DE SCHAKEL 6 Sept. Op naar het sirand. TWEE SOUVEREINEN GEDIEND No. 137 Vrijdag 29 Augustus 1947 3e Jaargang ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN Verschijnt iederen Vrijdag in alle plaatsen van West Zeeuwsch-Vlaanderen Prijs per kwartaal f i,Franco p. p. 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitgever Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens De afgelopen winter heeft door zijn lange duur alle winters van de vorige en deze eeuw geslagen en aangezien de weermakers in de Bilt tegenwoordig mededingen naar wereldkampioenschap pen, trachten zij ook deze zomer wat betreft het aantal zonnedagen weder om een record te slaan. De meest be kende zomer van de twintigste eeuw, die van 1911, was althans op 17 Aug. al geslagen door die van 1947. Ik wil in dit verband nog even opmerken, dat niet alle profetische weermakers het steeds bij het rechte eind hebben. Ik heb voor me liggen de Enkhuizer almanak voor 1947, samengesteld medio 1946 en daarin voorspelde - thans wijlen - Professor Veraart, dat de winter 1946/1947 een zeer zachte winter zou zijn en dat de maanden Juni, Juli en Augustus van 1947 tem peraturen zouden geven aanzienlijk la ger dan de normale, terwijl we boven dien dit jaar een zogenaamde natte zomer zouden hebben. Van de doden niets dan goeds, maar voor het weer schaf ik toch geen Enkhuizer almanak meer aan. Ik ben niet zo heel erg doorkneed in de meteriologie, maar neem gerust van mij aan, dat het op 22 November 1948 erg hard zal rege nen en dat het naar mijn berekeningen op 12 December 1948 een erg koude dag zal zijn. Het kan ook omgekeerd zijn, maar dat is dan te wijten aan onvoorziene omstandigheden of aan één van de vele onjuiste beslissingen van de Veiligheidsraad. Maar met dat al zitten we dan dit jaar toch maar met een pracht-zomer, zoals we in vele jaren niet hebben ge had. Zo'n mooie zomer geeft natuurlijk ook weer zijn moeilijkheden en we zouden geen ras-echte Hollander zijn FEUILLETON 53) door OUIDA. „Och, wat een paar lieve dieren! Geef ze mij eens, Bertie! Gevaar lijk? Wat een dwaasheid! Alsof ik niet alles rijden kan! Herinner je mijn vier roodschimmels te Longchamps nog wel?" Met het volste recht mocht de gra vin trots zijn op haar bekwaamheid. Zij reed werkelijk meesterlijk. Maar nauwelijks had Cecil haar de teugels in handen gegeven, of Maraschino en zijn makker versnelden hun gang en schudden het aardige, aristocratisch ge vormde hoofd, alsof zij gevoelden, dat een minder gespierde hand ze be stuurde. „Ik zal ze eens laten uitlopen. Hier kunnen wij toch niemand overrijden," zeide de gravin. Cecil begon te lachen - voorzich'ig- heid had nooit tot zijn deugden be hoord - en zocht met een opgeruimd gelaat voor zijn rug een steuntje. De als we die moeilijkheden stilzwijgend aan ons lieten voorbijgaan. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de genoegens van een reis per spoor, tram of auto bus. Je hebt nu steeds gezelschap, welke richting je ook uitgaat en steeds gelegenheid tot het aanknopen van een gesprek of het beluisteren van conversatie van mensen die je nooit hebt gezien - en in vele gevallen ook nooit meer hoopt te zien - en die je hun hele familieomstandigheden trach ten uiteen te zetten. Werkelijk interes sant; het kort de tijd bij het in de rij staan voor een loket of aan een tram halte. Over de tram gesproken, de Haagse tram vervoert thans tussen de 450000 en 500000 passagiers per dag en de meeste van die passagiers wor den vervoerd door de tramlijnen, die in de richting van het strand rijden. Naar het strand! Een uitkomstin deze vacantiemaand voor de moeders van grote en kleine gezinnen. Vooral naar het stille strand, dat is hier een strook langs de kust - tussen de duinen en de zee - waar je kosteloos kunt baden en bivakkeren. Is U wel eens aan dat stille strand geweest, geachte lezer? Schrijver dezes wel en als beziens waardigheid van Den Haag kan hij het U ten zeerste aanbevelen. Nu moet U zich evenwel van dat stille strand geen verkeerde voorstelling maken, want de naam is absoluut misleidend. Als je één dezer zomerse dagen komt, zie je n.l. geen