Pompen of verdrinken
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
No. 116
Vrijdag 4 April 1947
3e Jaargang
DE SCHAKEL
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Verschijnt lederen Vrijdag in alle plaatsen van West Zeeuwsch-Vlaanderen
Prijs per kwartaal f i,Franco p. p. f 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitgever Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens
Wat leven we in een gekke wereld
tegenwoordig. Wie had bijvoorbeeld
ooit kunnen droomen dat in Engeland
een ernstige kolen-crisis zou kunnen
ontstaan dat in Engeland een kolen-
nood zou heerschen even groot als in
kolen-arme landen van Europa het
geval was. Engeland, dat vroeger de
helft van Europa van kolen voorzien
kon, had nu zelfs geen voldoende
huisbrand, moest de helft van zijn fa
brieken stopzetten. Deze kolencrisis was
nu niet alleen te wijten aan den lang-
durigen en strengen winter, doch is
een der ernstigste gevolgen van zijn
tekort aan arbeidskrachten. Voor de
oplossing van dit probleem ziet de
Labour-regeering in Engeland zich ge
plaatst en het lijkt wel een duivels-
toeval dat dit nu juist door een so
cialistische regeering moet geschieden.
De Britsche regeering tracht thans
een oplossing te vinden voor het te
kort aan arbeidskrachten, want het
Britsche volk werkt steeds nog niet
hard genoeg om de productie zoo
danig op te voeren dat het land zich
zelf kan bedruipen. Er werd voorgesteld
de eene helft van de fabrieken die
electrische energie verbruiken, nacht
werk te doen verrichten, terwijl de
andere overdag zouden werken, waar
door het hoogste rendement van de
beschikbare hoeveelheid electrischen
stroom zou worden verkregen. De vak-
vereenigingen wezen dit voorstel van
de hand. Zij kwamen daarentegen met
het voorstel om de fabrieken met twee
ploegen te laten werken, n.l. van 6 tot
14 uur en van 14.30 tot 22.30 uur.
Tot dit laatste zal de regeering nood
gedwongen wel overgaan. De socialis
tische regeering wenscht dus af te
wijken van de gewone arbeidstijden,
de vakvereenigingen wenschen daarin
niet te bewilligen alzoo gebeurt het
FEUILLETON
32)
door OU1DA.
Zijn speelschulden, zijn jongste
broeder, die altijd geld noodig had, en
Zu-Zu's begeerige handjes zouden dat
geld weldra hebben verslonden, zoodat
hem geen souverein voor meer drin
gende verplichtingen overbleef.
't Was nog zeer vroeg. In de plaats
van zijn vader zou Bertie de rol van
jagermeester vervullen bij het gezel
schap, dat op de uitgestrekte grasvlakte
voor het huis bijeenkwam.
De „freuletjes" van Royallieu had
den op de Shires een grooten naam
en joegen met de honden van de Quorn
om den anderen dag hetzelfde terrein
af. Weldra stelde de stoet zich in de
richting van het Holt Wood in be
weging.
Een schel, heesch geblaf en het
„Los!" weergalmde weldra van de
zijde van Beeby, en onmiddellijk vloog
de heele troep honden, zonder den
vos een seconde tijd tot bedenken te
niet In een ander opzicht toont de
Labour-regeering zich evenwel stand
vastig, door n.l. alle sportwedstrijden
op werkdagen te verbieden. Daardoor
zullen meer goederen kunnen worden
geproduceerd, want tienduizenden werk
lieden bleven van hun werk weg om
naar voetbalwedstrijden, honden- en
paarden-races te kijken en daar boven
dien een half weekgeld te vergokken.
Engeland is door den oorlog ontzettend
verarmd en zal alle zeilen bij moeten
zetten om het hoofd boven water te
kunnen houden. Daarvan is een ieder
overtuigd behalve wellicht de Engelsche
arbeider, die het misschien nog niet
zien wil, althans hij gedraagt zich daar
naar nog niet. Toch ben ik ervan over
tuigd dat Engeland zich staande zal
weten te houden, omdat nog steeds in
tijden waarin de nood het hoogst was,
het Engelsche volk in zijn geheel zich op
richtte en eensgezind de dreigende ram
pen afwendde. Wat dat laatste betreft
kan elk ander volk in Europa bij de
Engelschen in de leer gaan.
Wie zich aan ,een ander spiegelt,
spiegelt zich zacht. Laten wij daarom
voor ons land eens nagaan of wij er
zooveel beter voorstaan als onze buren
aan de andere zijde van de Noordzee.
