J
V
De vergeten hoek.
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
De
schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
4e Jaargang Nummer 202
VRIJDAG 26 NOV. 1948
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,— per kwartaalfranco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
Grote dag- en weekbladen houden
er zogenaamde reis-redacteuren op na;
dat zijn deskundige journalisten, die
voor rekening van hun blad een speciale
reis maken naar Indonesië, Zuid-Afrika,
de Verenigde Staten of door Europa
en van hun bevindingen ter plaatse
een uitvoerig verslag zenden aan hun
directie, ter opname in het door hen
vertegenwoordigde periodiek. Soms ook
maken deze redacteuren een reis door
Nederland of vertoeven zij enige tijd
in een bepaald gedeelte van ons land
om van daaruit via hun periodiek de
lezers op de hoogte te stellen van hun
speciale visie op aangelegenheden, de
provincie, het platteland enz. betreffende.
Natuurlijk heeft De Schakel het nog
niet zo ver kunnen brengen en van
reis-redacteuren is in dit blad dan ook
nog geen sprake; hoogstens van een
vervelende kerel, die van uit den Haag
soms wat uit z'n nek kletst, om het
eens duidelijk te zeggen
Zo heeft de Haagse Post een zeer
bekwaam medewerker van dat blad
bereid gevonden, om eens een persoon
lijk onderzoek in te stellen naar de
wensen en behoeften, die in de zoge
naamde randprovincies van Nederland,
dus buiten de provincies Noord- en
Zuid-Holland, onder de verschillende
autoriteiten, industriëlen enz. en ook
onder de bevolking van die randpro
vincies leven. Het is de zeer bekende
en veelgelezen schrijver A. den Hertog,
die thans van week tot week in de
Haagse Post zijn bevindingen terzake,
op zeer deskundige en interessante
wijze te boek stelt. Hij is begonnen
met de provincie Groningen, vervolgens
Friesland, Drenthe enz. en zo is hij
ook gekomen aan de provincie Zeeland;
aan laatstgenoemde provincie heeft hij
niet minder dan vier bijdragen gewijd,
zeer interessant en in het bijzonder
voor de Zeeuw natuurlijk. In de
Haagse Post van 6 November heeft
de heer den Hertog het over Zeeuwsch-
Vlaanderen en ik ben er van overtuigd,
dat mijn landgenoten uit die streek
met evenveel belangstelling kennis zul
len nemen van dit oordeel van een
outsider over het Land van Cadzand
en van Axel en Hulst, als met schrijver
dezes het geval is. Ik meen dan ook
de lezers van De Schakel in de ge
legenheid te moeten stellen om een blik
te werpen in de spiegel die de heer
den Hertog ons hier heeft voorgehou
den. Mijn persoonlijke indruk is, dat
deze buitenstaander zich een buitenge
woon helder oordeel heeft gevormd
over het voormalige 4de en 5 de
district en dat hij er wonderwel in is
geslaagd in een betrekkelijk klein be-
FEUILLETOK
116) door OUIDA.
„Ik ben in je macht, volkomen in je
macht," klaagde hij in zijn angst. „Ik
sta in je plaats. Ik draag je titel. Wist
je, dat vader dood is en onze oudste
broeder ook? Al 't geen ik erfde is
van jou. Wist je dat? Waarom heb je
je aanspraken dan nooit doen gelden?"
„Ik wist het".
„Waarom, vraag ik nogmaals, heb je
je rechten dan nooit doen geiden?"
„Wat ik niet deed om mijn eer van
smet te zuiveren, zou ik zeker niet
doen voor een titel!"
De betekenis van die woorden ont
ging aan de man, die ze hoorde. Ze
was te hoog om door zijn zoveel
lagere natuur te worden begrepen.
„Maar! - Grote hemel! Het leven
dat je leidt - moet toch ontzettend el
lendig zijn?"
„Ellendig? Misschien. Schandelijk in
elk geval niet".
