Amateurisme. TWEE SOUVEREINEN GEDIEND De schakel EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN 4e Jaargang Nummer 201 VRIJDAG 19 NOV. 1948 Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296 ALGEMEEN NIEUWS- Verschijnt iedere Vrijdag Abonnementsprijs f 1,— per kwartaalfranco per post f 1,15 Prijs der advertentiën 7 cent per m.m. bij abonnement korting Advertenties met „brieven onder nr. of bij ons te bevragen", 10 cent extra In de Haagse Courant van Zaterdag 9 November j.l. trof ik onder het hoofd „De Nederlandse gevangenen der Repu bliek" (zie ook de nummers van De Schakel van 24 September, 1 October en 5 November van dit jaar) het volgende aan „De Gemeenschappelijke Actie van Nederl. Vrouwen heeft zich thans tot de leden der Eerste en T weede Kamer der Staten-Generaal gewend naar aan leiding van het antwoord van de minister-president op de schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid Vermeer (Arbeid) met betrekking tot het vasthouden van duizende Neder landers in de Republiek. Het Vrouwencomité deelt nu aan de Kamerleden mede, dat het niet-bestaan van concentratie- en andere kampen en van een noodtoestand wordt ge logenstraft door copieërt van regerings bescheiden, welke het ter kennis brengt van de Kamers en door de correspon dentie van de ministers dr. Beel en mr. Jonkman met het comité, waarin over kampen en gevangenhouding op andere wijze wordt geschreven. Het comité schrijft dan „Alvorens generaal Spoor ons op 10 September j.l. schreef, had Z.Exc. de minister-president telegrafisch volledig op de hoogte gebracht van het feitenmateriaal, o.a. inhoudend, dat zeker nog 15.000 Nederlanders op republikeins gebied worden vastgehou den. Heeft de minister-president dit ter kennis gebracht van de Staten- Generaal? Waarom heeft Z.Exc. ons op de audiëntie ons op 14 September j.l. verleend, algehele onwetendheid voorgewend? Volgens de bijlagen (welke het comité tevens aan de ^Kamerleden verstrekte) was de vorige Regering op de hoogte van de volgende feiten a. de aanwezigheid van duizende gevangenen, t.w. Nederlanders en andere Rijksgenoten; b. van gedwongen concubinaat, zelfs van kinderen; c. van ellendige omstandigheden waarin gevangenen verkeren. Onmiddellijk nader onderzoek gevraagd. De nieuwe Regering wetende, dat deze aangelegenheid in het brandpunt der belangstelling staat en tevens de noodzakelijkheid met zich brengt van o n m i d d e 11 ij k nader onderzoek (iedere dag langer maakt de toestand voor de ongelukkige gevangenen onhoud baarder) had als eerste taak, althans deze erfenis van het vorige Kabinet directe aandacht moeten schenken. Instede daarvan werd onwetendheid FEUILLETON 115) door OUIDA. In die ene oogopslag had hij zijn broeder herkend; maar hij hoopte, dat deze in hem alleen een Franse sol daat had gezien, die door een zonder ling toeval sterk geleek op iemand, die reeds jaren dood gewaand en ver dwenen was. Voordat er zes en dertig uren waren verlopen, waren de orders, die hij moest overbrengen, in de tent van de majoor der infanterie en was Cecil in de karavansera terug om bij de dode eigenhandig de laatste plichten te ver vullen, want aan niemand had hij dit willen overlaten. De scherpe knal van de geweren der soldaten was de enige lijkzang voor de gevallene. Toen alles voorbij was, bleef Cecil alleen achter bij het graf. Voor anderen zou dit weinig meer zijn dan een der duizend lit tekens, die door de bloeddorstige god des oorlog op de boezem van het ge- voorgewend!" Het Vrouwencomité maakt vervolgens nog enige opmerkingen, waaraan wij het volgende ontlenen Generaal Spoor schreef, dat de be schikbare gegevens aantonen dat zeker nog aan een 15.000 Nederlanders worden verhinderd, 't Republikeinse gebied te verlaten. Het Indische Rode Kruis geeft voor dit ogenblik het getal van 8 a 9000. Waar is het verschil van 6 a 7000 personen, daar zij niet geèvacueerd zijn? De evacuaties, die plaats hebben gehad, betroffen gezinsleden van het K.N.I.L., uitgewisseld tegen T.N.I.