s~
vrijdag 25 febr. 1949
J
Nuchter blijven.
feuilleton
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
De
schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
5e Jaargang Nummer 215
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,per kwartaal franco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
in de Provinciale Zeeuwse Courant
van 14 Februari j.l. las ik dat de heer
van den Dries, hoofd van een R. K.
jongensschool in Goes, zich zodanig
gegriefd gevoelt door de houding van
de Amerikaanse afgevaardigde in de
Veiligheidsraad, professor Jessup, ten
aanzien van de controverse Nederland/
Repoebliek Indonesia, dat hij een hem
verleende Amerikaanse onderscheiding
heeft teruggezonden. Bedoeld school
hoofd heeft deze onderscheiding destijds
van President Roosevelt gekregen, voor
het tijdens de laatste wereldoorlog met
levensgevaar verborgen houden voor de
Duitsers van enkele Amerikaanse
piloten. Ik bén het volkomen eens met
genoemde heer van den Dries dat het
optreden van de heer Jessup in de
Veiligheidsraad niet anders dan afkeu
ring v^n de zijde der Nederlanders kan
ontmoeten en dat die professor deze
afkeuring volkomen verdient. Het is
uiteraard het goed recht van profesor
Jessup, om in het geschil tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en deschijn-
repoebliek van Soekarno c.s. een ander
standpunt in te nemen dan de over
grote meerderheid van het Nederlandse
volk. Hij mag daarover volkomen onbe
vooroordeeld een eigen mening hebben
en deze ook uitspreken, doch de wijze
waarop hij eerst in Parijs en daarna
in Lake Success de goede trouw van
de Nederlandse regering - en dus ook
van het Nederlandse volk - in twijfel
heeft getrokken en onze Nederlandse
eer in feite is te na gekomen, is beneden
elke critiek. Toch kan ik het met de
door de heer van den Dries gevolgde
procedure niet eens zijn; de door hem
zozeer verdiende onderscheiding is hem
destijds verleend door een Amerikaanse
regering, die haar bewondering voor
het kleine maar dappere Nederland
nimmer verdoezelde en die datzelfde
kleine land als volkomen gelijkwaardige
geallieerde beschouwde. Was er destijds
een volledig begrip van de waarde van
Nederland als rechtschapen bondge
noot bij de Amerikaanse regering aan
wezig en moge dit thans bij sommige
vertegenwoordigers dier regering ont-
breken, zo is er toch geen enkele aan
wijzing dat het wanbegrip van dit
moment niet zal wijken voor een juist
begrip van het Nederlandse standpunt
en de tegenwoordige moeilijkheden,
waarin wij verkeren. Doch hoe dan
ook, vast staat dat professor Jeèsup
noch de Amerikaanse regering of wie
ook aan de overzijde van de Oceaan
zich van deze protest-actie van 4e heer
van den Dries iets zal aantrekken. En
daar zal het de heer van den Dries
toch zeker wel om te doen zijn, n.l.
1^g) door OUIDA
„Ik heb geen plan over de quaestie
der democratie met u te redetwisten,"
gaf de prinses ten antwoord en de
bedaarde toon waarop zij dit zeide,
stak voor Cigarette vreemdsoortig af
bij haar eigen bittere woorden. „Waar
schijnlijk zou ik u evenmin overtuigen
als gij mij en ik houd niet van 't ver
spillen van woorden".
Opnieuw bewaarde Cigarette het
stilzwijgen. Haar gelaat gloeide en
woede heerste in haar hart.
Nadat Venetia tevergeefs op ant
woord had gewacht, begon zij weder.
„Ge brengt twee beschuldigingen te
gen mij in, in de eerste plaats dat ik
uw kameraden ais bedelaars behandel,
in de tweede dat ik het volk - mijn
eigen landgenoten bedoelt ge daarmede
zeker? - van hun rechtmatig eigendom
beroof. Zeg mij eerst hoe ge dit wilt
bewijzen en dan hoe ge dit weet".
om in Amerika enigerlei koersver
andering te bereiken. Mijns inziens
een naief idee en zo hij deze bedoeling
niet mocht hebben gehad, dan is zijn
ganse manifestatie nog meer overbodig
geweest.
