Overdaad schaadt.
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
No. 162
Vrijdag 20 Februari 1948
4e Jaargang
DE SCHAKEL
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Verschijnt iedere Vrijdag in alle plaatsen van West Zeeuwsch-Vlaanderen
Prijs per kwartaal f I,Franco p.p. f 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitg. Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens, tel. 27
„Wij wenden ons tot God en Jan Soldaat,
Als hoge nood en bittere strijd ons wacht;
Nood voorbij, het land in vredesstaat,
Vergeten wordt de Heer en Jan Soldaat
[veracht."
Dit is de Nederlandse tekst van een
Engels gedichtje, dat generaal Spoor
bij zijn bezoek aarr- de troepen ergens
in Indië op een muur geschreven vond.
Hij vond dat ding zo aardig, dat hij
er op het departement van Oorlog in
Batavia een Nederlandse vertaling van
liet samenstellen en een rijmprent daar
van liet verspreiden. Deze rijmprent
was in de eerste plaats bedoeld voor
de burgers en het was een prent ter
overpeinzing en nimmer is het de be
doeling geweest om te profaneren, aldus
heeft generaal Spoor medegedeeld in
antwoord op een door het Tweede
Kamer-lid Joekes gestelde vraag.
Inderdaad was in het verleden in
Nederlands-Indië de toestand zoals in
bovenstaand gedichtje is weergegeven,
met uitzondering althans van hetgeen
daarin betrekking heeft op het geloof
in God. Een feit is, dat Jan Soldaat
in vredestijd of in normale tijden voor
de burgerij niet bestond; dan was Jan
Soldaat, vooral de vrijwilliger, een
stuk vuil, waarvoor men de neus op
haalde. Hij werd openlijk geminacht
en in de niet tot de ordinairste kroe
gen behorende café's of restaurants
werd hij niet toegelaten: hij was dus
aangewezen op zijn militaire cantine
of op een ordinaire Chinese kroeg.
Eerst later kwamen daar nog bij de
voor hem opgerichte, van Landswege
gesteunde Militaire Tehuizen. Hij bleef
evenwel buiten de burgerij en buiten
de burgelijke maatschappij en liep door
Indië als een soort getekende. Maar
zodra er p aan de knikker kwam,
FEUILLETON
76) door OUIDA.
Trompetgeschal weerklonk door de
stilte. Tegen de amberkleurige nevel,
die over de gezichtseinder hing, teken
den zich de omtrekken af van een half
dozijn ruiters, die langzaam naderbij
kwamen, 't Waren enige spahis, die
op verkenning waren geweest. Als een
romeinse worstelaar, bijna geheel naakt,
vloog de Chateauroy uitzijn sluimering
op. „Ze hebben de meid!" klonk het
met een krachtdadig woord van zijn
lippen.
Djelma was door de spahis opge
licht, terwijl zij zich zonder de nodige
bedekking naar een bron begaf. De
wellust der ogen van de trotse Sidi
werd naar de tenten van zijn vijanden
gevoerd en met een donkere blos vol
wellustige begeerlijkheid liet de kolonel
de ogen over zijn gevangene weiden.
De faam had de schoonheid der Ara
bische niet overdreven.
Op haar smart sloeg haar rover geen
oorlog dreigde of ergens een opstandje
uitbrak, waaraan Jan Soldaat te pas
zou moeten komen, dan veranderde de
verhouding tussen burgerij en militair
direct en volkomen. Dan werd Jan
Soldaat overal ontvangen, getrakteerd,
gefêteerd; dan veranderde hij eensklaps
van een getekende in een redder des
Vaderlands, in een held waarvoor niets
goed genoeg kan zijn. Hij werd over
stelpt door de burgerij met hartelijkheid
en gaven, totdat de oorlog niet door
ging of de opstand was gedempt. Ver
geten was Jan Soldaat onmiddellijk,
wanneer geen gevaar meer dreigde en
alle huizen, die een poos voor hem
hadden opengestaan waren voortaan
weer taboe voor hem. Ziedaar de
naakte waarheid van de rijmprent van
generaal Spoor voor wat althans be
treft de verhouding tussen de Europese
burgerij in Nederlands-Indiê en Jan
Soldaat.
De Nederlandse soldaat die na de
bevrijding van Nederland naar Indiê
is getogen en de jongens die thans
nog iedere week daarheen vertrekken,
hebben de boven gewraakte verhouding
niet ondervonden. In de eerste plaats
zat en zit de Europese burgerij nog in
de penarie en had zij nog militaire
bescherming van node, zodat de eerste
twee regels van het bovenstaande ge
dichtje nog van toepassing zijn en in
de tweede plaats is er van een Europese
burgerij in Indië thans nog niet veel
sprake, want bijna alles wat blank is,
is nog militair of semi-militair. Doch
wanneer het getekende Bestand nu
wel eens zou worden nageleefd door
of vanwege de Republiek, dan is bin
nen afzienbare tijd aan militaire be
scherming waarschijnlijk niet veel be
hoefte meer. Dan komt de burgerij
weer naar voren en in grotere getale
en dan zullen, wanneer althans de
levensopvattingen terzake niet radicaal
acht. Met een bewonderende blik op
haar gelaat schreef hij terstond een
brief aan de Khalifa.