- gezinsleden, verblijvende op het door de Nederlandse Regering gecontroleerde gebied. Deze 6 a 7000 personen zijn dus onvindbaar, waarschijnlijk overleden in het tijdsverloop van 20 Maart tot op heden. De Regering weet van alles aft Het comité concludeert, dat de Regering volkomen op de hoogte is van de gehele aangelegenheid der gevangenen in de Republiek Djocja, finesses inbegrepen; dat de vorige en ook de huidige Regering de Volksver tegenwoordiging en het Nederlandse volk hiervan onkundig hebben ge houden. Het comité betoogt, dat aan het „vrijwillig" aanvaarden van het republi keins staatsburgerschap geen waarde kan worden gehecht, omdat men niet de dreigementen kent die tot deze aanvaarding aanleiding hebben gegeven. Het vraagt waarom de Regering nooit met één woord heeft gerept over het gedwongen concubinaat. „Als één Engelse vrouw, laat staan een kind, zou overkomen, wat honderden van onze Nederlandse zusters en kinderen ginds te verduren hebben, dan stond het hele Britse rijk daar achter; als dit één Amerikaanse vrouw of kind overkwam, dan kende de ver ontwaardiging van het Amerikaanse volk geen grenzen en zou het deze in daden weten om te zetten. En wat doen wij zo vraagt het comité, dat van oordeel is, dat het bovenstaande volkomen de eis wettigt bevrijding dezer ongeluk- kigen op korte termijn, met alle middelen, die daarvoor nodig zijn. Het acht een verwijzing naar de Commissie van Goede Diensten zinloos, omdat een welgemeende en ernstige wenk van deze instantie de gevangenen immers reeds lang een veilige terug keer had gebracht." Er is weer geen woord Frans bij hetgeen door het Vrouwencomité Ge meenschappelijke Actie aan de Regering schonden grondgebied waren achter gelaten. Voor hem bevatte dat graf al wat hem aan zijn verloren jeugd en zijn vaderland verbond. Traag slopen de uren van de nacht voorbij. Alleen het blaten van de geitjes, die van de kudde waren af gedwaald, verstoorde de stilte, welke op de storm van de vorige dag was gevolgd. Eensklaps werd de stilte verstoord en hoorde hij een naam fluisteren, een naam uit zijn kinderjaren, uit zijn ver leden! Een rilling van schier bijgelo vige vrees voer hem door de leden. Hij sprong op, wendde zich om en werd het doodsbleke, door doodsangst verwrongen gelaat van zijn broeder gewaar. Geheimhouding was niet lan ger mogelijk. Enige ogenblikken zwegen beiden. Een stroom van herinneringen belette hun het denken, het spreken. Zij ken den elkander. - Hiermede was alles kenbaar wordt gemaakt en als vrouwe lijke terriers blijven deze dames zich in het opgejaagde wild, i.e. de Neder landse regering, vastbijten. Het ken merk van de vrouw en niemand min der dan Schiller vond daarvoor de gedachte uit van: „Da werden die Weiber zu Hyanen". Inderdaad zo fel worden zij in haar actie, een actie voor een bijzonder menslievend doel, de bevrijding van Nederlandse onder danen, meest vrouwen en kinderen, uit de hen bezoedelende vuile handen der extremisten op Java. Zo waren ook de vrouwen in de Japanse internerings kampen, in de over geheel Indië van 1942-1946 verspreide vrouwenkampen. Alle Europese ingezetenen van Neder- lands-Indië waren door de Jappen op geborgen in kampen; kampen voor mannen en kampen voor vrouwen. Het waren echter niet de mannenkampen, die de Jap de meeste last bezorgden; neen, dat was in de vrouwenkampen, waar moeders voor kinderen, waar vrouwen voor vrouwen opkwamen en alle maatregelen van de Jap, ook open lijk saboteerden. Ze hebben daar een lichtend voorbeeld gegeven voor de gehele wereld en ze hebben getoond, dat het zwakke geslacht, dat zelfs de nietigste wezens in hun verzet tegen de overweldiger, in de verdediging van haar dierbaarst bezit, sterker is dan de man. Zo zouden zij er zelfs nu op uit willen trekken om met geweld haar door de Repoebliek vastgehouden seksegenoten persoonlijk te gaan be vrijden. Dat is natuurlijk geen werk voor vrouwen en mijn persoonlijke over tuiging is, dat we daarvoor zelfs ook onze jongens van het Nederlandse en Nederlands-Indonesische leger niet moeten instellen. Niet met geweld, niet door een militaire actie op dit ogenblik, want dan zouden we geen Europese gevangenen meer bevrijden, doch slechts de stoffelijke overschotten van die Europeanen aantreffen; die gevangenen immers zouden bij de na dering van onze troepen door de extre mistische Repoeblikeinen worden ver moord. Dat is de mentaliteit van de extremisten op Java. Doch er zijn wel andere middelen die naar het beoogde doel, de bevrijding der gevangenen in de Repoebliek, kunnen leiden. Zo als het meergenoemde Vrouwen-comité opmerkt, zou de Commissie voor Goede Diensten hier het nodige hebben kun nen doen en zeker zou die Commissie daarin kunnen slagen. Edoch die Com missie voor Goede Diensten beweegt zich liever op een ander terrein, voor namelijk op politiek terrein, met een resultaat voor het Nederlandse gezag, dat we soms geneigd zouden zijn het Cecil