Verloren Paradijs.
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
No. 115
Vrijdag 28 Maart 1947
3e Jaargang
AK
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Verschijnt iederen Vrijdag in alle plaatsen van West Zeeuwsch-Vlaanderen
Prijs per kwartaal f I,Franco p. p. f r, 15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitgever Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens
Het belang van Nederland.
VII.
Het economisch belang dat Neder
land heeft bij het voortbestaan van een
vriendschapsband met Indië is een fac
tor van een zoodanig gewicht, dat ik
daarop met bijzonder veel nadruk wil
wijzen. We kunnen dat belang onder-
verdeelen in de volgende vier punten
a) de beteekenis als afzetgebied of ar
beidsveld voor handel, industrie,
verkeer en bankwezen van Neder
land;
b) de beteekenis als arbeidsterrein voor
beleggingen van Nederlandsch kapi
taal;
c) als afzetgebied voor werkkrachten
uit Nederland;
d) als leverancier van grondstoffen voor
de industrie van Nederland.
Ten aanzien van punt a) zij dan
opgemerkt, dat van den totalen invoer
in Nederland ruim 8 pCt. afkomstig
is uit Nederlandsch-Indië, terwijl de
uitvoer uit ons land naar Indië onge
veer io pCt. van onzen geheelen uit
voer bedraagt. Onder de hier uit Indië
ingevoerde artikelen noemen we chemi
caliën, vezels, rubber, huiden, ertsen
(voornamelijk tinerts), oliehoudende za
den, veevoeder, ruwe suiker, tabak,
koffie en thee en onder onze uitvoer
artikelen naar Indië moeten worden
genoemd voedingsmiddelen, aardewerk
en glas en verder voortbrengselen van
chemische-, houtbewerkings* papier-,
textiel-, kleeding-, leer-, schoenen-,
rubber-, metaalindustrie, scheepsbouw
en kunstnijverheid. Bij de verwerking
van bovengenoemde ingevoerde grond
stoffen en bij de vervaardiging van de
hierboven aangegeven uitgevoerde pro
ducten hier te lande, zijn honderddui
zenden Nederlanders direct of indirect
betrokken.
Het onder b) genoemde punt is even
zeer van eminent belang wanneer men
FEUILLETON
31) door OUIDA.
Je leeft als een millionnair en wat
ben je? Een bedelaar, die thans nog
afhankelijk is van mijn goedheid en
later van die van je broer Montagu,
een straatarm man met een vérnisje
van fatsoen, een vergulde bedelaar,
een man, die den naam van dandy
heeft verworven en daarmede het
oogenblik verschuift, waarop hij zijn
schulden zal moeten betalen! Een bede
laar, meneer - en officier bij de garde!"
Een flauw blosje kleurde het gelaat
van den zoon, doch door geen enkel
gebaar leverde hij het bewijs, dat hij
ontroerd, wrevelig, of vertoornd was.
Nogmaals nam hij z'n pet af - niet uit
spotternij doch met een ernst en een
eerbied, die met zijn geheele karakter
in strijd waren.
„Die soort van gesprekken zijn zeer
onwelkom, zeer onaangenaam. Goeden
morgen, meneer," zeide hij even zacht
als altijd. Hierna ging Cecil heen. Op
het terras kwam de kleine Berk hem
nagaat, dat eind 1938 aan Nederlandsch
kapitaal in Nederlandsch-Indië was be
legd in Nederlandsche ondernemingen
en industrieën en in Indische staats
schuld een totaalbedrag van pl.m. 4
milliard gulden, verdeeld als volgt:
suiker 400 mill, gld
rubber 300
tabak 150
thee 150,,
oliepalm 100
diverse cultures 250
petroleum 500
mijnbouw 100
spoor- en tramwegen 400
scheepvaart 100
openbare nutsbedrijven 150
overige bedrijfstakken 400
Totaal der ondernemings
beleggingen 3000 mill. gld.
Nederl.-Ind. staatsschuld 1000
(in Nederlandsch bezit).
Alzoo een totaalbedrag van 4 mil
liard gulden. De onder c) genoemde
factor zal voldoende tot den lezer spre
ken wanneer ik hem hier vertel, dat
in het jaar 1900 van de naar schatting
dertig millioen zielen tellende bevol
king van Nederlandsch-Indië er ruim
75000 behoorden tot de Europeesche
bevolkingsgroep, terwijl bij de in 1930
gehouden volkstelling het zielenaantal
was gegroeid tot ongeveer 60 millioen,
waaronder meer dan 300.000 Euro
peanen. Zoo kwamen er bijvoorbeeld
in 1938 nog 3187 nieuwelingen uit
Nederland in Indië aan. In 1934 waren
er van de nog actieve ingenieurs uit
Delft er 3618 in ons land werkzaam
en 949 in Indië. Ik zal met deze cij
fers hier volstaan; naar mij voorkomt
zeggen ze ons voldoende.