Engeland heeft een oorlogsschuld van
meer dan 300 milliard gulden en een
aanzienlijk verlies van macht in zijn
vroegere overzeesche gebieden. Neder
land heeft thans een staatsschuld van
meer dan 26 milliard gulden en eveneens
een zeer groote deuk in zijn vroeger
gezag over het zoo rijke Nederlandsch-
Indië. Per hoofd is onze staatsschuld
dus veel lager dan in [Engeland, doch
daar staat tegenover dat ons land voor
een groot deel is verwoest en totaal is
leeggeplunderd, terwijl in Engeland de
verwoestingen door den oorlog veel
minder zijn en daar niet is gestolen of
opzettelijk vernield. Daar konden de
industrieën direct op vredes-doeleinden
worden overgeschakeld, terwijl ze bij
geven, dezen achterna. Een van de
vlugste hoenderdieven, dien de honden
nog ooit hadden gejaagd, voerde hen
in één rek dwars door het braakland,
naar de vallei van de Wreake, wipte
hier het hout in doch werd door de
honden teruggejaagd, trachtte ten slotte
door een vossengat weg te komen doch
had het, geen veertig minuten nadat
hij opgejaagd was, voor altijd afgelegd.
Nu zochten de honden de holen van
Hungerton af, trokken, zonder een
enkele maal aan te slaan, het land
van Carver door, kwamen op het
vanouds bekende terrein van Billesden
Coplow, maakten toen na een korte
doch woedend snelle jacht aan het
leven van een paar jongere vertegen
woordigers van Reintjes geslacht een
einde, wendden zich daarop weder
naar Royallieu en joegen nu een prach-
tigen mannetjesvos op. Thans ging het
anderhalf uur lang in galop over de
vlakte; daarop werd vijftig minuten
langzaam gejaagd, en vervolgens weer
vijf kwartier in zoo snellen gang, dat
al de jagers om hun tweede paard
riepen. Toch zou de vos na een scherpe
jacht door het weiland nog bijna het
ons weer heelemaal opnieuw moesten
worden opgebouwd en geoutilleerd,
hetgeen ons een paar slagen achteruit
heeft gezet. En toch moeten ook wij
produceeren en exporteeren in een
mate, die we voor den oorlog nooit
hebben gekend. Engeland rekent op
een export van 75% meer dan voor
den oorlog en bij ons zal dat percen
tage zeker niet lager kunnen liggen,
willen we er in slagen om tot een
juiste handelsbalans te komen. We
hebben over 1947 nog een nadeelig
importsaldo van meer dan 1 milliard
gulden te overbruggenonze invoer
zal over dit jaar den uitvoer zeker nog
met dat bedrag overtreffen. Dat na
deelig saldo moet verdwijnen, want
direct daarvan afhankelijk is de waarde
van onzen gulden. We mogen geen
devaluatie van onze munt krijgen, want
eenmaal daarmee begonnen is het hek
van den dam. En wat hebben we, in
het bijzonder wat heeft de werknemer
aan een hoog, zeer hoog dagloon, wan
neer het wordt uitbetaald in gedepre-
cieerd geld, zoodat hij daarvoor nog
minder kan krijgen dan in normale ver
houdingen het geval is. Alzoo geen
loonsverhoogingen in gedeprecieerd geld,
wel verhooging van het dagloon in
waardevol geld. En dat kan, wanneer
het uurloon op het huidige peil blijft
en er in plaats van 8 uren eens 10 uur
per dag zou worden gewerkt. Dan
ontstaat bij hetzelfde aantal arbeiders
een productieverhooging van zeker 15
procent. Dan krijgen we derhalve zon
der uitbreiding van fabrieken, zonder
betere outillage van die fabrieken en
zonder toeneming van het aantal werk
krachten - allemaal factoren die thans
de begrenzing van ons productie-ver
mogen aangeven - een exportverhooging
van minstens 20 procent.
Ik weet wel dat ik hier een afwijking
van de sociale 8-uren dag propageer,
doch zou, waar die 8-uren dag voor
normale tijden en terecht is ingesteld,
lijf hebben geborgen, want een klet
terende hagelbui deed tegen 't vallen
van den avond de honden het spoor
verliezen; doch weldra waren de
„dametjes'' hem weer als demons op
de hielen, en het dier werd ten slotte
onder een luid Hallahi! gedood, na
een prachtige jacht van dertig engelsche
mijlen door dik en dun, over heg en
steg, gereden met een snelheid, die
zelfs van de beste paarden bijzondere
krachtsinspanning had gevorderd.
Zelfs de heeren van de Quorn kon
den in hun jaarboeken al waren die
nog zoo schitterend, niet op een
schooneren dag wijzen. De „dametjes"
hadden van 't begin tot het einde uit
stekend haar zaken gedaan, en de
jager, die hield van „een ding zoo vlug
als water, dat een half uur aan één
stuk rende zonder een enkele maal te
staan en dat met een vaart van
belang," en wien het vrij onverschillig
was of ten slotte het Hallahi of het
„Verloren" weerklonk, zou even goed
zijn tevreden geweest als de liefhebber
van den ouden stempel.
Was het wel waarschijnlijk, dat
Cecil nog aan de ironische woorden