Dl iMieÉ Hfcllff.
s
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
De schakel
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
4e Jaargang Nummer 181
VRIJDAG 2 JULI 1948
Drukkers-Uitgevers Firma SMOOR DE HULSTER - Boulevard 120 - BRESKENS - Telefoon 27 - Giro 358296
Alom in den lande worden thans de
kiezers in slagorde opgesteld, om op 7
Juli a.s. op t£ trekken naar de stem
bus en daar een koude oorlog te voe
ren - om een moderne uitdrukking te
gebruiken - waarvan de uitslag een
leiddraad zal kunnen vormen voor de
samenstelling van de nieuwe regering
voor de volgende vier jaren. Zal het
kiezerscorps in zijn meerderheid zich
uitspreken voor een mogelijke besten
diging van het huidige regeringsbeleid
of zal het deze verwerpen? Over enkele
dagen zullen we deze vraag kunnen
beantwoorden en gezien de vele moge
lijkheden die zich kunnen voordoen, zal
ik me aan geen enkele voorspelling
wagen.
Wat toch is oorzaak dat we in Ne
derland reeds twee jaar na de vorige
verkiezingen wederom ter stembus moe
ten gaan? Een nctodzakelijke wijziging
van onze grondwet die slechts in twee
lezingen kan worden vastgesteld, n.l.
door de Tweede en Eerste Kamer in
haar oude samenstelling en in haar
nieuwe vorm, d.w.z. zoals deze beide
Kamers der Staten-Generaal na de ko
mende verkiezingen zullen zijn samen
gesteld. Bedoelde grondwetswijziging
beoogt een verandering in de structuur
van het tegenwoordige Koninkrijk der
Nederlanden, als gevolg waarvan het te
genwoordige Nederland (binnen Europa)
met West-Indië, (n.l. Suriname, Curasao
en de Nederlandse Antillen) en met de
Verenigde Staten van Indonesië (het
voormalig Nederlandsch Oost-Indië) als
gelijkgerechtigde partners een Unie van
Nederland en Indonesië zullen vormen,
onder de souvereiniteit van de Koningin
der Nederlanden, na 6 September a.s.
Koningin Juliana.
Alzo moet het Nederlandse volk op
7 Juli a.s. naar de stembus om zijn
stemplicht te volbrengen. Stemplicht,
een in vele Nederlandse oren onaange
naam klinkend woord; gelukkig brengt
de in ons land nog bestaande vrijheid
van onze keuze een aangename ver
zachting in die harde klank. Volgens
de wet is een ieder kiesgerechtigde
verplicht aan de stemming deel te ne
men; naar mijn mening op 7 Juli a.s.
evenwel niet alleen volgensde wet,
doch ook op morele en materiele gron
den. Wat toch is het geval? Niet min
der dan het voortbestaan van een
staatkundig en economisch sterk Neder
land, in zijn nieuwe vorm, staat op het
spel en daarom mag naar mijn mening
geen enkele kiesgerechtigde Nederlan
der zich ditmaal aan deze stemming
onttrekken. Het gaat niet alleen om
Indonesië, doch ook en vooral om Ne
derland in Europa; om Nederland, dat
zonder Indonesië niet kan bestaan en
om Indonesië, dat zonder Nederland
nimmer tot een zelfstandige welvaart
zal kunnen komen. Van verschillende
zijden wordt op het grote belang van
de komende verkiezingen gewezen en
door de onderscheidene partijen is ook
de nadruk gelegd op het ten aanzien
van de Indonesische kwestie door haar
gevoerd of gewenst beleid. Als des
kundige in deze kwestie, zo mag ik mij
in dit Nederlandse rijk der blinden wel
een één-oog noemen, heb ik nauwkeu
rig nota genomen van alles, wat de
verschillende partijen in dit opzicht aan
haar kiezers hebben medegedeeld en
slechts één ter zake dienend pamflet
kan ik ten volle onderschrijven. De in
houd van dat manifest luidt als volgt:
Chaos, verval, ondergang.
Tenzij aan 3 voorwaarden voldaan wordt.
