BRILLEN
N
De kop van Jui.
L TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
De schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
4e Jaargang Nummer 204
VRIJDAG 10 DEC. 1948
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
„®e ^rülemaefter"
OOSTBURG
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,per kwartaal; franco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
In de Nieuwe Rotterdamse Courant
van Vrijdag 3 December j.I. trof ik
onder den titel „Wederopbouw en de
boeren" het volgende interessante
artikel aan
„Staphorst en Rouveen gaan met
ft hun tijd mee, al houden de inwoners
nog vast aan de kleurige, traditionele
kledij. Sinds de ruilverkaveling de
landbouwers in staat heeft gesteld tot
een meer rationele bedrijfsvoering over
te gaan komen er steeds meer, die inzien,
dat dit alles slechts een lapmiddel
blijft zolang de boerderij niet staat
temidden van het land. Men is bereid
de veilige beschutting van de dorpsge
meenschap te verlaten en dat is in
deze streek een grote stap vooruit. De
moeilijkheden, die aan het elders bou
wen van een boerderij in de weg staan,
remmen evenwel de uitvoering van de
plannen zeer. Toch verrijzen er in dit
vlakke land steeds meer hofsteden.
Niet alleen Wederopbouw werkt hier,
maar enige vooruitstrevende boeren
hebben geheel voor eigen rekening be
drijfsgebouwen laten zetten. Daarbij
doet zich een merkwaardig verschijnsel
voor ten aanzien van de bouwkosten.
Dezer dagen hebben wij op een
excursie met bestuursleden van de
georganiseerde landbouw een bezoek
gebracht aan twee boerderijen. De
eerste was door de boer zelf gefinan-
cieerd. Na langdurige pogingen slaagde
hij er in het ontwerp goedgekeurd te
krijgen. Een tot in de kleinste details
V doordacht, uiterst practisch gebouw
heeft hij tenslotte met behulp van de
dorpsaannemer doen verrijzen. Alles
wat naar luxe zweemt is weggelaten.
Zelfs een daklijst ontbreekt, wat aan
het uiterlijk van dichtbij gezien geen
goed doet, hoewel het gebouw uitmun
tend in het landschap past. De kosten
van dit zeer sobere, maar volkomen
bruikbare gebouw hebben 17.000 gld.
bedragen. Het bedrijf heeft 16 ha grond,
zodat de bouwkosten per bunder ruim
duizend gulden hebben bedragen. Wan
neer men de kosten van de nog
ontbrekende gierkelder plus enige
kleine verfraaiingen zeer ruim schat
komt men op 1500 gld. per ha.
Verderop is Wederopbouw bezig een
boerderij te zetten voor een oorlogs
slachtoffer met nog geen zes bunder
grond. Deze komt op 36.000 gld., dus
ruim 6000 gld. per ha. Voor dit enorme
bedrag krijgt deze kleine boer een lief
villaatje met accommodatie voor vee.
Een huis met een halletje, waar door
heen hij de melkemmers zal moeten
slepen, omdat de achitect heeft ver
geten, dat de pompstraat een deur
naar buiten hoort te hebben. Een deel
FEUILLETON
die door een muur in twee onpractische
hokken uiteenvalt, waardoor bijvoor
beeld dorsen met de hand (de arbeids
kracht van een kleine boer moet
immers ook in de winter productief
worden gemaakt) onmogelijk wordt.
Een gierkelder en mestplaat op 40 m.
van de stal.
Hier is geen sprake van uiterste
soberheid. Hoewel de toewijzing slechts
24 m3 hout bedroeg was er op tekening
30 m3 verwerkt. Dit heeft men bij het
goedkeuren van de tekeningen over
het hoofd gezien. In dit gebouw is
vergeleken met het andere met
materiaal en arbeidsuren gesmeten. Dit
komt trouwens nadrukkelijk in de
bouwprijs tot uitdrukking.