Daar viel zijn oog toevallig op een
man, wien hij een ingekankerde haat
toedroeg. „Zo? Wat hoor ik daar? Geef
jij zo weinig om de hitte, dat jij je
rantsoen water aan een tamboer afstaat?"
Kalm en eerbiedig bracht de jager
de hand aan zijn kepi. „Die tamboe_r
was nog maar een kind, kolonel".
„Jij schijnt in die dwaasheden plei-
zier te hebben en doet al te openlijk
je best om je kameraden voor je in
te nemen. Ik verbied je dat, begrepen?"
„Ik heb het begrepen, kolonel".
Volkomen kalm en eerbiedig werd dat
antwoord gegeven.
„Dan doe je ook maar wat ik je
zeg. Komaan, als jij dan toch zoveel
van de warmte houdt moest je eens
een witte vlag nemen en deze brief
brengen aan Sidi llderim. Maar zeg
mij eerst eens wat je van onze vangst
denkt".
„Het past mij niet u mijn gevoelens
mede te delen, kolonel".
„Wel verd Als ik het je beveel,
past je dat wel; verstaan? Spreek of
zijn gewijzigd, de laatste twee regels
van genoemde rijmprent weer levend
worden. Nu is het nog „arme Jan
Soldaat" en dan wordt het weer „bah,
die stinksoldaat".
De bedoeling van het verspreiden
van die rijmprent door generaal Spoor
in Indië is dus zeer duidelijk deze
Burgerij vergeet onze soldaten niet, in
tijden van oorlog zo min als daarna.
Gezien het aantal comite's dat in
Nederland daarvoor in de laatste
maanden alom is opgericht, lijkt het
alsof daarvoor in ons land geen vrees
behoeft te bestaan. Van Landswege is
een aparte demobilisatiedienst in het
leven geroepen, die alles in het belang
van de uit Indië terugkomende jongens
zal doen en bovendien wordt in woord
en geschrift aan de burgerij in Neder
land dagelijks het verzoek gedaan, om
die jongens toch vooral niet te ver
geten. Natuurlijk mogen we deze
flinke kerels niet vergeten. Vanzelf
sprekend moeten we allemaal zorgen
dat deze mensen, die het werkelijk ver
diend hebben, in de burgermaatschap
pij kunnen vinden, wat ieder ander
daar ook vinden kan. Ze moeten een
behoorlijke woning kunnen vinden wan
neer ze getrouwd zijn, ze moeten voor
zien worden van een behoorlijke bur
gerlijke kleding enz. en ze moeten ge
legenheid vinden om aan het werk te
gaan, teneinde behoorlijk voor zich
zelf en de hunnên te kunnen zorgen.
Kortom, wij allen moeten alles doen
om van deze oud-soldaten weer ge
wone burgers te maken. Maar verder
behoeven we naar mijn mening niet
te gaan. Dat dit wel gedaan zal wor
den lijkt mij, vooral voor de betrok
kenen, pijnlijk en ongewenst.
Immers'tzijn geen j ochies, geen k naapjes,
geen moederszoontjes die terugkeren uit
Indië, geen kinderen die behoefte heb
ben aan een couveuse, zoals een te
- of ik laat de woorden met de stok
er uit ranselen".
„Mag ik ruiterlijk mijn gevoelens
zeggen?"
„Wel, alle d 1 Ja!"
„Dan vind ik, dat iemand, die te
gen vrouwen krijg voert, niet langer
bekwaam is mannen te bevechten".
Chateauroy vloog op. „Weet je wel,
dat ik, zo waarachtig als er een God
is, van plan ben je voor de kop te
laten schieten?"
„Diezelfde bedreiging heeft u reeds
eenmaal tegen mij uitgesproken, kolo
nel. 't Zou wel zo goed zijn, als u die
thans ten uitvoer bracht, anders zal de
troep u mogelijk wispelturig vinden".
„Neen, liever zal ik je naar de Kha
lifa zenden. Reeds meer dan eens heeft
die mij de moeite bespaard zelf met
een van mijn schelmen af te rekenen.
Neem een witte vlag en breng dan
deze brief aan zijn adres, doch houdt
de teugels niet in, voordat je llderim
hebt gevonden, al zou je paard er
dood bij neervallen".
Hij wist, dat de man, die Emir llde
rim de tijding van zijn geleden verlies
bracht, duizend kansen tegen één liep