De „Republiek Indonesië" heeft vele le
gers en vele generaals. Zij bezit zelfs admi
raals en vice-admiraals en schout - bij-
nachten. Zij heeft weliswaar geen vloot,
maar dit kleine gemis heeft ook President
Soekarno niet verhinderd zijn gasten soms
in admiraalsuniform te ontvangen
Daar is bijvoorbeeld de „generaal" Boeng
Tomo. Onze „boeng," onze kameraad, ons
vriendje. Hij geniet in de Republiek 'n
grote vermaardheid. Niet dat hij iets meer
op een echte generaal zou lijken dan alle
andere hoofd- en opperofficieren van de
Republiek. Maar dat hoeft ook niet. Zijn
collega-generaals waren vroeger eveneens
sergeant. Of boekhouder. Of klerk
Maar deze Boeng Tomo heeft iets anders.
Hij heeft het talent van een vervaarlijk
redenaar. Boeng Tomo is niet zo-maar een
spreker. Hij is metterdaad een begaafd, ta
lentvol spreker-voor-de-massa. Zet Boeng
Tomo voor een paar duizend eenvoudige
Indonesiërs en hij heeft hen spoedig tot
wilde opwinding gebracht. Plaatst Boeng
Tomo voor een microfoon en hij geeft alle
kunstjes ten beste van de geboren volks
menner.
De Republiek heeft Boeng Tomo dan
ook lange tijd als opruier gebruikt. Hij had
niet alleen zijn eigen leger, maar ook zijn
eigen radio. En de Republiek liet hem
spreken. „Trekt het zwaard! Wapent U!
Drijft de Nederlanders in zee! Doodt hen!
Wij zullen strijden met kanonnen, met ge
weren, met knotsen, met messen, met spiet
sen en met lansen!" Zo sprak Boeng Tomo.
Opwindend, ophitsend, aanvurend tot strijd.
Maar er kwam een tijd, waarin dit de
Republikeinse regering minder goed paste.
Na Linggadjati ging het nog. Maar na de
politiële actie, na het optreden der C.G.D.,
na 't Renville-accoord werd het lastiger.
Boeng Tomo werd gecompromitteerd. En
daar hij geen microfoon kon zien staan
zonder er opruiende propaganda door te
maken, nam de regering-Hatta een fors
besluit. Ontsloeg zij Boeng Tomo? Natuur
lijk niet. Maar wel werd hem formeel en
officieel een „spreekverbod" opgelegd. Boeng
Tomo moest - voorlopig - zwijgen.
Doch ziet wat gebeurde. Een Oosters
volksredenaar heeft, behalve een goede stem
en het vermogen die woorden en beelden
te vinden, welke zijn simpel gehoor treffen
en medeslepen, nog iets anders nodig. Hij
moet zijn woordenvloed doen samengaan
met veelsoortige gebaren. Hij moet met de
armen zwaaien. Hij moet met de vingers
knippen, zijn handen bewegen, hij moet
lachen en boos kijken. Kortom: hij moet,,
kunstjes vertonen.
Verschijnt iedere Vrijdag
Abonnementsprijs
f 1,— per kwartaalfranco
per post f 1,15
Prijs der advertentiën
7 cent per m.m.
bij abonnement korting
Advertenties met „brieven
onder nr. of bij ons te
bevragen", 10 cent extra
FEUILLETON
95) door OUIDA.
Ramon's ogen gloeiden als vuur.
„Weet je wat mij hier heeft gebracht?
Neen! Jarenlang zijn .wij vrienden ge
weest, doch jij weet dit evenmin als
ik weet wat jou hier voerde. Welnu,
een vrouw! - Ik was schilder. Geld
had ik niet, vrienden een paar, maar
jeugd en eerzucht, genie zelfs bezat ik
wel, tot zij dit alles doodde. Ik had
mijn kunst lief en was gelukkig. -
Gelukkig? Ja, tot zij haar blik op mij
liet vallen. Waarom kon zij mij niet
met rust laten? Edelen en vorsten,
kortom een ieder had ze in haar net
ten verstrikt. Zij bezat een koninkrijk.