Waarom de boer de zware last heeft
geaccepteerd, die deze kostbare nieuw
bouw op hem legt? Omdat hij woonde
in een lekkend krot op twee uur afstand
van zijn land, waarbij vergeleken zijn
tegenwoordige slaapplaats in de var
kensstal gunstig afsteekt. Overigens
draagt de gemeenschap natuurlijk een
belangrijk deel der kosten. Hij heeft
geaccepteerd met een bezwaard gemoed
en we kunnen met hem meevoelen.
Overigensook nationaal-economisch
gezien is 6000 gld. per ha. niet mis,
wanneer het voor 1500 ook blijkt te
kunnen.
Zoals de lezer misschien bekend is,
liggen de in boven aangehaald artikel
genoemde plaatsen in de Noord-Weste
lijke hoek van de provincie Overijssel
en de boerderijen waar het hier om
gaat zijn gelegen op het laag veen, op
een soort landbouwgrond dus, die van
een veel lager productievermogen is
dan de kleigronden in Westelijk Z.
Vlaanderen. Daaruit zullen de deskun
dige boeren onder onze lezers ongetwij
feld de conclusie kunnen trekken, dat
de prijs van f 1500 a f 1600 per Hec
tare waarvoor eerstgenoemde boer in
het bovenaangehaalde artikel zijn boer
derijtje heeft kunnen herbouwen, voor
een behoorlijke exploitatie van zijn be
drijf al aan de hoge kant is te achten.
Doch wat te zeggen van een bedrag
van f 6000 per Hectare waarop de
herbouw van die andere boerderij komt
te staanDat bedrag is dusdanig hoog
dat iedere boer op dat bedrijf onher
roepelijk aan de grond zal komen te
zitten. Dat is evenwel iets wat de be
trokkene zelf aangaat en wat hij in
zeker opzicht zichzelf heeft aangedaan.
Het is dan ook niet daarop dat ik de
aandacht wens te vestigen, doch wel
naar binnen. De vondst van die keten
gaf hem een voorwendsel om haar op
te zoeken; zou hij van dit middel ge
bruik maken? Hij aarzelde, 't Veiligste
zou wezen als hij het kleinood aan
haar koerier gaf en heenging zonder
haar nogmaals weder te zien. Hij
wist, dat hij slechts krankzinnigenwerk
deed, als hij zich in haar tegenwoor
digheid waagde.
Dit alles wist hij; toch smachtte hij
van verlangen aan die dwaasheid voet
te geven. Hij ging naar het plein en
sprak een harer dienaren aan. „Zeg aan
je mevrouw, dat korporaal Louis Victor
enige juwelen van haar heeft gevonden
en dat hij vergunning vraagt haar die
zelve ter hand te stellen."
„Als jij die hebt gevonden, moet je
ze mij maar geven," zeide de man,
terwijl hij de hand uitstak.
„Doe wat ik je zeg".
De rijknecht aarzelde. Zou hij doen
wat die man hem op zulk een toon
beval? De eerbied van de Fransman
voor de uiform behaalde de zegepraal.
De bediende ging het huis binnen.
Venetia Corona zat in de mooiste
op het ten hemel schreiende onrecht,
dat onze nijvere boerenstand wordt
aangedaan door hem aan alle kanten
het vel over de oren te halen, wanneer
hij zo ongelukkig is geweest om zijn
opstallen door oorlogsgeweld te hebben
verloren. In plaats dat de Overheid
deze mensen op afdoende wijze helpt,
duwt ze hen nog verder in het moeras
door haar dwingende bepalingen ten
aanzien van de heropbouw van boer
derijen. Boer A. in Staphorst/Rouveen
die de tussenkomst inroept van de
gewone dorpsaannemer, betaalt
25 pCt. van de som die de dienst van
Wederopbouw nodig heeft voor het
heroprichten van het bedrijfje van boer
B. En die gewone dorpsaannemer voert
dat werk ook niet con amore uit en
verdient daarop natuurlijk een zeer
redelijk bedrag, dat hem dan ook ten
volle toekomt. Doch is het niet hemel
tergend, dat een werkje van Weder
opbouw vier maal zo duur moet uit
komen als strikt noodzakelijk is?
