DE APENSTREKEN VAN BOBBY o. als stations, postkantoren, gemeentekan- toren en dergelijke, onze café's restau rants en hotels, ze zien er allemaal even zindelijk uit en ze kunnen in dat opzicht elke vergelijking met dezelfde gelegenheden, waar ook in het buiten land, met glans doorstaan. Dit viel een ieder buitenlands toerist reeds vroeger op en wij in Zeeuwsch-Vlaan- deren behoefden ons, wanneer we in zuidelijke richting trokken, nimmer af te vragen of we de grens al gepas seerd waren. Eén blik om ons heen gaf ons op die vraag al aanstonds antwoord. Zo was het, maar zo is het thans helaas niet meer. De huizen bij onze zuidelijke buren zien er over het algemeen thans veel beter uit dan bij ons in Zeeuwsch-Vlaanderen. Nu be grijp ik wel, dat de animo om een ge deeltelijk verwoeste woning in netten staat te houden er bij de betrokken bewoners spoedig helemaal uit is en daarom wil ik voor die mensen dan ook gaarne clementie bepleiten. Doch daarnaast valt nog zoveel oud vuil en rommel overal te bespeuren, langs de straat en op van de weg af zichtbare plaatsen, dat het eens zo nette, heldere, opgeruimde Land van Cadzand thans een romtneligen aanblik geeft. En mij dunkt dat met zeer weinig onkosten en moeite, maar met veel goeden wil, dit alles toch anders zijn kon. Neem bijvoorbeeld Oostburg, op de voor malige Markt, aan de Oostzijde van de Nieuwstraat en aan het einde van de Langstraat. Wat een onnodige romr mel en oud-roest enz. ligt daar nog overal langs de straat, bij en tussen restanten van bouwwerken en puin hopen. Om nog maar te zwijgen van de Hoge Dam; maar ja, dat is altijd een enigszins „idyllisch" plekje geweest. Wanneer nu al deze rotzooi eens opge ruimd werd - en dat moet toch moge lijk zijn - dan zou Oostburg weliswaar nog geen enkele woning rijker zijn dan zou het nog een schrijhend oorlogs slachtoffer zijn, maar toch geen van God en alle mensen verlaten oord meer schijnen, zoals"'nü wel het geval is. In de meeste andere dorpen van Z. Vlaanderen zijn de door de oorlog ge slagen wonden toch al zodanig verbon den en verzorgd, dat althans haar af grijselijkheid, haar afzichtelijkheid voor de omstanders verborgen is. En dat nog wel in Oostburg, dat zich de hoofd „Dat zou niet kwaad zijn geweest./ Er is geen beter leven dan het onze," antwoordde de sheik. „Dat geloof ik waarachtig ook!" mompelde de jager. „De woestijn le vert genoeg op om er van te leven, en wat kan de rest van de wereld je dan verder schelen?" Zwijgend keek de Emir de spreker aan. Twaalf jaar lang hadden de Franse .soldaten tevergeefs hun best gedaan van het vroegere leven van hun krijgsmakker iets te weten te ko men. Met hun verhevener begrippen van hoffelijkheid hadden de Bedouïnen dit punt nog nooit aangeroerd. Zijn sympathie bezaten de Arabieren doch zijn eenmaal gegeven woord en zijn gevoel van kameraadschap deden hem hechten aan de banier, waaronder hij zich had geschaard. Terwijl hij bij de ingang van de tent lag en in het schemerlicht van de nacht en de rosse gloed van de haard al die schilderachtige bedrijvigheid zag, keerde zijn geest terug naar de bonte tonelen en de afwisselende beelden, die gedurende zijn verblijf in Algerië aan zijn oog waren voorbij gegaan. (Wordt vervolgd). plaats van het Land van Cadzand acht. Zeker, in sommige andere plaatsen is ook nog niet alles in orde op dit punt en valt er op de netheid hier en daar nog wel wat af te dingen. Zo heeft Sluis bijvoorbeeld langs zijn veelgepre zen vaart een rattenkwekerij, die het Instituut Pasteur, wat betreft de om vang van de teelt, bepaald jaloers zou kunnen maken. Ik bedoel hier de graan- schoonderij aan de overzijde van het kanaal tegenover de stenen noodwo ningen. Waarom toch wordt de afval van die graan-schoonderij niet onmid dellijk ter plaatse verbrand, inplaats van dit afval tot woonplaats van dui zenden ratten te doen dienen. In alle Nederlandse