eerste tien volgende jaren nog niet van
een tekort aan werkgelegenheid zal
kunnen spreken. En nu laat ik het
vraagstuk van de aanbouw van woon
huizen en landbouwschuren maar ge
heel buiten beschouwing, omdat dan
zou kunnen worden tegengeworpen dat
men daarvoor geen vakmensen of ma
terialen beschikbaar heeft. Maar deze
argumenten kunnen niet in het geding
worden gebracht wanneer het betreft
het opruimen van alle bovengenoemde
bunkers, bouwvallen en dergelijke. Alle
mensen die werken kunnen en willen,
kunnen daarbij worden gebruikt en
wanneer men hen dan een behoorlijk
dagloon geeft inplaats van werklozen
steun, zijn zowel die mensen zelve be
hoorlijk geholpen als ons Landje van
Cadzand daarvan profiteert en zulks
op een minimum aan kosten voor de
Overheid.
Gemeentebesturen van Westelijk Z.
Vlaanderen, hier is een dankbaar ob
ject voor U. Een onderwerp dat geen
enkele politieke partij onsympathiek
kan zijn en dat derhalve geen aanlei
ding kan geven tot politieke tegen
stellingen in de gemeenteraad. Slaat
allen de handen ten spoedigste inéén,
vaardigt Uwen Burgemeester af naar
de betrokken ministers om financiëlen
steun voor het in deze en in volgende
winters door werklozen uit Zeeuwsch-
Vlaanderen te verrichten opruimings-
en verbeteringswerk in het Land van
Cadzand. Geen werklozensteun in onze
contereien, maar behoorlijk loon voor
opruimingswerk. Leden van de ge
meenteraden, behartigt hier nu en on
middellijk de belangen van Uw ge
meente door deze winterhulp zo spoedig
mogelijk in de hierboven aangegeven
zin in te stellen. Dan zult ge niet alleen
de dank verdienen van Uw eigen kie
zers, maar ook die van Uw tegenstan
ders voor een opbouwend werk als dit,
ten faveure van Uw eigen gemeente.
Bedenkt ook dat Nederland nog een
bijzondere behoefte heeft aan good
will van het buitenland, dat des te
eerder bereid zal zijn ons in alle op
zichten bij te staan, wanneer we zelf
de hand aan de ploeg slaan en zelf
alles in het werk stellen om ons te
ontdoen van de naweëen van de afge
lopen Wereldoorlog. We mogen ge
leend geld uitgeven voor elke vorm
van wederopbouw, van herstel, maar
niet voor werklozensteun, wanneer het
had bijeengebracht. Het gerucht van
het voorgevallene was zeker nog niet
tot ginds doorgedrongen. Slechts een
enkel ogenblik nog wilde hij die vrouw
in al haar schoonheid zien. Meer ver
langde hij niet.
Zoveel had hij opgeofferd om de
eer der gravin tegen smet te behoe
den, dat hij de blik uit haar schone
ogen nog eenmaal wilde ontmoeten,
voordat hij in ballingschap ging.
Op de bank van een der wachtende
rijtuigen zag hij een domino liggen.
Zowel de livrei als de bedienden wa
ren hem bekend, dus wenkte hij een
der lakeien om het portier tè openen.
„Zeg graaf Carl, dat ik zijn domino
even heb geleend," zeide hij tegen de
man, terwijl hij in het rijtuig sprong,
de zwart-en-rode domino overwierp,
het masker greep en weer op straat
wipte. De lakei raakte even aan de
rand van de hoed en zweeg. Hij wist,
dat Cecil een van de intieme vrienden
van zijn jonge meester, een Oosten
rijker, was-
Onder dat masker was Cecil veilig
- gedurende die enkele minuten ten
minste; meer durfde hij niet nemen.
werk zelve alom voor het grijpen ligt
en om afdoening schreeuwt. L.
Aan de arbeiders van het
Rijkswerkkamp„De Haven"
te Breskens.
Heren,
Gij met U allen hebt ons een lesje
gegeven in kameraadschap, in mede
leven, in liefde tot de medemens.
Gij hebt daar in die afgelegen hoek
van de gemeente de koppen bij elkaar
gestoken en hebt gecollecteerd voor de
in rouw gedompelde en in kommer
volle omstandigheden achtergebleven
gezinnen van 3 verongelukte Breskense
vissers. Gij hebt getoond van het goede
hout te zijn! Voor Uw geste kunnen
wij U niet genoeg dankbaar zijn!
U leeft met ons mee! Deze hartelijk
heid legt ons een plicht jegens U allen
op en wel voor alles, cfht wij U gaan
beschouwen als onze mede-burgers.
Want het is toch zo, dat gij, ver van
Uw gezinnen, het grootste gedeelte van
het jaar bij ons woont.
Ik hoop, dat Uw daad voor ons
Bressianen een aansporing zal zijn om
met U allen in nauwer contact te tre
den, opdat gij, vooral gedurende de
a.s. wintermaanden, het gemis van de
huiselijke haard niet te erg zult voelen.
De Burgemeester van Breskens:
J. A. EEKHOUT.
BURGERLIJKE STAND.
Gemeente SCHOONDIJKE.
over de maand October 1947.
GEBOORTEN 5, Jacobus Esdra, z.
van E. J. Minnaard en van J. J. Ver
sprille; 9, Izabella Krina, d. van C.
W. Beeke en van J. P. Seen.
HUWELIJKEN: 16, K. P. Ritico,
23 j. en S. J. Deunink, 20 j.; 16, J.
A. J. Tellier 35 j. en C. Deunink 30 j;
29, J. J. Risseeuw 29 j. en A. van
Hoeve, 31 j.
