BRILLEN
Wat nu?
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
,fèz 2&rülemaeftei:"
De
schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAAN DEREN
4e Jaargang Nummer 191
VRIJDAG 10 SEPT, 1948
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,— per kwartaalfranco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
V
Alom in het Koninkrijk der Neder
landen, in Europa zowel als in de
Overzeese Gewesten in de Oost en in
de West, is ter gelegenheid van de
68ste verjaardag van Koningin Wilhel-
mina, van Haar 50-jarig Koningsschap
en van de inhuldiging van Koningin
Juliana feest gevierd. Door welhaast
ieder Nederlands onderdaan is aan die
feestelijkheden deelgenomen, door de
één in uitbundigheid, door de ander
in ingetogenheid al naar zijn aard of
levensopvattingen hem ingaven, doch
bij elke deelnemer aan die festiviteiten
kwam tot uiting het gevoel van grote
liefde voor het Oranjehuis, de blijdschap
van te mogen leven onder een Oranje-
vorstin. De gebrachte hulde gold in de
eerste plaats onze Koningin Wilhelmina,
die niet alleen door het Nederlandse
volk, doch ook door de meeste be
schaafde volkeren in de rest van de
wereld zo terecht wordt geplaatst
onder de groten der Aarde en die
wordt beschouwd als een der grootste
Vorsten, die ooit hebben geleefd. In
de onmiddellijk daarop volgende plaats
gold die hulde onze nieuwe Vorstin,
onze Koningin Juliana,van Wie elke
rechtgeaarde Nederlander dezelfde
kracht, rechtschapenheid en menslie
vendheid verwacht als van haar
Koninklijke Moeder.
In de door Koningin Wilhelmina in
het Olympisch stadion te Amsterdam
tot het Nederlandse volk gesproken
afscheidswoorden zei Hare Majesteit
o.a. „De strijdende taak, die wij allen
tezamen hebben gehad, die wij zo
vele jaren tezamen hebben vervuld, ga
ik neerleggen. Veel is er in de oorlogs
jaren gedroomd en verwacht van de
toekomst. Voor velen is de werkelijk
heid na de bevrijding een teleurstelling
geworden. .Ik vertrouw, dat gij sterk
zult zfjn en veel zult verwezenlijken
van wat toen als toekomstdromen in
ons allen leefde en thans nog leeft.
Aan de vooravond van mijn troons
afstand bind ik u dit op het hart."
Het zijn deze Koninklijk^ woorden,
die wij nu en in de toekomst steeds
tot ons moeten doen doorklinken, om
dat we vooral nu moeten beseffen,
dat onze Koningin Juliana Haar taak
aanvaard in een moeilijke en ingewik
kelde tijd, een tijd die vraagt om
sterke mensen, zoals Koningin Wilhel
mina ook in Haar afscheidsrede zei.
Het spreekt wel vanzelf, dat we onder
„sterke mensen" zeker niet mogen
verstaan de autocraten, de alleenheersers
die onder een voor het Nederlandse
volk volkomen vreemd regeringssysteem
naar boven konden komen en aan
FEUILLETON
105)
door OUIDA
Zelfs in een hagelbui van kogels was
zij niet zo bleek geworden als thans.
Daarop begon zij de levenloze, op
Cecil gevallen Bedouïnen één voor
één op zij te schuiven en het hoofd
en het lichaam van de jager, die Flick-
Flack opgezocht en bewaakt had, van
het loodzware gewicht van zijn paard
te bevrijden.
Een ogenblik meende zij, dat hij
dood was, maar een langzame, pijn
lijke ademhaling deed zijn borst zwel
len. Cigarette had een fles brandewijn
bij zich, bracht Cecil de hals tussen
de lippen en goot hem een druppel of
wat in de keel. Die brandewijn deed
hem enigszins bijkomen. Wel was zijn
ademhaling nog zwaar en moeilijk;
toch werd die reeds een weinig vrijer.
