Geen lapmiddelen.
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
No. 128
Vrijdag 27 Juni 1947
3e Jaargang
DE SCHAKEL
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Verschijnt iederen Vrijdag in alle plaatsen van West Zeeuwsch-Vlaanderen
Prijs per kwartaal f i,Franco p. p. f 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitgever Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens
Een dokter van de moderne richting,
althans van deze eeuw, bestrijdt niet
meer zoals in vroeger tijden de gevol
gen van een kwaal, doch tracht vooral
de oorzaak van een ziekte op te hef
fen. Hij snijdt de kwaal uit en maakt
daarmede het organisme van de patiënt
weer zoveel mogelijk normaal. Deze
moderne opvattingen zouden wij ook
zo graag toegepast zien door onze Re
geringspersonenook zij behandelen
thans allemaal een zieke patiënt, de
Staat der Nederlanden, maar naar onze
mening doen ze dat op een geheel ver
keerde manier. Ook zij dokteren zij be
strijden de gevolgen van de kwaal,
doch trachten veel te weinig de oor
zaken van de kwaal op te heffen. Zij
snijden het kwaad niet uit, doch geven
een zalfje en een poeiertje en leggen
een verbandje op de zieke plaats.
In deze grote tijden helpen geen lap
middelen en zeker niet in ernstige ge
vallen. We moeten nu doordringen tot
het hart der dingen, tot de kern van
het probleem. Zo hebben we, om een
voorbeeld te noemen, het probleem der
ambtenarij, waarover in de laatste
maanden in de Pers al zoveel te doen
is geweest en waaraan men ook in de
Kamers der Staten-Generaal onlangs
zoveel aandacht heeft besteed. Een
ieder die met een Overheidsinstantie
te maken heeft tegenwoordig, klaagt er
over en daarom zijn de ambtenaren in
ons land thans dan ook verre van po
pulair. Enkele van die critici gaan in
hun overdrijving zo ver, dat ze de
ambtenaren zien als nutteloze, als scha
delijke elementen in de maatschappij,
wezens die er alleen maar zijn om onze
dure belastingpenningen op te maken
en ons het leven zo onaangenaam mo
gelijk te maken kortom ongedierte, dat
FEUILLETON
44) door OUIDA.
maar zo gauw mogelijk moet worden
opgeruimd. Soortgelijke uitlatingen zijn
vooral schering en inslag, wanneer hier
of daar weer eens een geval van cor
ruptie wordt gesignaleerd. Helaas zijn
deze gevallen tegenwoordig aan de orde
van de dag en toch mag dit ons geen
aanleiding geven, om alle ambtenaren
van corruptie te betichten. Overal is
kaf onder het koren en deze aigemene
regel geldt evenzeer voor het ambte
narencorps. Het is een bekend feit, dat
de Nederlandse ambtenaar voor de
oorlog in het buitenland bekend stond
als uiterst bekwaam, eerlijk en correct.
Dat zich thans meer gevallen van cor
ruptie voordoen dan vroeger het geval
was, ligt voor de hand. In de eerste
plaats is het aantal ambtenaren na de
oorlog enorm uitgebreid; bij de hon
derd en één diensten, bijzondere en
tijdelijke diensten en bedrijven, zijn
tienduizenden ambtenaren tewerk ge
steld, dikwijls mensen zonder voldoende
opleiding en bij gebrek aan betere,
werd ook in vele gevallen maar luk
raak personeel aangenomen en veel te
weinig selectie toegepast. Kortom, Jan
Rap en zijn maat kwam in Overheids
dienst en daarom valt het niet te ver
wonderen, dat er thans meer kaf onder
het koren zit dan vroeger het geval
was. Een tweede factor is de funeste
invloed, die de oorlog op de mens in
het algemeen heeft uitgeoefend, doch
deze is algemeen en geldt dus zowel
voor de ambtenaar als voor de parti
culier. En nu zal er toch wel niemand
durven beweren, dat de gemiddelde
maatstaf van eerlijkheid, ook van de
particulier, thans nog even hoog zou
liggen als voor de oorlog het geval
was. We kunnen deze zaak het een
voudigst stellen als volgt: de ambte
naar is een mens als ieder ander, der
halve is hij ook als een gewoon mens
behept met uitstekende, goede, minder
gevolgen hebben zou.
Toen Cecil de deur van de burg
graaf bijna geheel in duisternis gehulde,
sterk geparfumeerde vertrekken opende,
lag de oude Royal uitgeput op een
rustbed. Zodra hij de kruk hoorde
omdraaien, sprong hij driftig, op.
„Wat voor nieuws?"