Een andere wijze van protesteren vond
ik in hetzelfde nummer van de Provin
ciale Zeeuwse Courant en wel in een
bericht over een zekere mijnheer J. J.
van der Schaar, fotograaf in Amster
dam, die een hongerstaking is begon
nen met de bedoeling, om de grote
mogendheden over te halen tot het
invoeren van een daadwerkelijke ont
wapening. Deze gek - anders kan ik
hem moeilijk betitelen - heeft aan de
staatshoofden van Rusland, Amerika,
Engeland en Frankrijk schriftelijk ken
nis gegeven van zijn actie. Hij gebruikt
nu per dag alleen één liter thee en
het vocht van een uitgeperste sinaas
appel en denkt dat zes weken te kun
nen volhouden. Ik vermoed dat papa
Stalin zich door deze idiote mijnheer
van der Schaar niet zal laten ombouwen
tot vredesapostel en dat Truman ook
niet bereid zal zijn, om terwille van
een gekke fotograaf in Amsterdam een
derde gedeelte van zijn vloot af te
breken. Ik vraag me af wat zulke
idioten toch bezielt, wanneer zij zich
dergelijke penitenties uit overtuiging
opleggen. Of heeft deze mijnheer wel
licht een nieuwe manier van reclame
uitgedacht voor een niet meer florerend
foto-atelier? De actie van deze fotograaf
doet me denken aan een paar rariteiten
in één van onze kampen op Java, die'
ik daar in 1943 meemaakte. Dat was
een 2-tal namaak passie-spelers zal ik ze
maar noemen, want inderdaad hadden
ze bij aankomst in ons kamp veel ge
lijkenis met de deelnemers aan de
passie-spelen in Oberammergau. Lange
baarden en een haardos die hun ver
over de schouders reikte. Ze hadden
gezworen zich gedurende de Japanse
bezetting uit protest tegen de Jappen-
invasie niet meer te laten knippen of
zich te scheren; liever gingen ze de
dood in. Onze Japanse commandant
was een ex-figaro uit Batavia, waar
hij in vredestijd in zijn barbiers winkel
alle gesprekken van Europeanen had
kunnen afluisteren en waar hij des
Zondags vrij nam om uit spionneren
te gaan. Onze passie-spelers trofien het
bijzonder slecht want onze Jap was
barbier gebleven in hart en nieren; de
kampbewoners moesten behoorlijk ge
knipt en clean-shaven^ zijn. Toen hij
deze langharige Europeanen zag rond
lopen liet hij ze eerst flink afrossen
en toen totaal millimeteren. De beide
voortaan kaalhoofdigen verzetten zich
niet, lieten zich om der haren wille
niet doodslaan, zoals ze gezworen had-
Tevergeefs deed Cigarette haar best
om zich staande te houden tegenover
het gevoel van minderheid en mach
teloosheid, dat haar drukte. Een lelijk
woord was daarom haar inleiding.
„Wel, ver mevrouw, toen die
vruchten en die wijn van u kwamen,
bevond ik mij in 't hospitaal. En wat
uw eigen volk aangaat - van dat volk
spreek ik niet. Naar ik hoor is het
volk in Albion slaaf en laat het zich,
als daarbij slechts goud te verdienen
is, zo geduldig als een os het juk op
leggen. - Ik spreek -van het volk in
't algemeen, van de slavende hoop
mensen, die in hun ganse leven geen
vreugde kennen, die voortdurend in
't donker voortsloven om u gelegen
heid te geven u in t' zonlicht te
koesteren en genot te smaken. Met
welk recht is uw pad met rozen be
zaaid en wordt u ieder leed bespaard?