Ook week de kleur des doods lang
zamerhand van zijn gelaat, maar tot
bewustzijn kwam hij niet. Met het
hoofd op Cigarette's schoot lag hij
OOSTBURG
anderen hun wil oplegden, die slechts
slaafse onderworpenheid kon worden
opgevolgd. De sterke mensen die wij
deze tijden nodig hebben zijn zij,
die uitsluitend dienen de belangen van
het Nederlandse volk, zo hier als
Overzee en die daarbij als richtsnoer
aanvaarden en blijven volgen de door
of namens de meerderheid van dat
volk uitgesproken wil. En sterke mensen
zijn zij, die de volkswil in vaste en
veilige banen weten te leiden, die aan
de volkswil, voortgesproten uit overleg
en minnelijke schikking van het over
grote deel van dat volk, het recht en
de kracht ontlenen om het schip van
staat door de woelige wereldbranding
en hier en daar ontstane tegen
stromen in de binnenlandse wateren -
heen te loodsen.
We hebben sterke, mensen nodig om
onze binnenlandse moeilijkheden op te
lossen, om ons op een niveau te hou
den in de samengang van de Europese
landen en vooral, om de kortweg aan
te duiden Indonesische kwestie tot
een goed einde te brengen. En de
mensen welke we daarvoor nodig heb
ben kunnen zich alleen sterk voelen,
kunnen alleen sterk zijn, wanneer zij
zich gedragen weten door een eendrach
tig volk. En daarop komt het nu
juist aan. Wij hebben ons eendrachtig
geschaard om de Nederlandse troon
wanneer het betrof het brengen van
hulde aan Haar, het betuigen van
liefde voor Haar, Die ons zovele jaren
heeft geleid en van Wie wij hopen
dat Zij ons nog tot in lengte van dagen
moge blijven leiden. Wij konden
daarbij eendrachtig zijn, omdat wij
allen van dezelfde gevoelens jegens
Haar waren doordrongen. Doch wan
neer, neen, omdat dit het geval is,
waarom zouden we dan diezelfde een
dracht ook niet kunnen tonen, wanneer
het niet geldt een feestelijke huldiging.
Waarom zouden we niet evengoed aan
het verlangen van onze grote Vorstinne
kunnen voldoen en onze eensgezindheid
demonstreren, waar en wanneer het
betreft de behartiging van de belangen
des lands, de belangen vanland en
volk bij een spoedig herrijzend, welva
rend Nederland en bij een spoedige
daadwerkelijke hereniging van ons land
in Europa met de delen in Oost- en
West Indie tot één Koninkrijk van
Groot-Nederland of welke naam men
aan de nieuwe unie ook moge geven.
Mogen we ons nu na die indrukwek
kende feestelijkheden, waarbij we ons
als eensgezind konden aandienen,
wederom terugtrekken in onze onder
scheidene politieke groeperingen, waar
van de ene groep het licht niet in de
ogen van de ander groep gunt;
Moeten we nu weer elk naar onze
eigen school terug met een gedachte
aan minderwaardigheid van de scholieren
die niet onze school bezoekenweer
ieder terug naar onze eigen kerk met
de gevestigde overtuiging dat onze
kerk de enige, de ware is en dat de
aanhangers van een andere godsdienst
toch feitelijk ketters zijn? Want zo en
niet anders, ligt de zaak in Nederland
en dat valt te betreuren niet alleen,
neen veel sterker, dat is funest zo wel
voor ieder onzer persoonlijk als voor
de gemeenschap, die zich het Neder
landse volk noemt. En het kan, het
