De Hoogheid van het Ambt. TWEE S0UVERE1NEN GEDIEND No. 161 Vrijdag 13 Februari 1948 4e Jaargang DE ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN Verschijnt iedere Vrijdag in alle plaatsen van West Zeeuwsch-Viaanderen Prijs per kwartaal f i,Franco p.p. f 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitg. Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens, tel. 27 Onder deze titel schreef ik in „De Schakel" van 30 Januari j.l. een artikel, waarvoor ik van twee zijden op de vingers ben getikt, en terecht. In het nummer van 6 dezer werd door de uitgevers aangekondigd, dat een herstel van de gemaakte blunders zou volgen en om nu het meeste effect daarvan te bereiken, wordt door mij dezelfde titel gekozen. Ik zal de beide fouten hier onder in chronologische volgorde be handelen. Ik wees n.l. op het geval dat een lid van de Eerste Kamer een boete van f 10.000 had gekregen wegens het aanbrengen van een Engelse piloot aan de Duitsers en dat het hier geldt een lid van de Anti-Revolutionaire partij, doch dat is ons om het even. Daarop is van bepaalde zijde de volgende op merking gemaakt, n.l. „dat bedoeld lid der Eerste Kamer niet tot de Anti-Revolutionaire partij behoort en dat het ons - dat is betrokken opmer ker - niet om het even is of een Neder lander, die zo iets hoogstatkeurenswaar- digs doet als bedoeld persoon, Anti- Revolutionair is of niet." In de eerste plaats dan zij medege deeld dat bedoeld lid van de Eerste Kamer behoort tot de voormalige Partij van de Vrijheid, zelfs in het Hoofdbestuur daarvan zitting heeft-en in de tweede plaats zij opgemerkt, dat het mij onverschillig liet tot welke partij die man behoort, omdat ik de nadruk wilde leggen op zijn lidmaat schap van de Eerste Kamer en het onbehoorlijke van zijn daad even hard zou hebben veroordeeld wanneer hij tot een of andere willekeurige partij zou behoren. Ik kan me evenwel goed indenken dat een aanhanger of voor stander van de Anti-Revolutionaire partij over deze misvatting gebelgd is FEUILLETON 75) door OUIDA. Slechts twee personen bleven staan kijken - de Afrikaanse jager namelijk en een veteraan, die bij Mazagran was kreupel geworden. „Zeg, ben je gek? Dans jij niet mee?" vroeg de oude zephyr aan zijn zwij gende makker. „Ik houd meer van een bamboula met het kanon tot orkest, vadertje". „Bravo! Toch is die meid aardig ge noeg om een man in verzoeking te brengen, vind je niet?" „Ja, te aardig zelfs om door zulk een leven haar karakter als vrouw ge heel te verliezen en zo onvrouwelijk te worden". Even daarna wendde hij zich om en tikte een jager op de schouder, die van de dolle, wervelende dans even stond uit te blazen. „Koni, morgen vóór het aanbreken van de dag moeten wij bij de Djieds zijn!" Terstond gehoorzaamde de man. en daarom bied ik hem daarvoor hier openlijk mijn verontschuldiging aan en hoop ik deze fout voldoende te hebben gerectificeerd. Het tweede geval is naar mijn ge voelen ernstiger, omdat hier de per soon zelf door mij ten onrSchte iets is verweten, waaraan hij niet debet is. Ik bedoel hier mijn mededeling omtrent „een burgemeester die, als particulier voor zijn genoegen naar Knocke gaande deviezen smokkelde en door de douane er op betrapt was, dat hij tienduizend francs in zijn overhemd had genaaid." Ik hoorde dit bericht verleden jaar tij dens een verblijf in Zeeuwsch-Vlaan- deren van verschillende zijden, doch heb daar toen zo weinig aandacht aan geschonken, dat ik zelfs niet eens weet welke burgemeester daarmee werd be doeld. Ik heb ook nooit geweten dat daaromtrent mededelingen waren ver schenen in „De Vrije Zeeuw" en in de „Provinciale Zeeuwse Courant" en even min, dat laatstgenoemd blad op haar onjuiste berichtgeving ten deze was teruggekomen. Of eerstgenoemd blad zijn fout heeft hersteld is mij niet be kend en dat is ook niet mijn zaak. Maar wel is het mijn zaak, daarop terug te komen en deze zaak volkomen recht te zetten. Doordat de plaatselijke Pers zich met dit geval heeft bemoeid, weet men in het Land van Cadzand natuurlijk welke burgemeester hier werd bedoeld en juist daarom is mijn herhaling van genoemd feit voor de betrokkene uitermate pijnlijk. Ik haast me dan ook