strand en vindt ge er ook geen stilte. Je ziet er zelfs de zee niet. Het enige wat je daar ziet is de mensheid in al haar schakeringen. Dikke, dunne, lange, korte, oude, jonge, mooie en lelijke mensen, al maar mensen, duizenden en tienduizenden. Kortom, het strand is er volkomen mee bedekt en daar door zie je dus het strand niet. Alleen de voorste rij ziet de zee, de rest ziet nacht was juist gevallen; het maanlicht overgoot hun pad met volle kracht. Aan het andere einde van een lichte plek in 't bos, op een met gras be dekt heuveltje werd men enige scha duwachtige, donkere gedaanten gewaar, dezelfde sierlijke gedaanten, die zich tegen de purperkleurige heide en het bruine, hoge terrein der Schotse berg landen aftekenden, als de slanke loop van de buks steelsgewijze nadersluipt. In het heldere sterrenlicht stonden na melijk een stuk of twaalf herten te luisteren en als zij de kop schudden, kletterden hun geweien als zwaarden en wuifden als wapperende banieren heen en weer. Terstond spitste het jachtpaard de oren, snoof de lucht op en gaf met hartochtelijk ongeduld een ruk aan de stang. De volgende seconde had het zijn hoofd vrijgemaakt en schoot het in suizende galop voort door de laan. Cecil was eensklaps uit zijn vadsige houding overeind gesprongen en had de teugels gegrepen, die de hand schoenen zijner gezellin in een omme zien aan flarden hadden gescheurd. „Zit stil!" zeide hij zacht. „Hij is gaan de kinderen naar mensen en mensen. Sommige hebben een put of loopgraaf gegraven en lig gen daarin, ouderen hebben een lin nen tent opgezet en trekken zich in hun appartement terug. Allemaal schijnen ze een radio of gramofoon mee te hebben gebracht en daarmede houden ze blijkbaar wedstrijd in lawaai- maken. Tussen de tenten en loopgra ven is hier en daar nog een voetbal veld van twee vierkante meter over en daar tiert de jeugd, de komende mens met een bal. Zo zonder publiek achter de lijn, maken ze nog meer lawaai dan de honderdduizend bezoe kers bij een Holland-België wedstrijd. Dat wat de stilte betreft; een mens moet daar beslist tot rust komen! Met die bal gebeurt wel eens een ongelukje, die bal schiet wel eens een loopgraaf door en wordt ook wel eens in een tent geschoten, tot groot ongenoegen van de deftigheid, die zich in haar appartement had teruggetrokken. Dan gebeurt iets heel merkwaardigs. Uit die tent komt dan een Kenau Hasse laar naar buiten, zo iets als een wal vis, gekleed in een paar zakdoeken en overigens veel ham- en buikspek ver tonend bedoelde dame vertolkt dan enkele zienswijzen over de opvoeding van een schele of krompotige jongen. Plotseling schiet dan uit een andere tent een Kaat Mossel, een sproetige magere moeder of tante of andere be windvoerster van de schele of krom potige jongen. Deze sproetige dame is gekleed in een haarnetje en een broche, doch toont overigens een groot tekort aan textielpunten. Zij is niet gediend van aanmerkingen op haar opvoedings talenten en ze gaat de walvis dan ook met allerlei nieuwe woordspelingen te altijd met de honden op de herten jacht geweest en nu wil hij op de dieren jacht maken". Dit gebeurde werkelijk. Nauwelijks hoorden zij het geraas, of de voor hun geliefkoosde, nachte lijke tocht nog onvermoeide herten verschrokken en stoven als de wind het bos in. De paarden hen achterna! Geen bekwaamheid, geen kunst of wetenschap kon ze tot staan brengen. Zij waren op hol en het demonische vuur, dat in Maraschino zetelde, werkte aanstekelijk op het jonge rijtuigpaard, dat, zolang het in 't gareel liep, nog nooit zulk een gang had gehad. In een oogwenk begreep Cecil de gehele uitgestrektheid van het drei gende gevaar. Hem schoot niets over dan op het toeval te rekenen, de teu gels tot het laatste toe vast te houden en op het eerste teken van vermoeienis bij de dieren acht te geven. Lang voor dat dit teken werd gegeven, kon de dood hen beiden echter reeds hebben getroffen. Toch wekte die razend snelle rit door de zomernacht een soort van vrolijke opgewondenheid in hem op, lag er een bedwelmend gevoel van de-

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1947 | | pagina 1