moet anders. Een ieder, daarvoor
leven we God zij dank in een
democratisch land, moet vrij blijven in
de keuze van zijn onderwijs, hetzij
openbaar of bijzonder, een ieder moet
boven alles vrij blijven in de uitoefening
van zijn eigen godsdienst, doch dit
alles moet mogelijk zijn zonder ver
oordeling van de richting, die een
ander kiest of heeft gekozen. Waar
dering van ieders oprechtheid in eigen
geloof, in eigen levensopvatting en
in eigen politieke richting. Zelfs al is
deze laatste communistisch, wil ik
gaarne daaraan toevoegen, want van
al deze grondwettelijke rechten mogen
we nimmer ook maar een duimbreed
afwijken. Iets anders wordt de zaak
wanneer een bepaalde richting staatsge
vaarlijk is of dreigt te worden. En dan
nog mag men nimmer aan de
principiële opvattingen te kort doen
en dient men zich te beperken tot het
voorkomen van voor de staat of de
belangen van het Nederlandse volk ge
vaarlijke uitwassen, dient men te be
letten dat vertegenwoordigers van die
ongewenste richtingen zich zouden
kunnen lenen tot het verrichten van
land- en spandiensten aan de komende
vijand en dient men te voorkomen dat
zij de Nederlandse belangen zouden
achterstellen bij die van een andere
mogendheid. Gelukkig is het aantal
Nederlanders dat zich daartoe zou
lenen, nog steeds betrekkelijk onaan
zienlijk gebleken en gelukkig trekt de
rest van het Nederlandse volk te dien
opzichte één lijn, getuigt het ook daar
van eendrachtige gevoelens. Doch op
veel te veel andere punten schiet het
Nederlandse volk als natie daarin tekort
beseffeloos op de grond, terwijl Flick-
Flack hem vol liefde de handen en
het gelaat likte.
„Zonder ons beiden was hij zo goed
als dood geweest, Flick-Flack," zeide
Cigarette. „Maar 't is wat moois!
Voor een spottend woord van de prin
ses zou hij dankbaarder zijn dan voor
't geen wij beiden thans voor hem
doen, hondje!"
Cigarette wist, dat hij slechts door
uitputting en benauwdheid in zwijm
was gevallen. Zij verlangde niet, dat
hij ontwaakte, maar boog het hoofd
over hem heen, woelde zacht met de
vingers door het haar en luisterde
naar het hart, dat voortdurend sneller
begon te-kloppen. De hartstocht deed
haar gelaat telkens van kleur wisselen.
Al het vuur van 't zuidelijke bloed
vlamde in haar. Zonder dit te weten,
had Cecil in haar een liefde opgewekt,
die met iedere dag sterker werd. Met
welk een genot keek zij naaf hem,
terwijl hij voor haarlag, alsof hij
sliepl Hoe heerlijk vond zij de ge
dachte, dat zij over zijn slaap waakte
en hem met een kus op de lippen kon
doen ontwaken.
De rusteloze bewegingen van Flick-
Flack deden een koordje losgaan, dat
zijn gunsteling om de hals had. Een
gouden voorwerp trof Cigarette's blik
ken. Zij greep het en zag dat het een
blauw bonbondoosje was met een gat
er in voor het koordje, een nietig
kleinood, dat, eenmaal kostbaar, thans
dof was geworden. Meermalen was
het getroffen door een houw, bestemd
voor de borst, waarop het rustte,
In dat doosje bevond zich een ring
met saffieren en opalen.
Cigarette bekeek beide nauwkeurig.
Wel was het slechts een nietigheid,
dat kleinood, toch was het voldoende
om haar droom te verbannen.