gemeenten worden tegen woordig de ratten van Overheidswege vernietigd; in Sluis worden ze, met oogluikende toestemming van de ge meente, gekweekt! Denkt men in Sluis dan niet aan het grote gevaar van be smetting van het water in het kanaal, aan de ziekte van Weil, waardoor het zwemmen in het ter plaatse aanwezige zwembad levensgevaarlijk wordt Sluis moet woekeren met zijn amusements gelegenheden en mag zeker zijn zwem- gelegenheid niet verwaarlozen. Iets wat nog in Zeeuwsch-Vlaanderen in het oog valt is het te weinig onder houd van tuinen en erven bij de langs de weg gelegen huizen en boerderijen. In alle andere streken van Nederland wordt daaraan veel meer zorg besteed, met het gevolg dat alles daar een veel vrolijker aanzien krijgt. Kon aan dat onderhoud en aan het opruimen van de zichtbare rommel ook niet af en toe een uurtje en een vrije Zaterdag middag worden besteed? Waarom moet alles toch vuil en rommelig zijn, als het met zeer weinig moeite ook schoon en opgeruimd kan zijn? Mijn grief geldt ook vele dorpsstraten, die dikwijls als werkplaats dienst doen en veelal na sluitingstijd van de zaak nog onopge ruimd worden achtergelaten. Dit is on Nederlands, iets wat men vroeger in de Vlaamse dorpen alom aantrof, doch de rest van Nederland nergens. En dan zijn daar de landwegen, die bij de polderbesturen in onderhoud zijn. Ik bedoel hier niet de toestand van het wegdek, want begrijpelijk is dat de polderbesturen thans niet in een vloek en een zucht kunnen herstellen, wat door de moffen is vernield of althans door de oorlogsvoering. Doch een weg heeft ook bermen en liet is daarop 4at ik speciaal de aandacht wil vestigen. Wanneer men in de zomer langs die wegen wandelt, ziet hien alleen de grindweg of wat daarvan is overgeble ven en daarnaast, niet als vroeger een grasmat als berm, doch tegenwoordig een eindeloos veld van allerlei, al of niet in de blo'ei staand onkruid, over de gehele breedte van de berm. Ik meen- gelukkig weet ik niet alles - dat er een voorschrift bestaat dat de landbouwer bescherming biedt tegen zijn „te vuilen" buurman, die nalatig is zijn onkruid tijdig te vernietigen, doch wanneer dit voorschrift bestaat, waarom wordt dat dan niet op het polderbestuur toegepast. Immers het zaad van die eindeloze voorraad on kruid op de wegbermen, waait over op de daarlangs gelegen landerijen van de verschillende boeren, die waarachtig al hard genoeg moeten ploeteren om naast het schoonhouden van eigen land de veel te zware polderlasten - direct of indirect - op te brengen. Maar af gescheiden van deze economische fac tor moest ook hier de (Jverheid, i.e. het polderbestuur - evenals ik hierbo ven voor Oostburg, Sluis en andere gemeenten stelde - een voorbeeld ge ven in het betrachten van netheid en daarna eisen stellen op dat punt aan anderen, die aan hun zeggenschap zijn onderworpen. L. Vismijn - Breskens over de week van 15 Febr. t/m 21 Febr. 16 172191 kg haring f 0,10 - f 0,14 17 35606 f 0,08 - f 0,10 18 54141 f 0,07 - f 0,10 19 16123 v f °>10 - f 0,12 20 41674 f o, 17 - f 0,24 21 11399 f 0,19 - f 0,23 24 kg bot max. prijs. Vanaf 5 Dec. '47 gezamelijk 3.926.048 kg. Haring. Waterlandkerkje. Terug uit Indië. Een dezer dagen is matroos R. Ro besin in zijn gemeente uit Indië terug gekeerd. Th. Rotman Terwijl begeeft zich in de stad De Commissaris vroeg op 't pad, Om, zonder opzien te verwekken, Aan Bob het vonnis te voltrekken. Maar foei! wat een ontsteltenis, Als Bobby weer verdwenen is. Vooruit, agenten zoekt in draf Per fiets de hele omtrek af!" „En als 't monster niet kunt vinden, Danjzijn we strakjes kwaje vrinden!"- Hierop vertrekt met grote spoed De hele dapp're dienders-stoet. Ze komen eind'lijk ook aan 't veld, Waar 't ach, zo droevig is gesteld En waar Mevrouw Van Zessen springt En zich in duizend bochten wringt.

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1948 | | pagina 2