OVERLIJDEN 26, te Oostburg, A.
J. Versprille, 72 j.30, te Breskens,
S. M. du Burck, 54 j-
INGEKOMEN 4, S. J. Deunink van
Waterlandkerkje; 16, J. J. Sturm van
Grijpskerke; 25, M. Naeijaert van
Breda.
VERTROKKEN 18, J. Boogaard
naar Zelzaete (B.); 24, J. J. Ocké naar
Cadzand; 25, C. de le Lijs naar Sluis.
Hij trad het gebouw binnen, mengde
zich onder die schitterende stoet van
mensen en baande zich met het halve
masker voor 't gelaat een weg naar
de balzaal.
Slechts één persoon zocht zijn oog;
weldra werd hij haar gewaar. Haar
wit-met-zilveren costuum prijkte met
een zee van oosterse bloemen. Een
zwerm gemaskerde en ongemaskerde
domino's omringde haar. Haar ogen
kon men achter het masker zien glinste
ren. Om haar lippen speelde een lach.
Met al de hem eigen tact - niet drif
tig, zodat hij de aandacht trok, doch
voorzichtig en behoedzaam, wist Cecil
haar te naderen.
„Deze wals hebt gij mij beloofd. Ik
kom juist nog vroeg genoeg," fluis
terde hij haar bijna onhoorbaar in.
De gravin herkende hem aan de
stem, wendde een Franse prins half
de rug toe en begon hem met een
lachje over zijn lang wegblijven de
waarheid te zeggen.
„Vergeef het mij en schenk mij
deze ééne wals".
De gravin keek Cecil aan. Daarop
liet zij zich door hem wegvoeren.
Gemeente GROEDE.
over de maand October 1947.
GPZBOORTEN: 21, Nelly Ria Sara,
d. van J. J. Buijze en S. S. Verhage;
26, Elza Maria, d. v. J. B. Stokker-
man en- M. S. Colijn.
HUWELIJKEN 9, J. M. Donze, 24
j. en J. F. Plasman, 25 j.; 23 C. A.
Vermeulen, 32 j, en S. E. Bouwens,
27, j-; 30, A. J. Hennekeij, 29 j. en
J. S. Herman, 24 j.
OVERLIJDEN Geen.
INGEKONEN 1, van der Ende, M.
J. van Naaldwijk naar O 161; 14, de
Nooijer, J. A. en gezin van Vlissingen
naar O 86; 14, Plasman, J. F. van
Amsterdam naar O 94; 20, Mole wijk,
J. A. en d. van Goes naar W61.
VERTROKKEN 1, G. Gaastra en
gezin naar Hilversum, 's-Gravenlandse
weg 12a; fM. L. Everaars naar
Eindhoven, Melati v. Javalaan 12; 4,
P. Waelput naar 's-Gravenhage, Morel
straat 99; 6, W. Wolfert naar Nieuw-
vliet, Dorpsstr. 22a; 10, M. Jongman
naar Engeland; 10, A. A. Verduijn
naar Haarlem, Diepenbroekstr. 107;
13, M. van Witsen, naar Amsterdam,
Joh. Vermeerstr* 25; 13, M. C. Huis-
heere naar Breskens, Dorpsstr. 9; 13,
C. D. de Feijter en gezin naar Bres
kens, Dorpsstr. 9; 14, C. J. Dijkman
naar Rotterdam, Rechthuislaan 24a;
15, E. A. de Bourgraaf en gezin naar
Kapelle, Biezelingse straat A 46; 15,
J. E.- van Troost naar Westdorpe B 4,
15, J. van Es en gezin naar Rilland-
Bath, Marijkestraat 2 15, A. J. M.
v. d. Hemel naar Bergen op Zoom,
Blauwe handstr.; 17, J. A. Eekhout
en gezin naar Breskens, Langeweg
10a; 20 P. J. van Leeuwe en gezin
naar Nieuwvliet, Dorpsstr. 17; 20, J.
F. van Leeuwe en gezin naar Bres
kens, Boulevard 86; 21, J. M. Corré
naar Biervliet, Ameliapolder 870; 21,
J. A. de Vos en gezin naar Biervliet,
Ameliapolder 870; 30, S. Minderhoud
en gezin naar Wolfaartsdijk, B 39.
Gevonden voorwerpen.
1 zilverbon van f 1,1 vulpotlood,
1 bril.
Inlichtingen ter gemeente-secretarie
te Groede.
Komen aanlopen:
Een kalfvaars bij L. van 't West
einde te Groede.
„Niemand kan toch zo goed met mij
maat houden als jij, Bertie," fluisterde
zij', terwijl zij op de tonen der muziek
met hem voortzweefde.
„Niet? Dan zullen anderen dit toch
weldra leren".
De gravin wist niet, dat deze dans
tevens zijn vaarwel was. De geur van
haar golvend gewaad, de gloed van
die scharlakenrode bloe'fnen, het fonke
len der juwelen, die haar domino ver
sierden, haar geurige adem, zo onmid
dellijk in zijn nabijheid, kortom dat
alles bleef later nog jaren in Cecil's
geheugen gegrift.
De vrouw, die hij beminde, bespeur
de aan hem geen verandering, maar
toen de wals bijna ten einde was,
voelde zij zijn hart luid en snel tegen
het hare kloppen, voelde zij, dat hij
het hoofd boog tot zijn lippen haar
voorhoofd bijna aanraakten, 't Was de
laatste kus, die hij haar gaf. Daarop
stond hij haar af aan een Oostenrijkse
aartshertog, die met haar voor de
volgende dans was geëngageerd en
ging zwijgend heen voor immer.
(Wordt vervolgd).