Hij was mooi - o ja stellig! Hem
haten kon zij niet en dat de tranen
haar in de ogen kwamen, toen zij hem
bewusteloos zag voor zich liggen, kon
zij niet helpen. Maar met het verledene
was hij nog innig verbonden en dat
kleinood op zijn hart mocht zijn wat
het wilde, in ieder geval was het hem
dierbaarder dan een kus van haar lip
pen ooit zou wezen. Och, wat! Erwa-
Alhoewel ik van de sport geen afgod
maak, meen ik toch dat we van de
Olympische feesten, van het streven
dat aan een Olympiade ten grondslag
ligt, veel, zeer veel kunnen leren. We
moeten bij de oplossing van onze bin
nenlandse geschillen onze tegenstander
kunnen waarderen, we moeten hem
de overwinning kunnen gunnen, wan
neer hij sterker blijkt te zijn dan wij
en we moeten onze nederlaag kunnen
dragen met het sportieve gevoel, dat
we onze beste krachten hebben gegeven,
doch dat ze niet sterk genoeg bleken
te zijn om de overwinning weg te
dragen. Met onze tegenstanders moe
ten we mee op kunnen trekken om de
hoogheid van de sport als sport te
dienen; we moeten eveneens en eens
gezind met hen kunnen optrekken1 om
de landsbelangen te dienen; de lands
belangen waarbij nu eens groep a en
dan weer groep b meer in het voor
deel kan zijn dan groep c, waartoe
wij toevallig behoren. We moeten
steeds voor ogen kunnen houden, dat
we als groep deel uitmaken van
dezelfde gemeenschap, waartoe ook de
overige groepen behoren en dat we,
door een Olympische bril bekeken,
mogen trachten naar de overwinning
zonder een tegenstander te belemmeren
datzelfde te doen. Maar vóór alles
moeten we samenwerken en in deze
tijd van opbouw moeten we daaraan
onze meningsverschillen opofferen, des
noods tijdelijk laten rusten om eensge
zind de hand aan de ploeg te slaan.
Bij de inhuldigingsplechtigheid sprak
Koningin Juliana o.m. de volgende
treffende woorden „Wij bevinden ons
op dit ogenblik van de wereldgeschie
denis in een toestand, waarin alles
aankomt op onze houding tegen het
onheil van het jongste verleden en
tegen de dreiging van nieuwe onheilen.
Nederland moet niet alleen drijvende
blijven op de wilde golven van het
wereldgebeuren. Het moet zelf zijn
koers bepalen en bovendien trachten
met de andere volken samen de koers
uit te zetten van de ganse wereldvloot.
Wij moeten er niet op zien of dat
offers kost. Als het nodig blijkt moeten
wij bereid zijn ballast uit te werpen.
Alle hens aan dek „Eendracht en nog
eens eendracht", heeft Koningin Wil
helmina ons op het hart gebonden".
Alzo sprak onze Landsvrouwe op de
gewichtigste dag van Haar leven en
Zij verzocht daarbij aan de Staten-
Generaal, de vertegenwoordigers van
het naar godsdienst en wereldbeschou
wing zo zeer onderscheiden Nederlandse
volk, de eenheid in die verscheidenheid
te verwezenlijken in het eendrachtig
behartigen van 's lands belang. Na de
eedsaflegging door Koningin Juliana
legden ook de leden van de Staten-
ren heel wat beter mannen dan hij.
Waarom had zij hem niet onder die
hoop lijken laten liggen? Ba!
„Jij - jij verdiende, dat ze je dood
schoten!" zeide Cigarette met driftige
zelfmisleiding, terwijl zij Cecil's hoofd
van haar knie schoof, haastig opstond
en een tringlo riep, die bezig was de
gewonden op te zoeken. „Hier heb je
een Chassa-Marais die nog ademt.
Neem hem mee. Een soldaat kost te
veel om hem nodeloos aan de jakhal
zen ten prooi te laten. Opgepakt -
vlug!"
Niettemin nam zij Flick-Flack onder
de arm en bleef onderweg geen ogen
blik staan, al leidde haar pad langs
dozijnen dode Bedouïnen, wier siera
den zij na zulk een gevecht anders
gemeenlijk opzocht als een haar wet
tig tóekomend deel van de buit.
„Leg hem daar maar neer. Ik zal
wel op hem passen," zeide ze bij de
eerste ledige tent, die ze vond. Zodra
Cigarette met de gewonde alleen was,
hield zij met zingen op. Zij kende iets
van de geneeskunde. Reeds menige
strijder had zij hierdoor het leven ge-