Verloren Paradijs.
TWEE SOUVEREINEN GEDIEND
No. 113 Vrijdag 14 Maart 1947 3e Jaargang
DE SCHAKEL
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Weekblad onder Redactie van de Vereeniging ter behartiging
van de belangen van West Zeeuwsch-Vlaanderen.
Prijs per kwartaal f I,Franco p. p. f 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitgever Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens
Het wezen van de „Repoebliek".
V.
Om nu te kunnen begrijpen hoe dat
alles toch mogelijk is, moeten we even
nagaan hoe alles is ontstaan en kon
ontstaan. Bij de Inheemsche bevolking
zijn, zooals bij vele andere volkeren
die tot het bewustzijn van hun volks
kracht ontwaakten, in groote trekken
drie groepen te onderscheiden. Daar
is dan in de eerste plaats de grootste
groep, die we zullen noemen de een-
voudigen van geest, die zeker meer
dan 95 pCt. van de geheele bevolking
omvat en bestaat uit de landbouwende
bevolking (90 pCt.), de visschers, haven
koelies, handarbeiders en huisbedienden.
Voor hen beteekende het Merdeka
(het Indië los van Nederland) een vage
belofte van verbeterde levensomstan
digheden. Zij waren de „lauwen," zoo
als we die in de Westersche samen
leving maar weinig kennenkomt de
Merdeka, dan is het goed, komt het
niet, dan is het ook goed. Zoo was
het, maar ik wil daaraan direct toe
voegen dat het thans niet meer zoo
i s, nu zij anderhalf jaar de zegeningen
van het „Merdeka" aan den lijve heb
ben ondervonden, hetgeen onze jongens
in Indië thans dagelijks meemaken in
streken die door ons van extremisten
zijn bevrijd. Daar schaart de Inheem
sche domme massa zich onverwijld
onder ons gezag en vloeit over van
dankbaarheid jegens onze jongens, die
hen van de terreur van het Merdeka-
regiem hebben bevrijd.
De tweede groep zijn de half-intel-
lectueelen, een groep gevormd uit een
voudige schrijvers, klerken, dessa-
onderwijzers en dergelijke nuttige lieden,
die eenvoudig volksonderwijs, soms een
paar klassen Westersch lager onderwijs
hebben genoten. Menschen die dus over
FEUILLETON
29) door OUIDA.
Maar al te wel was 't hem bekend,
dat hij zijn tijd had gehad.
Hoewel hij te sluw was om dit
niet te begrijpen, liep hem toch de
gal te spoedig over om te dulden,
dat hij daaraan werd herinnerd. Plot
seling keek hij met fonkelende blikken
op. Hij zag den gardeofficieren naar
zich toekomen. De burggraaf droeg de
Beauty geen goed hart toe; veeleer
haatte hij hem zelfs om een reden,
die een ander nooit zou raden, die
hij zelf nooit verried.
Bertie had niet de trekken van de
Royallieu's, maar geleek op de familie
van zijn moeder, een schoone, teedere
vrouw, die door haar tweeden zoon
in zijn jeugd zoo vurig was bemind,
dat Bertie niet geloofde ooit weer
zooveel liefde voor een vrouw te kun
nen koesteren. Zij was zonder liefde
met den burggraaf gehuwd, en deze
had haar aangebeden met een harts
tocht, die, woest en jaloersch, door
een kleine mate van theoretische ont
wikkeling beschikken, doch die een
eenigszins breederen levenskijk missen,
omdat deze vooralsnog buiten hun be
vattingsvermogen ligt. Deze menschen
nu meenen van de Repoebliek alles
te verwachten te hebben, omdat naar
hun meening de Repoebliek op hen
zal moeten terugvallen voor het ver
vullen van tallooze functies, die vroe
ger door de Europeanen werden ver
richt. Deze groep nu is het meest uit
haar evenwicht geslagen en deze wil
toonen wat zij waard is en bekleedt
nu allerlei functies, welke verre bo
ven haar kunnen uitgaan. Onbewust
lijdt die groep toch aan een gebrek
aan zelfvertrouwen, dat door opgebla
zenheid wordt gecamoufleerd en zich
uit in allerlei tegenstrijdigheden en
bombastische vertooningen.
