DE SCHAKEL Verloren Paradijs. TWEE SOUVEREINEN GEDIEND No. 110 Vrijdag 21 Februari 1947 3e Jaargang ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR WEST ZEEUWSCH-VLAANDEREN Weekblad onder Redactie van de Vereeniging ter behartiging van de belangen van West Zeeuwsch-Vlaanderen. Prijs per kwartaal f i,Franco p. p. f 1,15 Adv. 7 cent p. m.m. Drukker-Uitgever Fa. Smoor de Hulster, Boulevard 120, Breskens De Chaos. III. Aan het slot van het vorig hoofd stuk verschenen de Britsch-Indische troepen op Java; 29 September 1945 - dus zeven weken na de capitulatie van de Jappen, werden 2000 man in Tandjong-Priok ontscheept, onder het opperbevel van generaal Christison. Deze opperbevelhebber legde vrij spoedig een verklaring af, dat hij gekomen was om Orde en rust te handhaven, de Ja panners te ontwapenen en uit Indië te verwijderen en de geïnterneerden te bevrijden; met de binnenlandsche poli tiek zou hij zich niet bemoeien. Met deze laatste woorden werd de nood klok voor Nederlandsch-Indië geluid, want het zich onthouden van de bin nenlandsche politiek beteekende op dat tijdstip niet meer of minder dan een de-facto erkenning van de op 17 Aug. door Soekarno geproclameerde ,,Re- poebliek Indonesia". De data 17 Augus tus en 29 September spreken boekdee- len en het feit dat er H/2 maand kon of moest verloopen, voordat er van een terugkeer van eenig gezag sprake was heeft tot direct gevolg gehad, dat deze onverwachts gestichte - beter ge zegd uitgeroepen - Republiek ook zicht bare successen kon boeken, vooral omdat daarbij de nog steeds aanwezige Jap alle hulp verleende. De republi keinen namen alle landskantoren en -instellingen van de Jappen over en eigenden zich alle Nederlandsche fa brieken en zaken toe, betrokken de Nederlandsche woonhuizen, kortom zij namen alles wat vroeger aan het Gou vernement of aan ons, Hollanders, toe behoorde. Niet dat zij ook maar eenigs- zins trachtten daaraan een nuttige bestemming te geven, door b.v. een fabriek of onderneming ten behoeve van het eigen volk in stand te houden FEUILLETON 26) door OUIDA. ,,'t Ging er op 't laatst vrij scherp langs, he Heb je niet een glas rijn wijn voor mij? Ik heb er dorst van gekregen." De menigte buiten had veeleer kun nen denken, dat hij verloren had. Wie hem niet kende, had onmogelijk kunnen gelooven, dat hij de zege had behaald. Een gewoon toeschouwer zou, naar de uitdrukking op zijn wezenstrekken te oordeelen, tot het besluit zijn gekomen, dat hij tot zijn overgroote verveling den prijs behaald had. Niemand zou op het vermoeden zijn gekomen, dat hij in zijn diepste diep naging hoe innig, hoe hartstoch telijk hij het paard liefhad, dat met hem de zege had behaald. Wanneer hij op dat oogenblik aan zijn lust had toegegeven, zou hij de armen om den zoo edel en fier gebogen hals gelegd en het paard gekust hebben, alsof het een vrouw was. of in bedrijf te brengen. Niets van dat alles; er werd alleen geplunderd, geroofd en vernield en niet alleen werd die anti-Hollandsche stemming uitge leefd in de vernietiging van goederen, doch voor alles in het kwellen en ver moorden van Europeanen. Straffeloos kon worden gestolen, gemoord, wegge voerd en vernield, menschen en goe deren. Niet het gros van de bevolking nam daaraan deel, niet de z.g. domme massa, doch uitsluitend de jeugd en de zoogenaamde half-intellectueelende door de Japanners opzettelijk anti- Nederlandsch opgevoede jeugd en het door het gif der Japansche propaganda doordrenkte half-intellect, de klasse van de vroegere lagere beambten als schrijvers, oppassers, zij die eenig lager onderwijs of volksonderwijs hadden ge noten, toen de Nederlandsche regee ring nog over de belangen van de be volking van Indië waakte. Voorts was daarbij een groot deel van de tiendui zenden tuchthuisboeven, die door de Jappen tijdens de bezetting en na de capitulatie waren losgelaten; boeven die wegens moord en doodslag, dief stal en andere delicten tot levenslange of zeer langdurige gevangenisstraffen tijdens ons gezag waren veroordeeld. Dit uitschot der Javaansche maat schappij herkreeg de vrijheid, kreeg van de Jappen allerlei bewapening en kreeg, wegens het ontbreken van ons gezag een vrijbrief, om zich straffeloos te wreken op den blanke, op de Re geering,' die hem vroeger - terecht - achter de tralies had gezet. Ik zal