hierbij openlijk mijn ver ontschuldiging aan te bieden lan de betrokken burgemeester - ik herhaal dat ik nog niet weet wie het is ge weest - voor de door mij begane fout. In het belang van deze zaak U'il ik de lezers hierbij u itdru kkelijk verklaren dat er destijds naar aanleiding van dit onjuist artikel in ,,De Vrije Zeeuw" Cecil had bevel ontvangen zich met hem naar een stam Bedouïnen te be geven, die ongeveer dertig mijlen van de stad op het naakte bergvlak hun tenten hadden opgeslagen en dan voor lopig bij die zonen der woestijn te blijven. Wel had die stam zijn onder werping aangeboden, maar volkomen rustig was zij toch niet. Reeds wilde Cecil de danszaal ver laten, toen Cigarette hem een seconde lang met een van woede fonkelend oog aankeek, hem haar sigaar met een honende lach in 't gelaat slingerde en hem daarmede op de mond trof. „Onvrouwelijk? Wel, God bewaar me! Als jij er een vrouwenbakkes op na houdt, zal ik toch wel een mannenhart mogen bezitten, zou ik denken! Pas op voor de hak van mijn laars, hoor!" Al het vuur van Afrika's zon straalde door in die woorden, 't Laatste, dat Cecil van haar zag, was haar hoofd en een zwerm zouaveri en spahis, die on der de woeste tonen der muziek met haar rondtolden. Nauwelijks echter was hij verdwenen of Cigarette maakte zich met- onstui mige drift van haar dansers af en was van Overheidswege, n.l. door de Cam- missaris der Koningin en de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen terzake een nauwkeurig onderzoek is ingesteld en dat daarbij is komen vast te staan, dat geen enkele burgemeester uit het Land van Cadzand zich aan het ge noemde feit heeft schuldig gemaakt. Op het cursief gedrukte komt het vooral aan, omdat klaarblijkelijk tot nogtoe te weinig aandacht is besteed aan de tegenspraak van het oorspronke lijke, beschuldigende bericht in „De Vrije Zeeuw". Ik hoop dat ik de be trokken burgemeester -en zijn ambtge noten in Westelijk Zeeuwsch-Viaan deren - hiermede volledige genoegdoe ning heb verschaft. Ik wil daaraan nog toevoegen dat nimmer bij mij de be doeling heeft voorgezeten - of zal ont waken - iemand zwart te maken of onverdiend te krenken en dat, wanneer ik meen critiek te moeten uitoefenen, dit steeds opbouwende critiek zal zijn, in het belang van de zaak en vooral in het belang van Zeeuwsch-Viaande ren. Ik wil hierbij nog de opmerking maken, dat mijn oordeel over deze burgemeesters-affaire, zo deze juist ware geweest zoals zij destijds de ronde deed, ook gedeeld werd door de Com missaris der Koningin, die het geluk kig nodig achtte om terzake een onder zoek in te stellen. Ware de toedracht der zaak juist geweest, dan zou deze niet zijn doodgezwegen en dan had de schuldige zijn straf daarvoor ongetwij- feldniet ontlopen. Dit stemt tot gerustheid en geeft ons de. zekerheid, dat op het beleid van de bestuursambtenaren in Zeeland van hogerhand voldoende toe zicht wordt uitgeoefend niet alleen, doch ook - en dat is het voornaamste - dat er tot nogtoe geen aanleiding is geweest tot ingrijpen. De hoge bomen in Zeeuwsch-Viaanderen zijn gelukkig stevig genoeg in de grond geworteld door niets ter wereld meer te bewe gen in hun midden terug te keren. Onder de tenten der Bedouïnen. De zon stond op ondergaan. Aan de horizon werden de spitsen van de Djurjura door de glans getint. Witte koepels en terrasvormige tuinen verhieven zich in de schaduw der olijf bomen. Op een der naakte bergvlakten boven de weg van Mustapha was een kring van tenten opgeslagen. Boven alle stak de statige „beit el shar" van de sheik uit, met de standaard vlak voor de tent in de grond geplant en zijn zware plooien in de zwoele lucht slap langs de stok latende hangen. In de middelste tent zat de Khalifa, het hoofd van de stam, in een kring van Bedouïnen. Hij rustte op een sta pel kussens, die een serail geen oneer hadden aangedaan. Onder het schijnsel van kaarsen en tegenover de ingang lag op een tweede stapel kussens een gast van de stam, een man, een vriend, wien de Khalifa altijd vol vreugde de meest mogelijke eer bewees. - Toch was die gast slechts een korporaal van de jagers.

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1948 | | pagina 1