Boven deze beide groepen staan
enkele honderdtallen intellectueelen,
menschen met voldoende theoretische
kennis om eenmaal leider te kunnen
worden, wanneer zij over voldoende
levenservaring zullen beschikken. Daar
onder bevinden zich Goddank ook ver
schillende menschen die reeds nu in
staat zouden zijn het volk van Indië
te leiden - in samenwerking althans
met de Nederlanders - omdat zij wel
begrijpen wat het Indonesische volk
nog aan leiding noodig zal hebben, om
tot een volledige zelfstandigheid uit te
groeien. Helaas zijn deze deskundige
elementen niet in de gelegenheid ge
steld om in de omgeving van Soe-
karno te komen, omdat laatstgenoemde
heer hen bij de uitvoering van zijn
plannen niet kon gebruiken. Bovendien
zouden zij zich zeker niet hebben ge
leend tot het verrichten van diensten
als handlangers van de Jappen, bij de
instandhouding van de Japansche Re
poebliek Indonesia. De uitvoerders van
de bevelen van Soekarno zijn derhalve
in de eerste plaats zijn geestverwanten
haar koelheid nog slechts was aange
wakkerd. jn weerwil van haar koel
heid had zij zich voorgenomen in
haar huwelijk rechtschapen en teeder
te zijn tegenover een heer en meester,
in wiens armen zij bevend en weer
strevend geworpen was. Haar hart
had de burggraaf nooit gewonnen,
doch een keuze was hem gelaten. Hij
mocht noch kon aan de trouw zijner
echtgenoote twijfelen. Zelfs wist hij
meer. Want voordat zij met hem trouwde,
had zij hem eerlijk en oprecht bekend,
dat zij een ander beminde, en dat die
andere was: een doodarme neef, een
officier der cavalerie, die zich onder
de woeste stammen in 't gebergte van
Voor-lndië een grooten naam had
verworven. De neef, Alan Bertie, een
soldaat zonder vrees of blaam, die
beter in de dagen der ridderschap dan
in de tegenwoordige eeuw had thuis
behoord, had lady Royallieu drie jaar
na haar huwelijk te Nizza ontmoet.
Het toeval had hen op hun levenspad
bij elkander gebracht. De liefde van
voorheen, thans mogelijk nog sterker
dan zij ooit was geweest, had hem
in zijn onmiddellijke omgeving,die men
in sommige gevallen met wat goeden
wil nog wel onder de derde groep -
die der intellectueelen - kan indeelen
en in alle andere' gevallen behooren zij
tot de tweede groep, die der half-
intellectueelen, welke de meeste extre
misten in zich herbergt. Daartoe be
hooren vele militaire autoriteiten, tot
zelfs kolonels en generaals. De republi-
keinsche legercommandant was voor
de komst van de Jappen een gewoon
dessa-onderwijzer! Een republikeinsch
kolonel op Sumatra, dien ik persoon
lijk ken omdat hij nog bij mij op het
Contact-bureau Indië-Nederland in 194 r
te Batavia heeft gewerkt, was zoo iets
als schrijver bij het Departement van
Justitie. Met menschen van een derge
lijke militaire ontwikkeling moeten
onze plaatselijke militaire aanvoerders
onderhandelen over de uitvoering van
den wapenstilstand. Zeer zacht drukte
de Legercommandant uit Indië, Gene
raal Spoor zich dienaangaande onlangs
op een persconferentie in den Haag uit,
toen hij opmerkte dat er van het be
stand'- den wapenstilstand - tot dus
verre nog zoo bitter weinig is terecht
gekomen en dat het moeilijk praten is
met menschen, die van militaire zaken
en aardrijkskunde zoo bitter weinig
verstand hebben.
Ik heb in mijn beschouwingen de
daarbij betrokken personen zoo weinig
mogelijk in bespreking gebracht, alhoe
wel ik dat wel had kunnen doen, om
dat ik de meeste van de tegenwoordige
republikeinsche leiders, ministers en
onder-ministers persoonlijk goed ken.
Velen onder hen zijn hun politieke
loopbaan begonnen als lid van den ge
meenteraad van Batavia of van een
anderen plaatselijken raad. Over hun
politieke betrouwbaarheid zal ik me
liever niet uitvoerig uitlaten en wil ik
volstaan met één voorbeeld te noemen.
Er is bijvoorbeeld een „minister" bij,
in haar nabijheid doen blijven en had
haar doen terugdeinzen voor de ge
dachte van hem te moeten heenzenden.
Ten slotte had de kwade wereld hun
namen te zamen genoemd. Alan Bertie
had de vrouw? die hij aanbad, vaar
wel gezegd, omdat hij niet dulden kon,
dat de laster haar door zijn schuld
zou vervolgen, en was twee jaar
daarna gevallen in een van de donkere
wouden van Hindostan, waar hij den
naam „Bertie en zijn paard" reeds
lang te voren bij al de woeste escadrons
ongeregelde ruiterij van het Oosten
glorierijk had gemaakt.
Na den dood van zijn vrouw vond
lord Royallieu een miniatuurportret
van Alan onder haar papieren. Hij
herinnerde zich die wintermaanden
aan den oever van de Middellandsche
Zee en begon van dat oogenblik met
den woesten toorn van een jaloersch
karakter twijfel en achterdocht te
koesteren. Had zijn vrouw geleefd,
dan zou zij die beide door een
enkele blik uit haar oogen weggenomen
en beschaamd hebben. (Wordt vervolgd)