Het antwoord had in zijn toon al-
stek, het leven en streven, de noden
en behoeften van het volk van Zeeuwsch-
Vlaanderen, samen te vatten. De heer
den Hertog schrijft n.l. het volgende
De overgang van Walcheren naar
Zeeuwsch-Vlaanderen is om meer dan
een reden verrassend. Want er is niet
alleen een zichtbaar contrast tussen
het zwaar gehavende, boomloze eiland
en de begroeide vaste wal aan de
overkant, er is ook een onzichtbare
tegenstelling, een verandering van
sfeer, die nauwelijks te omschrijven
is, maar die toch op de een of andere
wonderlijke manier de gedachten van
een bezoeker kan bezighouden. Men
kan met enige dozijnen onaanvechtbare
motieven vaststellen, dat Zeeuwsch-
Vlaanderen „erbij hoort", maar men
kan zich toch niet onttrekken aan het
onbestemde gevoel, dat de afstand,
die men over de Wester-Schelde aflegt,
veel groter is dan een half uur varen
op een vuile ferry-boot. Met andere
woorden Zeeuwsch-Vlaanderen ligt in
een ander deel van Europa dan Neder
land en het is hiervan gescheiden
door water en eilanden.
Het lijkt mij niet waarschijnlijk, dat
de Zeeuwen en Zeeuwsch-Vlamingen
het met deze scherpe formulering eens
zijn. Voor hen is de band veel
duidelijker, ook door stamverwantschap,
zaken- en familierelaties. Maar voor
een bezoeker-van-buiten valt dit alles
weg en blijft alleen het gevoelsargument.
In elk geval is het mij zo vergaan,
toen ik na een „island-hopping"-rond-
reis uiteindelijk in Zeeuwsch-Vlaan
deren op het continent stond. Een
ander continent, zo scheen het mij
toe. En achter mij lag Nederland,
ergens in een verte, die nauwelijks
meer met geografische maatstaven te
meten was. Aldus kreeg mijn kort be
zoek aan Zeeuwsch-Vlaanderen wel
zeer sterk het karakter van een explo
ratie, een ontdekkingsreis, die pas
duidelijk als zodanig eindigde, toen ik
in Goes weer in een trein was gestapt.
Een van mijn ontdekkingen was, dat
iedereen in Zeeuwsch-Vlaanderen elkaar
scheen te kennen of althans zich ge
droeg alsof dit zo was. Ik kreeg de
indruk dat daar een merkwaardige
saamhorigheid bestond, een in afzon
dering rijp geworden verbond-tussen-
mensen, dat zich o.a. kenmerkte door
een weldadige gemoedelijkheid, zoals
ik in onze gemoedelijkste provincies
nog niet had aangetroffen. En als ik
uit deze waarneming (die ten slotte
niet meer is dan een persoonlijke indruk)
een conclusie zou durven trekken, dan
zou het deze zijn dat in afzondering
die saamhorigheid is gegroeid tot een
innerlijke kracht, die de constante
trouw van Zeeuwsch-Vlaanderen aan
leen de gestrengheid van de verach
ting, die de spreker liet blijken. Het
trof de ander tot in de ziel.
„Neen, neen! Dat is zo. Jij bent
gelukkiger dan ik. Jij hebt geen zelf
verwijt. En toch, als ik aan de wereld
moet zeggen, dat ik schuldig ben -!"
„Dit zul je nimmer behoeven; want
ik zwijg".
Wederom zweeg Cecil een tijdlang.
Nog altijd stond hij naast het pas ge
dolven graf van de man, die hem
trouwer had aangehangen dan een van
zijn eigen geslacht of van zijn eigen
kaste. Zijn hart was tot barstens toe
vol. De ondankbaarheid en de zelf
zucht van de man, voor wie hij zijn
eigen leven had ten offer gebracht,
veroorzaakten hem gruwelijke pijn!
Met een flauwe snik verborg Berke
ley het hoofd in de handen en zonk
op de vers omgespitte aarde neder.
De jaren hadden weinig verandering
bij hem teweeggebracht. Hij bezat een
van die karakters welke het kwaad
niet zoeken, omdat het kwaad is, maar
toch voor het bedrijven van geen en
kel kwaad terugtreden, als het hen
de verre rest van Nederland heeft
mogelijk gemaakt.
