Voetbaldiagnose onze vrijheid en blijheid in ons zo dierbare Vaderland wel in hevige mate zijn getemperd. We willen voorlopig nog aannemen, dat alle van Overheids- wege getroffen maatregelen en gegeven voorschriften beslist noodzakelijk waren en dus zullen we er vrede mee moeten nemen, neen sterker nog. Als goede Nederlanders zullen we onze medewer king moeten verlenen voor een goede naleving van die voor ons in het leven ""^geroepen-vooralsnog onmisbaar geachte- ordening. En we zullen dat gezamen lijk en in eensgezindheid moeten doen en we kunnen dat ook. Wanneer we in oorlogstijd eensgezind de zwaarste,, lasten konden dragen, waarom zouden we dan thans, nu het nog even zeer nodig is, niet kunnen? Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin sprak bij de doden-herdenking op de Woeste Hoeve op 3 Mei j.l. o.a. als volgt ,,Het komt er op aan, dat geen kloof ontstaat tussen hen, die vielen en ons, die hun taak moeten voortzetten. Wij moeten aan hen denken als zijnde te midden van ons en vragen: wat verwachten zij, dat we doen zullen? Hoe kunnen wij hun voetstappen druk ken Zij zullen ons antwoorden, dat wij ons niet ter neer mogen laten slaan door de teleurstelling die gevolgd is op de te hoog gespannen verwachtingen, welke wij allen van de na-oorlogse tijd hebben gekoesterd. Te simpel hebben wij ons gedacht het herstel van een wereld, welker ontreddering voor de oorlog reeds aan de dag was ge treden. Wij hebben een opgave onder schat, waarin wij, oudere generatie, als wij het ruiterlijk erkennen, reeds toen hebben gefaald. We moeten opnieuw beginnen en de jongeren vragen, ons te helpen. Allereerst moeten de teleur stelling en verbittering overwonnen worden, die zo vele ouderen en jon geren bevangen houdt." Zoals steeds heeft onze "Koningin in weinig woorden en op zeer treffende wijze ook hier wederom geschetst, wat er momenteel in het volk van Neder land leeft en daarbij de weg aange geven, die we moeten bewandelen om uit onze moeilijkheden te komen. Maar om ,,onze teleurstelling en verbittering te overwinnen" moeten we vooral stre ven naar eensgezindheid, welke helaas al te vlug na de oorlog verloren is gegaan. We zijn als volk wederom in onze oude fout vervallen en we hebben ons zelf weer verdeeld in clubjes en kringetjes, ons zelf weer tussen hekjes gezet om tegen de in andere schaaps kooien ingedeelde bewoners te blaten. Het lijkt wel of we er op uit zijn, om elkaar het leven zo onaangenaam moge lijk te maken, door de tegenstellingen die nu eenmaal bestaan zo veel moge lijk op de spits te drijven. We maken elkaar uit voor al wat lelijk is, alleen omdat de een er een andere levensop vatting op na houdt dan de ander en in het bijzonder in ons politieke leven zijn grote en grove scheldwoorden aan de orde van de dag. Het peil van ons openbare leven is erg diep gevallen en bij verschil van mening heeft het ar gument plaats moeten maken voor het scheldwoord. Niemand zal kunnen be amen, dat dit de juiste manier is om te komen tot een oplossing van de grote vraagstukken, die thans in ons land nog aan de orde zijn. Op die wijze voortgaande, worden we een in zich zelf verdeeld volk, dat op geen enkel gebied meer een eenheid weet te construeren, en dat moet, kost wat kost, in het belang van het voortbe staan van Nederland worden voor komen. Eenheid zoals in de donkere oorlogsdagen moet er zijn. Zoals de Minister van Wederopbouw en Volks huisvesting op de nationale feestdag tot de Haagse jeugd zeide „Samen werking is belangrijk, maar eendracht is veel belangrijker. Niet alleen in samenwerking doch wel degelijk ook in de eendracht, die ons volk. onder cle Duitse bezetting heeft getoond, ligt de diepere betekenis van de strijd, die gevoerd is tegen een systeem van on menselijkheid, terreur, onderdrukking en slavernij" En die, zouden wij daar aan willen toevoegen, heeft geleid tot uiteindelijke bevrijding en ons zal voe ren naar de komende vrijheid. L. De competitie is afgelopen voor Bres- kens. Langzaam ging de kaars uit, de laatste opflikkeringen die een uitgaande kaars met zich meebrengt, ontbraken echter nog. Ons spel bleef tot het laatste ogenblik een weinig sloom, maar bovenal star. Berekend, met een schijn baar zekere overwinning in zicht, wat maar al te vaak een illusie bleek. Voor al de laatste zes wedstrijden kenmerkten die schijnovertuiging. Het bedeesde schilderachtig geheel. Met een zucht van genot en voldaan heid weidde Bertie, die de hand op Vivandière's zadelknop liet rusten, na het drinken van een stevige teug rijn wijn over dit alles een blik. Toen kwam er een glimlach om zijn lippen. „Dat was nu eigenlijk eens een prachtige jacht!" Hij had de woorden nog niet over de lippen, toen een rijknecht met haas tige schreden op hem toetrad met de boodschap, dat zijn jongste broeder, die hij na het eerste aanslaan der honden bijna niet meer had gezien, van 't paard gestort, op een baar naar huis gedragen en ogenschijnlijk zwaar gekwetst was. De glimlach verdween van Bertie's gelaat; ernst