Met welk recht behoeft gij de stem
slechts te verheffen en te zeggen:
„Zo wil ik het," om het aldus te zien
geschieden? Met welk recht moet het
leven voor u slechts één lange zomer
dag zijn, terwijl de armen bij dui
den en ze bleven ook zonder haardos
in leven. Ook hier moet men zich
wederom afvragen, waarvoor toch een
dergelijke manifestatie. Is dat te be
schouwen als een teken van grotere
vaderlandsliefde, dan wij, gewoon
doende stervelingen bezaten? Vader
landsliefde werd ook vertoond - niet
getoond - in Batavia na de tiende
Mei 1940 door vele bezitters van
mooie auto's, die door hen volgehangen
werden met rood-wit-blauwe vlaggen
en oranje-sjerpen. De bezitters dier
auto's zelf droegen ook allerlei vader
landse kleuren, sommige wellicht zelfs
des nachts een oranje strikje op pyama
en ondergoed. En bij elke gelegenheid,
te pas en te onpas, het Wilhelmus
staande zingen, zelfs zonder dat ze de
woorden van ons schone volkslied be
hoorlijk kenden. Kortom ze manifesteer
den zich als d e mannen, waarop in
de uren des gevaars zou kunnen wor
den gerekend. Hoe velen van deze
aspiranthelden zijn niet aan de haal
gegaan vöör de Jap ter plaatse was en
hoe weinig kwam hun gedrag in het
interneringskamp later in overeenstem
ming met de verwachting die zij bij
anderen - meer eenvoudigen van geest
en natuur - hadden opgewekt. Het
was ook hier holle vaten klinken het
hardst. Helaas zijn die klanken ook
hol en zelfs meestal nog vals ook.
Zeker, deze namaak-helden waren ge
lukkig uitzonderingen, want de meesten
onder ons gedroegen zich, ook in de
ure des gevaars, waardig en kalm, zoals
de Nederlander over het algemeen
van nature ook is; wars van aanstellerij
en wars van het tentoonstellen van
zijn gemoedstoestand. De doorsnee-
Nederlander houdt niet van luidruchtige
betogingen en van opzichtelijke mani
festaties. Wij hebben daarvoor te weinig
warm bloed, wij zijn een nuchter en
zakelijk volk. Nuchterheid en zakelijk
heid is vanzelfsprekend de zakenman
meer eigen dan de ambtenaar en in
dat licht bezien mogen we ons geluk
kig prijzen, dat we thans aan het
hoofd van een van onze voornaamste
departementen een doorgewinterd
zakenman hebben. Ik bedoel hier de
Minister van Buitenlandse Zaken,
Excellentie Stikker, die op een waarlijk
excellente wijze zijn departement be
heert en beheerst. Van overmatig veel
en lange brieven moet deze Excellentie
niet veel hebben en een goede ge
woonte maakt hij er van, om inge
wikkelde of zeer belangrijke aangelegen
heden persoonlijk in een onderhoud ter
plaatse en mondeling te behandelen.
Hij gaat naar Amerika, naar Londen,
Parijs of Batavia en doet daar 's Lands
zaken, op dezelfde wijze als de ver
tegenwoordiger van een grote handels
onderneming doet. Bij die besprekingen
en onderhandelingen doet hij meer
wijsheid op in één dag dan anders in
ingewikkelde briefvorm in één maand
het geval zou kunnen zijn. Persoonlijk
contact, rechtstreeks onderhoud met
de hoogmogende vertegenwoordigers
van andere landen. Zeker, zijn reis
naar Batavia en Djokja om een rege
ling te treffen met de récalcitrante
republikeinen is mislukt, althans in
zoverre dat die regeling niet kon wor
den getroffen. En gelukt in ander
opzicht, omdat daaruit klaarhelder voor
de dag kwam het feit, dat met die
republikeinen niet te praten viel op een
voor ons aannemelijke basis. Zijn
persoonlijk onderhoud met Marshall
was daaraan voorafgegaan. Uit al deze
ontmoetingen en besprekingen heeft
de nuchtere zakenman Stikker een
vaststaande overtuiging kunnen distil
leren. Een overtuiging dat ons kleine
Nederland ten aanzien van de Indone
sische kwestie door de grootmachten
ter wereld in een bepaalde richting
wordt gedrongen en dat het voor ons
land niet mogelijk zal zijn een andere,
een eigen koers te varen, hoe graag
we dat ook zouden wensen. Zeker, het
is eervol om er een eigen mening op
na te houden en deze, mits zij eerlijke
bedoelingen nastreeft, ook zelf uit te
voeren en zich niet te bekommeren
om de critiek van derden.