den lezers een beschrijving van de door deze extremisten gepleegde daden van moord, roof, brandstichting, verkrach ting enz. onthoudenhet is te afzichte lijk, doch wil hier volstaan met de commentaar die de parlementaire com missie Van Pol daarop leverde, n.l. deze: ,,Een tiende van dergelijke gru welen elders gepleegd, zou de wereld pers van verontwaardiging hebben doen Het glas wijn, dat den vermoeiden strijder verkwikken zou, werd gebracht; doch voordat Cecil het aan de lippen zette, sloeg hij een blik naar één punt in de groote tribune en boog daarbij het hoofd. Hij had zijn overwinning gewijd aan de godin der Schoonheid. Nu sprong hij vlug uit den zadel. Forest King werd weggeleid om afge- sponsd en afgewreven te worden en zijn dekens weder over te krijgen. Rechtstreeks trad Cecil toe naar Jimmy Delmar en reikte hem de hand. Al het geraas der menigte op de baan en het gejuich, waarmede hij en zijn paard verwelkomd werden door de menschen, in wier zakken hij duizende had doen vloeien en wier daverende hoera's de favorite van de garde begroetten, liet hem volkomen onverschillig. „U heeft mij de handen meer dan vol gegeven, majoor. De Beker komt eigenlijk zoowel aan u toe als aan mij. Als die kastanjebruine van u even vlot ging over de sloot als over de heining, zouden wij met elkaar gelijk bij den paal zijn gekomen." Op het door de zon der keerkringen verbrande gelaat van den lansier trillen, zeker indien daarmede bepaalde belangen waren gediend; hier echter moesten deze gruwelen maar liefst ver zwegen worden, omdat zij in staat wa ren de opinie over de „Republiek In donesia" ongunstig te beïnvloeden; en een vooropgezette ideologie eischte nu eenmaal, in naam van de democratie, vrijheid, zelïbeschikkingsrecht enz., dat ten gunste van deze „repoebliek" zou worden geschreven. Ik citeer hier slechts een conclusie uit het rapport van de parlementaire commissie die door Nederland naar Indië werd afge vaardigd, om ter plaatse een onderzoek in te stellen naar den feitelijken toe stand en wil, waar het voorts in dit bestek niet terzake doet, over onvol doende of partijdige voorlichting van het publiek in Nederland, waarop het rapport zinspeelt, hier liever niets zeggen. Alle hierboven geschetste gruwelda den werden helaas niet alleen gepleegd tegenover de blanke bevolking, neen, de eigen bevolking op Java leed nog het meest onder die terreur. De extre misten hadden, zeker in het binnenland van Java, de macht geheel in handen, ook nadat de Engelsche bezettingstroe pen zich in enkele kustplaatsen had den gevestigd. De extremisten hadden in de binnenlanden vrij spel; wie niet meedeed met hen werd uitgesloten van de rijstdistributie ot meteen afgemaakt. Het lijden van de Inlandsche bevolking was - en is nog - zoo verschrikkelijk, dat de misère van Nederlanders. Indo- Europeanen en Chineezen er bij in het niet verzinkt. Aan die terreur is dan ook toe te schrijven, dat vele vreed zame Inlanders die van revolutie niets wilden weten, zich onder de extremis tische banieren gingen scharen, zeer tegen hun zin dus mee gingen doen aan diefstal en plundering. Daardoor is de aanhang van de extremisten voortdurend in groei toegenomen en is het een kwaad geworden, dat uiteraard, kwam een hartelijke glimlach; ridderlijk drukte hij de hem toegestoken hand. Dat hij de nederlaag had geleden, griefde hem geweldig en stelde hem diep te leur, want Jimmy Delmar was de beste ruiter van de geheele lichte cavalerie maar hij zou niet de éérlijke, ronde soldaat zijn geweest, waarvoor hij bekend stond, als hij de hoffelijke, ridderlijke woorden van zijn mededin ger en overwinnaar niet op dezelfde wijze had beantwoord. „O, ik kan wel tegen een nederlaag," gaf hij welgemoed ten antwoord. „In ieder geval ben ik geslagen door de garde; en als men het verliest tegen iemand, die rijdt zooals u, en die zulk een prachtig paard heeft als uw King, is de oneer niet zoo groot. Ik wensch u oprecht en hartelijk geluk." Dit meende de man. Onder het spreken hield Cecil de blikken op de groote tribune gericht, en toen de omstanders uit elkander waren gegaan om een oog aan de paarden te wagen en hij zelf zijn rijcestuum voor zijn jasje van zeehon denvel had verwisseld, stapte hij on verwijld derwaarts. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1947 | | pagina 1