Zoals ik zo dikwijls in De Schakel heb
betoogd, blijkt ook nu weer uit het
overgenomen artikel uit een degelijk
en ernstig blad als de Nieuwe Rotter
damse Courant, dat de gewone dorps
aannemer de wederopbouw van boer
derijen en dorpen beter en oneindig
veel goedkoper kan uitvoeren dan alle
overheidsinstanties bij elkaar. En wan
neer de dorpsaannemer - onder toe
zicht van het gemeentebestuur, zoals
vroeger gebruikelijk - in staat is om
voor de wederopbouw ten plattelande
te zorgen, dan is, om in dezelfde ter
minologie te blijven, de stadsaannemer
evenzeer in staat om voor de weder
opbouw van Rotterdam, Arnhem, Nij
megen enz. te zorgen, als hij vroeger
voor de opbouw daarvan heeft gedaan.
En daaruit volgt dan slechts deze ene
conclusie, scherp gesteld: Weg met
het ministerie van Wederopbouw. Weg
met die octopus, die met zijn talloze
vangarmen, waarin onverantwoordelijke
ambtenaren verborgen zitten, de zake
lijke en spoedige wederopbouw van
Nederland verstikt. Octopus is hier de
juiste naam voor dit departement, een
inktvis, waar duizenden liters inkt per
week worden verknoeid aan nodeloos
schrijfwerk en overbodige voorschriften,
waar torenhoge stapels papier en teke
ningen worden verwerkt, onnodig ver
werkt ten behoeve van het op elkaar
zetten van een hoopje stenen, dat niet
zo hoog reikt als die stapels papier.
In Elseviers Weekblad is de bekende
kamer van de karanvansera in luste
loze houdig op een sopha. De andere
dames waren een dutje gaan doen. Zij
was alleen. Een vuurrode burnois om
hulde haar. Zij was in gedachten ver
zonken. De vorige dag had zij een
voorval vernomen, dat haar diep had
getroffen. Men had haar verhaald van
een soldaat, die was gesneuveld en
wiens lijk met levensgevaar door zand
storm en orkaan, door zijn krijgsmak
ker was medegevoerd. Namen waren
haar niet genoemd, maar de trouw en
de liefde door die daad gebleken,
hadden haar geroerd.
Toen haar bediende met Cecil's
boodschap bij haar kwam, was de ver
rassing oorzaak, dat zij aarzelde. Zij
wist niet, dat Cecil zich daar bevond.
Een ogenblik aarzelde zij nog. Toen
gaf zij haar toestemming.
„Eenmaal was hij een heer, 't zou
wreed zijn, als ik hem wondde," dacht
de vorstelijke schone, die een prins
afgewezen en een hertog met ijskoude
onverschilligheid behandeld zou hebben.
De belangstelling, die Cecil in haar
had weten op te wekken en de men-
architect A. Ingwersen al een paar
jaar lang aan het fulmineren tegen de
onkunde en de onzakelijkheid van het
departement van Wederopbouw, doch
gehuld in hun krokodillenhuid laten de
leidende figuren bij die dienst alle cri-
tiek langs zich heen waaien en zij gaan
onverdroten voort met het belemmeren
van de spoedeisende en logische weder
opbouw van verwoest Nederland. In
Elseviers Weekblad van Zaterdag 4
December komt onder het hoofd „Bou
wers over bouwen" het volgende arti
kel van de architect Ingwersen voor:
„Drie duizend vijf honderd mannen
hebben in Utrecht een vergadering ge
houden. Het waren allen mannen van
het bouwvak. Wie de zaal binnentrad
waar deze bouwers vergaderd waren
zag in letterlijke zin een duizendkoppige
menigte. Het moet wel een zeer be
langrijke reden geweest zijn, die zoveel
anders zo rustige en bezonnen mannen
bijeen bracht in de oude Bisschopsstad.