Intussen wordt dit misschien iets te
idyllisch geschetste beeld van gemoede
lijkheid wel eens doorkruist en op de
proef gesteld. Ook de minzaamste
mensen, die met hun afzondering ver
zoend zijn, worden kribbig, wanneer
hun belangen in het gedrang komen.
De boeren bijv. hebben grond nodig
en niettemin ligt de Braakman braak.
Deze diepe inham van de Wester-
Schelde ligt vrijwel droog en sommige
gedeelten worden zelfs bij vloed niet
meer door water overspoelt. Dit is
schadelijk, want schorren moeten
weiswaar rijp worden, maar de Braak
man is overrijp. En hoe langer de
inpoldering wordt uitgesteld, hoe slech
ter de grond wordt. Men weet wel,
dat ook de Zuiderzee-werken zijn
stopgezet wegens gebrek aan mensen
en materialen, maarZeeuwsch-
Vlaanderen zou immers een streepje
voor hebben. Het zou ook uit zijn
isolement worden verlost en daarvoor
was na de bevrijding het vrije vervoer
over de Wester-Schelde ingesteld. Maar
nu wil het Rijk dat alweer ongedaan
maken, omdat het te veel geld kost.
Deze en andere ervaringen doen zo af
en toe een kleine storm waaien door
die gelijkmatige gemoedelijkheid der
Zeeuwsch-Vlamingen, die overigens in
het Westen tijdens en na de bevrijding
ernstig in moeilijkheden zijn geweest.
Hulp en herstel hebben lang op zich
laten wachten, maar dat is nu voorbij
zozeer zelfs dat nu sommige mensen,
wier huisje niet in puin werd geschoten,
zich nog het meest gedupeerd voelen.
Want de anderen hebben op bijzonder
gunstige voorwaarden nieuw kunnen
bouwen.
Het is de moeite waard en ver
blijdend te zien, hoe in Aardenburg,
onder de zeer voortvarende leiding
van burgemeester S. van Dongen, een
nieuw dorp verrijst, waarin ook de
mensen nieuw schijnen te worden.
Ook daar is die eigenaardige stemming,
die ik in Oost-Brabant opmerkte. De
oorlogsstorm, die de dorpen wegvaagde,
schijnt de mensen nieuwe kracht en
verder reikende plannen te hebben
aangeblazen. De wil tot samenwerking
om beter uit die ramp te voorschijn
te komen is evident. Een spectaculair
voorbeeld daarvan is het nieuwe
sportterrein in Aardenburg, dat geheel
door particulier initiatief is tot stand
gekomen. Een practisch, zeer zakelijk
voorbeeld is de voor gemeenschappelijk
gebruik bestemde warmwaterrootketel
met zwingelmachine voor de vlasserij.
Dit „practische" springt in het oog,
wanneer men bedenkt, dat vlasteelt en
vlasbewerking in Zeeland, maar vooral
slechts tegen de straf voor hun eigen
zwakheid behoedt.
Met een zonderlinge uitdrukking van
medelijden en droefgeestigheid rustte
Cecil's oog op hem. Hij had zijn broe
der als knaap liefgehad, zo lief zelfs,
dat hij de zware last der schande voor
hem had willen torsen. Wel was die
liefde niet dood, maar sterker dan deze
was zijn haat over de schande, die zijn
geslacht had getroffen, was zijn toorn
tegen het zwakke, zelfzuchtige karakter,
dat bovendien onder een valse vlag
had geleefd met een vlek op zijn naam,
die door een schijn van eer werd be
dekt. Hij dorst er niet voor instaan,
dat een stroom van hartstochtelijke en
toornige woorden hem niet op een
gegeven ogenblik zou ontsnappen.
Toch behaalde deze verzoeking de
zege niet op hem. Nog stond hij een
tijdlang naar de man te zien, die op
de losse aarde van het graf rusteloos
heen en weer schoof. Vervolgens
legde hij hem de hand op de schouder.