Waarom moest zij nu nog een man
uitkiezen, die niets bezat dan zijn jeugd?
't Was juist in de dagen, dat ik door
het portret van Cigarette naam begon
te maken. Welnu, zij liet mij bij zich
komen om haar portret te maken en ik
ging. Ik ging en schilderde haar, op
haar verzoek, als Cleopatra. Ach, zij
had juist het gelaat ener Cleopatra, zo
schoon! Zij had het er op toegelegd
mijn ziel te winnen en naarmate het
portret vorderde, ging mijn ziel steeds
meer in haar op, tot ik nog slechts
leefde door haar adem".
Ramon's borst .zwoegde onder de
hoestbuien, maar hij overwon die aan
vallen en bleef spreken.
Zij was een dame uit de grote we
reld. Zij leeft nog. 't Was een laag
hartige vrouw, doch dit werd ik eerst
gewaar, toen het te laat was. Zij wist
dat geen man haar schoonheid ooit zo
goed zou weergeven als hij, die zijn
ziel gaf als prijs voor het succes.
Daarop kwam mijn beloning. Toen
het portret af was, was ook haar gril
voor mij verdwenen. Een driftig woord,
een onverschillig lachje, een tikje met
haaf waaier op mijn wang - begreep
ik dit dan niet? Was ik dan nog zulk
een onnozel kind? Moest ik dan ver
brijzeld worden, voordat ik leerde
plaats maken voor een ander? Dat was
alles! Het slot was, dat een lakei mij
met een stok van de deur joeg. Zij
had mij gedood. Zij had mij de aarde
Soetomo nu is hierin een meester.
En zo verschenen kort geleden op een
grote volksvergadering in Midden-Java twee
sprekers. Zij stonden achter elkaar en de
voorste was Soetomo! En de verrukte me
nigte zag held Boeng Tomo zijn aangrij
pende bewegingen maken, zij zag hem met
de armen zwaaien en zijn handen bewegen
en tegelijk hoorde zij de vertrouwde op
hitsende klanken. En toch sprak Boeng
Tomo niet.
Achter hem stond namelijk zijn pleegzoon
en die sprak de rede uit. Boeng Tomo
echter, gehoorzaam aan hét spreekverbod,
stond vóór hem en maakte de passende
gebaren, trok de passende gezichten en
voerde de passende pantomine uit. Zo kon
iedereen tevreden zijn. De dankbare toe
hoorders, want de comedie gaf hun waar
voor hun geld - tegelijk een „bezielende"
toespraak en de clownkunst van Boeng Tomo
zelf. En de generaal, die aldus zijn greep
op het volk vasthield. En de regering der
Republiek, die zo loyaal een lastig ele
ment het zwijgen oplegde.
Het verhaal is hier wat uitvoerig verteld.
Het is op zichzelf natuurlijk niet belangrijk.
Het doet er weinig toe, of op de arme, ge
plaagde bevolking der Republiek een op
ruier meer of minder wordt losgelaten.
Onzentwege mag men de „generaal" Soetomo
zelfs zonder tussenpersoon laten bulken.
Maar het geval is uitermate belangrijk als
symptoom. Als symbool. Als zinnebeeld van
gans deze „Republiek".
Daarom voeren wij deze ruige knaap ten
tonele. Deze Soetomo, die zijn leger door
Japanners liet instrueren. Deze Boeng Tomo,
die zwoer de Nederlanders te verdelgen.
Deze Tomo, die haat predikt wijl hij door
haat bestaat. Deze welbespraakte Oosterse
wapenknecht, wiens blindefanatisme dezelfde
geesten oproept als die, welke eens een
Westerse korporaal ganse volken ten ver-
derve voerde
En hier is dan het zinnebeeld.
Deze Soetomo - dat is de Republiek zelve.