„Ik hoop goed. De dokter zegt, dat
de kneuzingen niet van veel betekenis
zijn. Het spijt mij, dat ik hem bij het
springen over sloot en heg niet in 't
oog heb gehouden, maar
Eerst toen hij Bertie's stem hoorde,
herkende Royal zijn zoon. Met een
driftig, verachtend gebaar gaf hij hem
te kennen, dat hij zou heengaan. Het
heftige verdriet over het gevaar, waarin
zijn lieveling verkeerde, de wilde angst,
welke zijn vrees eensklaps had doen
ontstaan, zijn bijna aan waanzin gren
zende ontzetting, toen hij het ongeluk
zag gebeuren, hadden hem gebracht
in een toestand, die grensde aan
razernij.
Zijn stem trilde van woede, toen hij
Cecil toesnauwde:
„Uit mijn ogen, meneer! Ik zag u
liever in een sloot dood liggen, dan
goede of slechte eigenschappen. Daar
uit volgt dat, wanneer we vandaag aan
de dag al onze ambtenaren in Neder
land zouden ontslaan en hen zouden
vervangen door andere personen uit
onze maatschappij, we wat betreft de
mentaliteit van het ambtenarencorps er
niet op vooruit zouden gaan en de
practijk zou uitwijzen, dat we binnen
korten tijd wederom van corruptie zou
den horen.
Wij persoonlijk zijn van mening, dat
de antipathie welke momenteel ten op
zichte van de ambtenaren bestaat, in
feite minder de ambtenaar geldt dan
wel de eigenlijk gezegde ambtenarij.
Nogmaals, er is geen enkele reden om
aan te nemen, dat iedere ambtenaar
corrupt of ondeskundig zou zijn of dat
hij uit slechte neigingen, uit zucht tot
heersen en bedisselen, opzettelijk het
publiek zou sarren en benadelen. Zo
is het in zijn algemeenheid beslist niet
en toch zijn de bovengeschetste grieven
van het publiek tegen de ambtenarij
als regel wel gegrond. Het publiek
wordt dikwijls niet goed gediend en
veelal ook te langzaam geholpen. Doch
daaraan zijn voor alles schuld de veel
heid der diensten en de ingewikkelde
werkwijze die gevolgd moet worden;
te weinig decentralisatie en vooral te
weinig zelfbeslissingsbevoegdheid. Daar
in zit de kern van dit probleem en
wanneer men van Overheidswege de
moed en de wil bezat om daaraan een
einde te maken, zou de zaak weer even
gesmeerd lopen als vroeger. Wanneer
men de verschillende diensten terug
brengt tot het hoogst nodige en de
verschillende bezettingen dier diensten
en bedrijven reduceert tot een zodanig
peil, dat alles nog lopen kan zoals het
behoort, dan is ook een selectie van
de ambtenaren, die nog over moeten
blijven, mogelijk en kan zeker het kaf
van het koren worden gescheiden. Voor
dat één enkel haar van 't hoofd van
mijn kind werd gekrenkt. Doch gij zijt
gezond en wel, en hij ligt ginds te
zieltogen!"
Zwijgend maakte Cecil een buiging.
Die grove woorden wondden hem wel
doch beledigden hem niet; hij begreep,
dat zijn vader in zulke ogenblikken
weinig meer was dan een waanzinnige.
Bovendien werd hij getroffen door de
uitdrukking van verbijstering en wan
hoop op het gelaat van de oude man.
„Uit mijn ogen, meneer!" herhaalde
lord Royallieu, terwijl hij met grote
schreden naar Cecil toetrad. „Als er
een mannenhart in uw borst had ge
klopt, zoudt gij de knaap voor dat ge
vaar behoed, hem gewaarschuwd en
op hem gelet en hem, toen hij viel,
ten minste hulp verleend hebben. Doch
neen! Gij rijdt voort en laat hem over
aan zijn lot, al zou zijn dood daarvan
het gevolg zijn! Gij komt er ongedeerd
af. U overkomt nooit een ongeluk.
Met allerlei zondige vermaken tracht
gij u zeiven te doden en gij wordt er
slechts te krachtiger en te bevalliger
om. Gij brengt het er altijd goed
af, omdat ik u haat! Ja, meneer,
„Neem mij niet kwalijk, meneer;
maar zou u zo beleefd willen zijn eens
naar de burggraaf te gaan? De slag
heeft hem zo zwaar getroffen, dat hij
te keer gaat als een razende. Voor
iemand op zijn jaren is dit zeer ge
vaarlijk. Eerst een minuut of wat ge
leden konden wij hem onder voor
wendsel, dat dit voor Berkeley's be
houd noodzakelijk was, bewegen de
kamer te verlaten. Als u hem wilde
gaan zeggen
Met ernst en diepe neerslachtigheid
op zijn gelaat voldeed Cecil bijna
werktuigelijk aan dit verzoek. Zo vol
komen was hij het denken en in de
•eerste plaats het denken over droevige,
treurige dingen ontwend, dat hij ter
nauwernood wist wat hem deerde.
Was hij de man geweest van voor
heen, dan had hij geweten, dat zijn
komst bij de lord niet alleen niets
baten maar voor hem zelfs kwade