De andere sidderde. Hij herinnerde
zich die druk uit vroeger dagen.
„Twaalf jaren lang bewaarde ik je
in Zeeuwsch-Vlaanderen belangrijke
bestaansmiddelen zijn. Volgens de ge
gevens, waarover ik beschik, zou 40 a
50% van het Nederlandse vlas in
Zeeuwsch-Vlaanderen worden verwerkt.
De stimulans daartoe dateert van om
streeks r 840, toen de toestanden in de
landbouw er bijzonder slecht waren en
de landarbeiders in diepe armoede
leefden. Men moedigde daarom de
oprichting van kleine vlasserijen aan,
opdat aldus hogere prijzen voor het
bewerkte vlas konden worden verkre
gen. Zo is het grensgebied van
Zeeuwsch-Vlaanderen geleidelijk een
centrum geworden waar vakkundige
en waarschijnlijk niet al teveel eisende
vlassers wonen, die weten wat „roten"
is. Dit „roten" is de bewerking, die
het vlas ondergaat, nadat het „ge
repeld is (d.i. van de knop die het
lijnzaad levert, ontdaan). Dan wordt
de natuurlijke en hechte binding tussen
vezel en schors van de vlasstengel op
geheven door een voorzichtig droogpro-
ces, zodat de schors gemakkelijk kan
worden gebroken en verwijderd bij
het later volgende „braken" en „zwin
gelen". Volgens de oude, beproefde
„root"-methode wordt het vlas uitge
spreid op de velden, in dauw en zon
neschijn en telkens zorgvuldig gekeerd,
een proces, dat zeer afhankelijk is van
het weer en soms maanden kan duren.
Maar die velden zijn steeds meer nodig
voor de landbouw, zodat dikwijls de
ruimte en de tijd ontbrak om het
roten behoorlijk te doen geschieden.
Men keek en ging dan ook voor de
oorlog al naar België (Maldeghem),
waar het „warmwaterroten" werd
toegepast, wat veel sneller en effici
ënter tot het einddoel voerde. Nu heeft
Aardenburg ook zijn warmwaterketel
voor het roten en zijn zwingelmachine.
Een beetje laat misschien, maar voor
dit conservatieve milieu is dit een be
langrijke sprong vooruit, een sprong
naar een betere toekomst.
(Slot volgt.)
De Franse televisie wordt
in Engeland waargenomen.
Men heeft vernomen, dat een inwoner
van Bognor, een dorpje aan de Zuid
kust van Engeland, wiens televisie
ontvanger voorzien is van een hoge
antenne, met grote regelmaat de
Parijse televisie-uitzendingen, ontvangt.
Zoals men weet is de draagwijdte
van televisie-uitzendingen gewoonlijk
niet groter dan 120 a 150 km, en
worden de golven gewoonlijk door de
geringste natuurlijke hindernis tegenge
houden.
geheim, ik zal 't nog langer bewaren.
Wees gelukkig, zo gelukkig als je kunt
wezen. Daar tegenover vorder ik al
leen, dat je door je volgend leven het
verledene uitwist!"
„Dat kun je niet menen! En jij?"
„Ik zal het leven leiden, dat het beste
bij mijn karakter past. Daarin ben ik
tevreden". Wel werd dat antwoord
kalm gegeven, doch het deed Cecil
helse pijn. 't Was de enige leugen,
die nog ooit over zijn lippen was ge
komen. Nog rustte zijn hand op de
schouder zijns broeders. „Thans schei
den wij voor eeuwig. Verlaat Algerië
terstond. Meer verlang ik niet".
Zonder een woord nog te zeggen,
dat verwijtend klinken of begeerte naar
erkentelijkheid uitdrukken kon, wendde
Cecil zich om en ging heen. De man,
die hij had gered, bleef als met stom
heid geslagen zitten, keek met wezen
loze blik naar de schaduwen, de sla
pende kudden en de vallende sterren
en was met zichzelf in twijfel of de
stem, die hij gehoord, het gelaat, dat
hij aanschouwd had, niet een visioen
was geweest uit een droom.