De Republiek die, in het nauw gedreven,
de regering van de fel-rode Sjarifoedin naar
huis stuurde en door het „gematigder"
kabinet van Mohammed Hatta verving: De
Republiek, die zich welgezind en bereid
tot redelijk overleg toont, juist zoals Boeng
Tomo dat spreekverbod gehoorzaamt. De
Republiek die echter elke werkelijke over
eenstemming ontwijkt, wel wetend dat zij
generlei accoord zou kunnen nakomen, ge
steld al dat haar regering dit wenste. De
Republiek, wier delegatie marchandeert,
traineert en intrigeert - juist zoals Boeng
Tomo, zwijgend, toch het woord voert. De
regering dezer Republiek voert, saboterend
en weerbarstig, haar besprekingen en tegelijk
gaan haar pers, haar radio eij haar volks
menners voort met het prediken van haat,
opstand en verzet. De regering der Republiek
Djocja maakt zich lastig bij de onderhan
delingen, en gebruikt de gewonnen tijd om
haar wankele positie te herstellen. De
regering-Hatta onderhandelt, maar zij laat
op eigen gebied een propaganda toe, waar
van niet alleen de methoden, doch ook het
doel en de strekking door Moskou gedicteerd
zijn.
En hier ligt nu de kern van de situatie
waarin Indië en het Koninkrijk zich thans
bevinden.
Tussen de zekerheid van welvaart, veilig
heid en vrijheid van die Indonesische vol
ken en de kans op hun terugval in chaos
en hun zekere ondergang staat slechts één
macht - staat slechts de macht der boze
krachten van de Republiek.
Deze waarheid, deze vaststaande, bewe
zen en onwrikbare waarheid - dat slechts
de kwade geesten dezer Republiek de kans
op Indië's gezonde groei bedreigen - be-
tot een hel gemaakt; nooit heb ik weer
een penceel aangeraakt!"
Een golf bloed drong uit de longen
naar de keel, deed Ramon naar adem
snakken en kleurde de donkere baard
rood. Menigmaal had zijn vriend iemand
zwaar bloedverlies zien lijden; op dat
ogenblik echter wist hij beter dan nog
ooit te voren, dat dit de dood was.
Terwijl Cecil hem in de armen op-
greep en luide om hulp riep, waren de
ogen van de Franse soldaat op hem
gevestigd met dezelfde grenzeloze er
kentelijkheid, welke straalt uit het oog
van de hond, die neerzijgt om te ster
ven, terwijl hij tot het laatste ogenblik de
hand en de stem zijns meesters herkent.
„Jij ontzinkt me niet!" fluisterde hij.
„Thans is het gedaan! 't Is zo goed.
Ach, had ik Frankrijk slechts eenmaal
mogen weerzien! Frankrijk-!"
Een diepe zucht trilde van zijn lip
pen. Zijn hand zocht de hand van zijn
krijgsmakker en zijn hoofd zonk op de
rozen achterover. Leon Ramon was dood.
Toen Cecil een uur later het hospi
taal verliet, zag of hoorde hij niets
van het rumoer en gejoel in de stad.
hoort het Indische beleid te bepalen. Deze
zekerheid leidt tot drie conclusies.
1. Wat het buitenland betreft tot de con
clusie, dat de verdere gang van zaken in
Indië nu een zuiver-binnenlandse aange
legenheid geworden is, zodat noch voor be
moeiingen van de Veiligheidsraad, noch
voor de aanwezigheid van de Commissie
voor Goede Diensten meer enige aanleiding
bestaat.
2. Wat Indië betreft luidt de conclusie,
dat men thans tot de regering der Republiek
kan zeggenhet is welletjes geweest. Gij
kunt trachten U in uw gebied nog enige
tijd - zij het door dwang en geweld - te
handhavenwij zullen zorgen, dat U agitatie
zich tot dat gebied beperkt. Van overleg
kan pas dan sprake zijn, indien in dat ge
bied het communisme overwonnen, de haat
verbannen en de terreur door redelijkheid
vervangen zouden zijn.
