Flitsen uit l
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
No. 158
Vrijdag 23 Januari 1948
4e Jaargang*
DE SCHAKEL
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Verschijnt iederen Vrijdag in alle plaatsen van West Zeeuwsch-Vlaanderen
Prijs per kwartaal f i,Franco p. p. f 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitg. Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens, tel. 27
Wederopbouw.
In de „Provinciale Zeeuwse Courant"
van 8 Januari j.l. komt onder het hoofd
„Z.-Vlaanderen cijfert" een zeer lezens
waardige beschouwing voor, over het
in de memorie van antwoord op het
voorlopig verslag dhr Tweede Kamer
betreffende de begroting van Weder
opbouw en Volkshuisvesting door
Minister Neher - of zijn vervanger,
Excellentie Vos - kenbaar gemaakt in
zicht in de woningnood van Westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen. Ëen van beide
genoemde departementshoofden ver
klaart in dit staatsstuk n.l. „dat het
met de woningnood in West Zeeuwsch-
Vlaanderen zo'n vaart niet loopt".
Immers van de 7129 woningen die het
Land van Cadzand in totaal nodig heeft,
waren er op r November 1947 6955
beschikbaar, waarvan er 743 nog niet
in gebruik waren. Er zijn volgens de
Minister dus slechts 7129 minus 6955
is 174 woningen tekort, oftewel 3% van
het totaal.
Geachte lezer wilt U .'even noteren
dat de Minister verklaart, dat er 6955
woningen beschikbaar waren op 1 Nov.
1947 en dat er daarvan 743 nog niet
in gebruik waren. Van die beschikbare
woningen 743 nog niet in gebruik! Dus
leegstaande beschikbare woningen.
Maar waarom zitten jullie dan nog lan
ger in een noodwoning, als dat zo is,
n.l. dat er huizen zouden leeg staan
Het is natuurlijk niet zo en Zijn Excel
lentie, onverschillig of het Neher is of
Vos, weet wel beterdie weet even
goed als ieder gewoon mens dat er in
Zeeuwsch-Vlaanderen geen enkel bruik
baar woonhuis leeg staat. In Zeeuwsch-
Vlaanderen net zo min als in de rest
van Nederland, onverschillig, in de
stad. of op het platteland. En toch
FEUILLETON
73) door OUIDA.
„De meesten werden geruïneerd door
de meiden. Honderd millioen francs
weg, gevlogen binnen een kwartier!
- Ba! Wat blinde vleermuizen. Al de
aristocraten, die naar Afrika komen,
zijn geruïneerd. En wat heeft jou ge
ruïneerd, meneer de aristocraat?"
„Aristocraat? Ik ben geen aristo
craat. Ik ben korporaal bij de jagers".
„Wel alle duivels! Ik heb wel een
hertog gekend, die korporaal was!
Wat ruïneerde jou?"
„Ik denk wel 't zelfde, dat de mees
ten ruïneerde - een dwaasheid".
„Wijsheié brengt mannen van jou
slag en voorkomen niet in de gelede
ren van Afrika's vrijwilligers. Boven
dien ben je veel te knap om verstan
dig te zijn". Die laatste woorden had
Cigarette toornig uitgestoten.
„Verstandig ben ik nooit geweest.
En jij ziet er veel te aardig uit om zo
cyniek te zijn".
„Zo - wat? - Rook je daar een
draait hij deze, we zullen ze maar
vergissingen noemen, onder de neus
van de leden van de Tweede Kamer",
natuurlijk in de hoop dat deze brave
lieden hem - zullen geloven, omdat dit
met de verdere plannen strookt. Daar
over straks.
Op eenvoudige en duidelijke wijze
wordt in bovenaangehaald artikel in de
Provinciale Zeeuwse Courant aange
toond, dat. de door de Minister gege
ven cijfers onjuist zijn. Genoemd blad
komt tot de conclusie, dat er op 1
November 1947 in Westelijk Zeeuwsch-
Vlaanderen niet 174 woningen te kort
waren, doch 1965dat is dus niet 3%
zoals de Minister becijfert, doch ruim
26%. En deze laatste cijfers, n.l. die
van de Provinciale Zeeuwse Courant
zijn juist, want deze zijn verstrekt door
de directeur van het Streekbureau
Oostburg, Ir. van Amerom, aan een
groot aantal journalisten, die onlangs
op instigatie van het Ministerie voor
Wederopbouw een bezoek aan Zeeuwsch-
Vlaanderen hebben gebracht.
Met cijfefs kan een handig mens
alles bewijzen; dat is slechts een kwestie
van groepering en voorts van specula
tie op de onwetendheid van de mensen
voor wie ze bestemd zijn. Je zou nog
veel eenvoudiger te werk kunnen gaan
dan de Minister heeft gedaan, door bij
voorbeeld aan de verschillende ge
meentebesturen de vraag voor te leg
gen, hoeveel mensen in hun ressort des
winters nog onder de blote hemel sla
pen. Het eensluidende antwoord zou
natuurlijk zijn: In mijn ressort, geen
mens. En daaruit kan de Minister dan
naar waarheid concluderen* dat in Z.