Er kunnen evenwel omstandigheden
in het leven worden geroepen, waardoor
het verkieselijker wordt om een eer
volle aftocht te blazen dan onbesuisd
zijn aanval door te zetten. En een
klein land verkeert spoediger in die
ongunstige omstandigheden dan met
de grote mogendheden het geval is.
Vöör een aanval, dat wil in dit geval
zeggen, voor het negeren van de uit
drukkelijke wil van de Verenigde Na
ties inzake de Indonesische kwestie
was blijkbaar de thans afgetreden
Minister Sassen geporteerd, doch de
overige leden van het Kabinet hebben
zich klaarblijkelijk achter Minister
Stikker geplaatst, die als zakenman
het nuchtere standpunt inneemt dat
men rekening heeft te houden met
hen, van wie men financieel totaal af
hankelijk is. Met zijn geldschieter
moet men geen ruzie maken, zeker
niet wanneer men bij een ander geen
financiële hulp kan verkrijgen. Ik her
haal, Minister Stikker is naar Amerika
geweest en heeft daar zijn licht kun
nen opsteken bij hen die het, ook wat
ons land betreft, voor het zeggen heb
ben. Een uitweg kan er in de Indone
sische kwestie toch nog wel gevonden
worden, ook zonder dat we onze eer
en ons prestige daarbij moeten verlie
zen, doch de nuchterheid gebiedt, dat
zenden sterven van ouderdom, honger
en misdaad, doch in de eerste plaats
van gebrek aan een enkele straal
van het licht des geluks, dat onaf
gebroken als een gouden regen neder-
valt op uw hoofd?"
Vol overdrijving waren die woorden;
toch waren ze oorzaak, dat het gelaat
van de andere vrouw een zeer pein
zende uitdrukking kreeg en dat de
ogen vol weemoed op die van Ciga
rette werden gevestigd.
„Och, kind, meent ge dan, dat die
gedachte ook nooit opkomt bij ons?
Zonder mijzelve nog te rekenen, zijn
er honderden, die dit vreselijke vraag
stuk van alle kanten met wanhopige
blikken bezien. Zoveel in ons vermo
gen ligt, trachten wij voor dat kwaad
genezing te brengen, doch zelfs met
de grootste inspanning zijn wij niet
bij machte meer dan een weinig goed
te doen".
„Wel, bewaar me, mevrouw," gromde
zij binnensmonds. „Als gij, aristocraten
dit vraagstuk zo van alle kanten be
kijkt, is dit zeker een aardig tijdver
drijf voor u, enigszins gelijkstaande
met het ontwarren van een kluwen
garen. Zolang u het spelletje bevalt,
blijft ge er mede bezig, nauwelijks
echter hebt ge er genoeg van, of ge
werpt het verwarde kluwen weg! Stil
maar. Hoe de -voorname dames en
heren de menslievende spelen is mij
meer dan voldoende bekend. - Doch
ik ben een kind uit het volk, bedenk
dit wel".
Venetia slaakte een bange zucht.
Zij had nog weinig smart gekend en
die thans half gefluisterde woorden
waren ontzettend welsprekend.
„Als ik de vrouw was, die ge u
voorstelt, zou ik ji verzoeken de
plaats te verlaten, die ge op zulk een
lompe manier zijt binnengetreden, maar
ik verlang dit niet Ik ben overtuigd,
dat de heldin van Zaraila edeler roer
selen in zich omdraagt dan alleen wat
boosaardige wrevel tegen iemand, die
haar nooit kan hebben beledigd Ik zal
haar onbeschaamdheden verduren, in
de hoop, haar gevoel van billijkheid te
doen ontwaken."
(Wordt vervolgd).