Want er moet heel wat gebeuren eer
ge zoveel van deze mensen tot een
vergadering krijgt en vooral tot een
protestvergadering, aangezien het voor
alles mannen van de daad zijn.
Stoere werkers. Ik dachtplant
deze groep lieden zo over in een rim
boe, waar geen departement van
Wederopbouw is, en ze toveren, in een
minimum van tijd met een maximum
van snelheid, een stad uit de grond.
Een stad, heerlijk om in te wonen.
Maar zij willen veelliever het Neder
landse volk van zijn woningnood ver
lossen. En ze zouden dit zeker doen
wanneer ze niet geremd werden door
het ministerie van Wederopbouw.
Ik hoorde veel wat mij niet bepaald
onbekend was daar ik immers zelf,
reeds twee jaren lang, al de euvelen
en misstanden wat de voorziening in onze
woningnood betreft heb gesignaleerd.
Maar nu waren zij zelf aan 't woord.
En dat was verschrikkelijk. Als mannen
van dit soort het werk een ogenblik
staken en het woord nemen, dan lijkt
dit op het werpen met betonblokken
en het hakken in graniet. Vier krachtige
redevoeringen zijn er gehouden terwijl
de voorzitter, in 't eind, de conclusie,
waartoe deze vijfendertig honderd man
gekomen waren, voorlas. Het is waar
lijk onmogelijk om alles wat te berde
werd gebracht weer te geven. De rede
voeringen zijn in druk verschenen. Er
blijken aan het departement van Weder
opbouw figuren verbonden te zijn, die
van de practijk van het bouwvak niets,
maar dan ook niets, weten en er
nochtans maar lustig op los experimen
teren. Wat in de bespreking zeer sterk
naar voren kwam was, dat als in
normale omstandigheden het bouwbe
drijf te vergelijken is met snel draaiende
geling van eerbied en medelijden,
welke zijn woorden en gedragingen
bij haar hadden doen ontstaan, waren
niet geheel verdwenen. Zelfs waren die
veeleer versterkt door de onbestemde
geruchten, welke haar later ter ore
waren gekomen en welke zowel be
trekking hadden op hem als op de dag
van Zaraila.
De kamer was donker gemaakt.
Toen Cecil binnentrad, was de duister
nis dus oorzaak, dat de scharlaken
shawl en het glanzige haar de enige
voorwerpen waren, die hij het eerste
ogenblik gewaar werd. Hij maakte een
diepe buiging.
„Ge hebt zeker mijn ketting gevon
den? Gister heb ik hem onder 't rij
den verloren. Mag ik u wel zeer be-
danken voor de moeite".
„Veeleer is 't aan mij om de for
tuin voor zulk een gelukkig toeval er
kentelijk te zijn, mevrouw".
Cecil sprak zeer zacht, zijn stem
beefde enigszins. Hij dacht aan het
erfdeel, dat voor hem verloren was en
dat hem anders het recht had gegeven
pogingen in 't werk te stellen, om een
118) door OUIDA
Hij was soldaat. Zijn vrijheid of een
vrije wil bezat hij dus niet. Alleen was
hij meester over de twaalf of vier en
twintig uren extra, die hem waren ge
schonken, om de terugreis wat meer
op zijn gemak te doen.
Hoefgetrappel beneden hem trok zijn
aandacht. Zou zijn broeder nog zoveel
liefde voor hem hebben bezeten, dat
hij ter elfder ure terugkeerde en niet
verkoos te gehoorzamen aan zijn ver
zoek om Afrika te verlaten? - een
siddering voer Cecil door het lichaam;
hij stond op, keek uit het venster en
zag te midden van een groep rijpaar
den en bedienden, die zich door de
menigte op het plein een weg baan
den, het verblindend schone gelaat,
waarover hij kort tevoren bij het beekje
had staan mijmeren. Slechts een ogen
blik zag hij het, want de prinses was
reeds afgestegen en begaf zich met
de twee dames, die haar vergezelden,