Vlaanderen niemand meer dakloos is
en er van een noodtoestand op het
gebied van woningzorg geenszins sprake
is. De lezer gelooft het misschien niet,
doch ik durf hem de verzekering geven
dat leden van vertegenwoordigende
goede sigaar? Geef mij er dan ook
een. Roken de vrouwen in jou vader
land ook?"
„O, ja".
„Waar is dat dan?"
„Ik heb geen vaderland meer".
„Maar je hebt er toch een gehad?"
„Dat heb ik vergeten".
„Bezat je daar iets, dat je dierbaar
was?"
„Ik? - Ja".
„Wat dan? Een vrouw?"
„Neen - een paard".
Cigarette begreep die liefde. Als de
jager had gezegd, dat hij een vrouw
liefhad, zou zij hem hebben uitge
lachen. Nu sprong zij op.
„Je sigaren zijn goed, beste jongen,
maar van je gezelschap kan ik dit niet
zeggen. Als je gisteravond ook zo
saai was geweest, had ik zeker niet
met je gedanst".
Verontwaardigd over de onverschil
ligheid, waarmede haar pogingen tot
het aanknopen van kameraadschap wa
ren opgenomen, ging de marketentster
heen en zong daarbij, als 't ware om
de jager te trotseren, haar hoogste lied.
„Laat hij oppassen," mompelde de
colleges op een dergelijke manier
meerdere malen „er tussen" worden
genomen. Ik zou daarvan verschillende
voorbeelden kunnen geven doch die
passen niet in dit artikel; alleen wil ik
er nog aan toevoegen dat ik in mijn
ambtelijke loopbaan meermalen aan
soortgelijke minder faire praktijken heb
moeten medewerken. Ik vermoed dat
de uitdrukking „in commissie liegen"
aan dat stelsel niet vreemd is of mis
schien daaraan haar ontstaan te dan
ken heeft.
Ik verwacht dat verscheidene lezers
me erg bitter zullen vinden, doch dat
kan ook niet anders, wanneer men het
gesol van de wederopbouw van ver
woest Nederland van nabij beschouwt
en men de ellende ziet, waarin de
mensen in de zogenaamde verwoeste
gebieden nu, meer dan drie lange jaren
na de bevrijding, nog verkeren en
waarin ze nog tientallen jaren zullen
moeten vertoeven. Vooral dit laatste
is het meest schrijnend, vooral waar
de getroffenen nog gedeeltelijk in de
hoop leven, dat hun misere op woon
gebied althans toch binnen zeer korten
of afzienbaren tijd een einde zal ne
men. Het spijt me dat ik hen deze
illusie moet ontnemen en toch meen
ik dat ik er beter aan doe hen reeds
thans op de hoogte te stellen van het
geen hun te wachten staat, dan hun
nog langer in valse verwachtingen te
laten voortleven
„De heer van Amerom verschafte
aan de rondreizende journalisten enkele
interessante cijfers". Ik citeer nu het-
geèn daaromtrent voorkomt in het
Haags Dagblad van 29 November 1947.
„In dit gebied werden 2040 huizen
verwoest, er werden 1142 noodwonin
gen gebouwd, er zijn 685 woningwet
woningen gegund, zodat men de 2040
al dicht begint te naderen. Is dit
getal eenmaal bereikt, dan kan men
coquette in uniform hartstochtelijk tus
sen twee rijen tanden, die zo klein
waren en zo wit en die toch eenmaal,
terwijl beide vuisten- een pistool om
klemden, de teugels van haar ros als
in een schroef gesloten hadden gehou
den.
In de stad gekomen, bleef zij op wel
tien, twintig verschillende plaatsen
een ogenblik staan, want zij kende
de gehele wereld. Eindelijk bleef zij
voor het open raam ener sneeuwwitte
villa staan, die in een bos van tama
rinde- en oranjebomen verscholen lag.
Zij wipte vlug in het kozijn van het
raam en sloeg een blik naar binnen.
„Zeg eens, markies, de zouaven
hebben al mijn wijn opgedronken.
Laat mijn vaatje eens vullen - maar
met beste bourgogne hoor! Anders be
dank ik je. Ik ben toch al half be
vreesd, dat je wijnkelder mijn naam
als marketentster kwaad doen zal".
't Was een mooi, rijk gemeubeld
vertrek. Een half dozijn officieren van
de cavalerie zaten er te ontbijten. De
markies de Chateauroy, de officier, die
Cigarette had aangesproken, keek op.
(Wordt vervolgd).