Het onder d) aangegeven punt is
hiervoren onder a) al toegelicht.
Ik moet nu den lezer nog even ver
velen met een paar cijfers en wel over
de bijdrage van Nederlandsch-Indië
tot het volksinkomen van Nederland.
Onder volksinkomen wordt dan hier
voorbij. „Royal heeft je laten roepen,
baasje".
Een knikje was het antwoord en de
knaap ging verder. Terwijl Cecil den
hoek omsloeg bij de stallen, zag hij
dat zijn vader den knaap met een
glimlach, die aan zijn geheele gelaat
een andere uitdrukking gaf, vriendelijk
tegemoet ging, den arm om zijn schou
ders sloeg en vol trots op den vroo-
lijken, bevalligen jongen neerblikte.
Meer dan alleen de genegenheid van
een oud man zou Berkeley winnen. Een
groot gedeelte van het fortuin der moe
der, op zoodanige wijze vastgezet, dat
het niet verkwist doch daarentegen wel
naar willekeur door den burggraaf aan
een zijner zonen vermaakt kon worden,
zou door die hartstochtelijke partijdig
heid aan Berk komen, doch van ja
loezie was bij Cecil geen spoor te
vinden. Hartelijk had hij den knaap
lief door een onveranderlijk doch vol
komen onbewust gevoel van gehoor
zaamheid aan den wensch zijner over
leden moeder.
„Royal haat mij als het wild den hond.
Waarom toch, voor den drommel?"
verstaan het resultaat in één cijfer
van het economisch handelen van de
gezamenlijke leden van de volkshuis
houding, alzoo het totaal inkomen per
jaar van alle inwoners van Nederland.
Ik neem daarvoor wederom het nor
male jaar 1938. Het nationaal inkomen
van Nederland bedroeg in het jaar 1938
5.150 millioen gulden en daarvan kwam
uit Indië of werd in Nederland ver
diend, in de verwerking van producten
uit of voor Indië, een totaalbedrag van
1.076 millioen gulden, of ruim 20 pCt.
Daarbij moeten we dan nog optellen
een bedrag van ruim 300 millioen gul
den als het inkomen van de Nederlan
ders, die in Indië werkzaam waren.
Nog een laatste cijfer. Het belastbare
dividend van alle Nederlandsche naam-
looze vennootschappen in Nederland
werkzaam, bedroeg in 1938 413 mil
lioen gulden en het totaal belastbare
dividend van in Indië werkzame Neder
landsche naamlooze vennootschappen
bedroeg over datzelfde jaar 144 mil
lioen gulden.
De voorgaande cijfers geven naar mij
voorkomt wel voldoende inzicht in de
belangen die voor Nederland op het
spel staan, terwijl men ze tevens kan
beschouwen als een illustratie van het
geen door Nederland voor de econo
mische ontwikkeling van Indië tot stand
is gebracht. Van Jan Pieterszoon Coen
is actueel het woord ,,Daar can in
Indiën wat groots verricht worden" en
zijn nageslacht - dat zijn wij - kan
met trotsch zeggen dat „Daar wat
groots werd verricht". Het westersche
vermogen maakte, nadat het Neder
landsche gezag in Indië. was gevestigd,
de productiviteit van Indië mogelijk;
het schiep werkgelegenheid en afzet
mogelijkheid op groote schaal, kortom
het bracht welvaart en nieuwe moge
lijkheden tot ontwikkeling voor Indië
en zijn bevolking, niet alleen op ma
terieel maar ook en vooral op geeste
lijk gebied.
dacht hij, terwijl hij in weerwil van
zijn wanhopige onverschilligheid een
steek in 't hart ontving. „Dat ik voor
niets deug, geloof ik wel zoo goed
als zeker. Rijden en dames het hof
maken kan ik, doch overigens ben ik
voor niet veel nut".
Na de lijst van zijn verdiensten op
die manier te hebben opgemaakt, ging
Beauty naar den Seraph en zijn andere
gasten.
„Royal kan toch bijtend scherp en
hard zijn," vervolgde hij in gedachten.
„Een bedelaar officier van de garde.
Hij heeft, bij mijn ziel! zoo groot on
gelijk niet! Maar hij zelf heeft mij im
mers zoo gemaakt. Ik werd opgevoed
als iemand, die een millioen heeft te
wachten, werd toen de baan ingejaagd,
om tegen de beste favorites te loopen
en kreeg net geld genoeg om de re
kening van mijn pikeur te betalen.
Dan kijkt men verbaasd op, als ik
naar de Joden loop. Bij wien zou ik
anders moeten gaan?"
't Was waar! Veel had hij bij die
weddenschappen van den vorigen dag
niet gewonnen. (Wordt vervolgd).