tekende zijn gelaatstrek ken. Hij mocht door de wereld vertroe teld en bedorven zijn en onverschillig voor alles, de knaap had hij lief. 0 Toen hij de kamer met haar neerge laten gordijnen en flauwe lucht van chloroform binnentrad, lag Berk roer loos als een dode op een bed. Het glanzende haar zwierde woest en orde loos over het kussen. De borst was bloot; de rechterarm gebroken, een splinterbreuk. Dat het lijkbleke gelaat een gevolg was van de chloroform, be dacht Cecii niet. In een oogwenk stond hij naast het ledikant en zonk met het hoofd in de handen daarnaast neder. „Mijn schuld is 't. Ik had op hem moeten passen". Fluisterend werden die woorden ge sproken. Niemand mocht zien, dat hij nog zo dwaas was gevoel te bezitten. Even daarna was hij zichzelf weer meester; hij stond uit zijn gebogen houding op en wendde zich, met de hand op de krullende, blonde lokken van de knaap, naar de twee docloren, die tot het gevolg van de burggraaf behoorden en dus onmiddellijk bij de hand waren geweest. „Wat heeft hij?" „Een arm gebroken en een paar kneuzingen; in 't minst niet gevaarlijk, op zijn leeftijd van geen betekenis," luidde het antwoord. „Zodra hij uit zijn verdoving ontwaakt, zal hij u dit zelf wel zeggen, meneer Cecil". „Weet u dit zeker?" In weerwil van zijn grote mate van dogmatische optreden van ons elftal werkt stimulerend op de tegenstanders. Vooral Internos reageerde heftig. On bekwaam was zeker de scheidsrechter, ofschoon het moeilijk was, onder de velen die de reis naar Etten meemaak ten, enkelen te vinden, die het voor gevallene juist konden weergeven. On getwijfeld hebben veel Ettenaren nog heel wat te leren. Maar door dergelijke gebeurtenissen de nederlaag trachten goed te praten wijst er op, dat ook Breskens nog wat te leren heeft, al is het dan in andere zin. Een felle aanklacht tegen de ongure elementen in v.n. wedstrijd, o.m. ook de scheidsrechter, is nodig. Voor Bres kens moet het doordringen dat er we gen zijn om dergelijke conflicten, zonder kleerscheuren en met een overwinning, te doorstaan. Max. Haagse Hopjes. Uit de prutsen. In het. „Haags Dagblad" van 2 Mei lazen we, dat in 1939 de Nederlandse rundveestapel uit 1.549.000 melk- en kalfkoeien bestond, maar in 1947 zullen 1.289.000 stieren aan de productie van melk deelnemen. Nu zijn we uit de prutsen en als we nu al die melk zelf niet kunnen opdrinken, gaan we ze uitvoeren en' dan krijgen we voor die stierenmelk een hoop deviezen. Die melk schijnt erg vet te zijn en de Engelsen die zo graag „John Buil"Jan Stiergenoemd worden, zijn er gek op. En de moffen, die vroeger meestal zo'n stierennek hadden, zitten ook al te likkebaarden; ze willen ons met dollars betalen; Wanneer we nu onze hanen nog zo ver kunnen krijgen,"Mat ze iedere keer als ze kraaien een ei leggen, dan gaan de eieren ook weldra van de bon. Over stieren gesproken, zo lazen we onlangs een wetenschappelijke beschouwing over de kunstmatige bevruchting van koeien, die in het buitenland al met veel succes wordt toe gepast. Hoe dat gaat kunnen we in dit kort bestek niet aangeven; wel dat het een kwestie is van een injectie. Als dat doorgaat in 't groot komt de klad in het beroep van stier en in elk geval gaat de aardigheid er af. Dan komt de stier - of wat we daar voor nodig hebben - in de vorm van een tube met in houd per post op de boerderij, waarmede we dus aan de postbode een gedeelte van de functie van de stier overdragen. Ja, waar de moderne wetenschap de mens al niet toe brengen kan. Als je het zo nagaat is een stier toch wel een veelzijdig dier. In Den Haag geeft hij - tenminste volgens het Haagse Dag blad - behoorlijk melk en in Limburg, ge achte lezer, levert een stier ooft, n.l. heerlijke winterperen. Dit is een feit en schrijver dezes heeft die winterperen dikwijls in Maastricht gegeten; een ware delicatesse. We willen de belangstellende lezer wel eens in het oor fluisteren, wat voor soort ooft dat eigenlijk is. Maar om op die stierenmelk terug te komen, wat zullen we stierlijk het land in krijgen, als we er te veel van drinken. zelfbeheersing beefde Cecil's stem enigszins. „Stellig zeker. Dat hij niet bijster sterk is, is waar; maar de kneuzingen hebben niet veel te betekenen. Binnen een dag of veertien zal hij het bed kun nen verlaten". „Hoe kwam het, dat hij viel?" Terwijl hem dit werd medegedeeld, luisterde Cecil ternauwernood. Zijn oog was onafgebroken gevestigd op de be vallige Antinousgestalte van de knaap, dié hulpeloos en roerloos voor hem lag. Het sterfbed van zijn moeder stond hem voor den geest, toen de enige stem, die hij ooit had geërbie- digd, doelende op het leven van nog geen drie lentes, fluisterde: „Bertie, zul je, als je groot bent, voor hem zorgen?" Hoe had hij aan dat ver zoek voldaan? Tot hoeveel schitterend gekleurd kwaad had hij Berk - al was 't slechts door zijn voorbeeld - al niet reeds verleid? Na een vrij lange pauze raakte de dokter Cecil's arm even aan. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1947 | | pagina 2