verbrak de stilte het eerst. Snel trad hij op de ander toe en lood zwaar viel zijn hand op diens schouder „Is je leven van dat ogenblik af vlekkeloos geweest?" Gestreng klonk die vraag. Berkeley sidderde onder die aanraking en verborg het gelaat in de handen. „God is mijn getuige - ja! Maar jij - jij; ze zeiden dat je dood waart". Cecil's hand viel slap neder. De toon, waarop die woorden werden gesproken, veroorzaakte hem meer smart dan het staal van een Bedouïn. Die toon verried spijt. „Ik ben dood! - Dood voor de we reld en - voor jou". De man, die de titel droeg van burggraaf van Royallieu, bedekte het gelaat met de handen. „Hoe heb jij geleefd?" klonk het schor van zijn lippen. „Als een eerlijk man. Laat dit vol doende wezen. En jij?" „Ik eveneens; dit zweer ik je! 't Was mijn eerste maar ook mijn laatste schandaad Tors jij dus de last van mijn schande? Goede God wat moet ik zeggen? Zoveel zielenadel, zulk een offer -" Had er in Berkeley's stem geen woord „Goede" uit haar betiteling te schrappen. Laten we dus naar een ander middel omzien en waar overleg ten deze niet slaagt, de zaak op Re- poeblikeinse wijze behandelen en van Nederlandse zijde hard tegenover hard stellen. Wij kunnen immers in Indië met onze aanwezige Marine het ge bied van de Repoebliek geheel isole- 1. Niets meer overzee naar of uit de Repoebliek, voordat de gevangenen door de Repoebliek levend in onze handen zijn afgeleverd; geen enkel con tact meer met de regering van de Re poebliek alvorens aan onze eis om onmiddellijke uitlevering van die ge vangenen geheel is voldaan. Als ik me goed herinner is deze laatste eis des tijds toch ook in een door de Tweede Kamer unaniem aangenomen motie voor de ondertekening van de Renville- overeenkomst gesteld. Het door de Regering binnenkort te geven antwoord op gestelde vragen naar aanleiding van de rekesten van het Comité Gemeenschappelijke Actie zal zich wel weer op zijpaden bewegen en om de hoofdzaak heendraaien, ver moed ik. Vooral zal daarbij wel gewe zen worden op onjuistheden, op over drijving in dat rekest, doch daar gaat het allemaal niet om. Het genoemde getal van 15000 gevangenen ligt wel licht te hoog, doch dat is om het even, of het er 1500 zijn of 8000 of toch 15000; feit is en blijft, dat er nog talloze Europeanen door de Repoebli keinen worden gevangen gehouden en wreedaardig worden mishandeld. Bij zijn aankomst op Schiphol werd de afgetreden Luitenant Gouverneur- Generaal o.m. verwelkomd door tal loze vertegenwoordigers van de Pers en hem werden verschillende vragen ge steld, waaronder ook een vraag naar aanleiding van de actie van het Comité Gemeenschappelijke Actie. De heer Van Mook reageerde daarop met de mededeling, dat de door dat Comité opgegeven aantal gevangenen wel over dreven was. Uit dat antwoord valt dus maar één conclusie te trekken en die is, dat er toch in elk geval nog een (aanzienlijk) aantal Europeanen in Re- poeblikeinse gevangenschap verkeert, al zijn dat er dan geen 15000! In Singapore heeft Van Mook op zijn terugreis naar Nederland ook on der een kruisvuur van pers-mensen ge legen en daar zei hij o.m., dat in In donesië de zaken de laatste tijd door „amateurs" worden behandeld. Dat ben ik geheel met hem eens en ik ben er eveneens van overtuigd, dat die ama teurs de Nederlandse belangen in In donesië naar de bl helpen. Doch aan dat amateurisme mogen nimmer worden opgeofferd de levens van de vrees, wel liefde gelegen, dan had hij reeds meer dan genoeg gezegd om de man te bevredigen, die ter wille van hem van alles had afstand gedaan. Doch ook thans was hij in zijn geest alleen bezig met zich zelf. Zwijgend staarde Cecil hem aan. Hij zag dat de bevallige knaap, die hem uit vroeger jaren nog zo duide lijk voor de geest stond, tot een schoon man was ontwikkeld. Hij zag, dat die man met zijn verwijfd karakter een gemakkelijk leven had geleid en dat, de verzoeking tot het kwaad niet aan wezig zijnde, zijn levenspad voor 't oog der wereld vlekkeloos en rein was geweest. Berkeley hield het gelaat nog steeds in de handen verborgen. „Wij meenden dat je dood waart," bracht hij eindelijk driftig uit. „Een ieder zeide dit. Alle mogelijke bewij zen daarvoor schenen voorhanden. Maar toen ik je gisteren zag herkende ik je - herkende ik je dadelijk, al ging je mij als een vreemdeling voorbij. Ik bleef hier, omdat men mij gezegd had dat je hier zoudt terugkomen.

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1948 | | pagina 1