3. Wat Nederland betreft is de conclusie,
dat elke samenwerking aan de Grondwets
herziening zeer nadrukkelijk gebonden blijft
aan de voorwaarde, dat men zich volle
vrijheid van handelen voorbehoudt zodra
blijken mocht, dat een nieuwe Nederlandse
regering het heilloos pad van haar voor
gangster verder zou willen vervolgen. Zo
duidelijk, zo luid en zo verstaanbaar, dat
gans het volk het hoort, zal men moeten
verklarengoed wij zullen constitutioneel
een ontwikkeling mogelijk maken, welke
Nederland met de Verenigde Staten van
Indonesië tot een Unie verenigd. Doch zo
dra blijken mocht, dat een Nederlandse
regering hetzij in die V.S. van Indonesië
de weg vrij laat voor ontbindende krachten
der Republiek Djocja, hetzij van die Unie
niet meer dan een wankelde facade maakt,
zullen wij met alle kracht er naar streven
Indië en Nederland voor die rampen te be
hoeden.
Dit zijn drie waarheden, waarmede men
aanstonds voor het Nederlandse volk kan
treden. Voor het volk, dat niet denkt aan
een „koloniale overheersing", die dan ook
sinds het begin van deze eeuw niet heeft
bestaan. Voor het volk, dat niets liever
wil dan met de vrije volken van Indonesië
hechten stevig samen te werken. Voor het
volk dat, met de beste gevoelens bezield,
nochtans instinctief begrijpt hoezeer het
behoud dier stevige en hechte banden 'n
levensvoorwaarde is voor Indië enl6 Neder
land beide. Voor dat Nederlandse volk kan
men treden en zeggenziet, daar werd
door slecht Nederlands beleid in Indië veel
verknoeid en veel bedorven. Daar werd in
Indië de laatste jaren veel vernield. Roekeloos
en nodeloos vernield. Maar nóg is niet al
les verloren. Geeft ons Uw vertrouwen -
zo kan men tot dit bedreigde volk zeggen - en
wij zullen er onze beste kracht aan geven
om alles wat in Nederland en Indië gezond
en sterk en levenskrachtig is te verenigen
en te behoeden voor verval en ondergang.
Want dat is wat de volken van Nederland
en van Indië door het berusten in de
chicanes en de intrigues dezer Republiek
Djocja thans bedreigt. Ondanks onze goede
wil. Ondanks de samenwerking van Neder
landers en goedwillende Indonesiërs. Ondanks
fraaie staatkundige constructies, die als
verlichte kermistenten temidden van ruïnes
staan, zo-lang men er de stevige basis aan
onthoudt. Wordt aan die drieledige voor
waarde - jegens het buitenland, in Indië
en in Nederland - te langen leste niet vol
daan, dan zullen voor het dan uiteenge
spatte Koninkrijk de gevolgen onafwend
baar zijn: chaos, verval en ondergang.
De lezers die zich mijn artikelen-serie
„Het verloren paradijs," nu anderhalf
jaar geleden in „De Schakel" versche
nen, zullen herinneren en deze serie
In Ramon had hij iemand gekend, die
hij liefhad en omgekeerd. Te zamen
hadden zij veel geleden, veel doorstaan.
Nu de een was gestorven, werd de
ander door een loodzwaar gevoel van
eenzaamheid aangegrepen.
Terwijl hij een koffiehuis voorbijging,
dat vooral door de officieren van zijn
eigen regiment druk werd bezocht,
werd hij Cigarette gewaar. De marke
tentster had haar rokje vol suikergoed
en klappers en wierp deze met handen
vol onder het volk, terwijl zij luidkeels
zong en haar gezang alleen even af
brak om met een voorbijganger een
geestigheid te wisselen.
Toen Cecil de blik naar boven
wendde, stond Cigarette letterlijk in
een zee van licht. De wilde tonen van
haar stem klonken als een bespotting
van het doodsbed, waarnaast beiden
nog slechts zo kort te voren hadden
gestaan. „Speelziek als een luipaard
maar even wreedaardig ook is ze,"
dacht hij met een gevoel van walging.
Doch hij vergat, dat Cigarette niet
wist wat hij wist".
(Wordt vervolgd)