ÜMZÉKÊRH eid. Wat het Roode Kruis beteekent heeft voor „Haaren" en „Vught". No. 10 Vrijdag 16 Maart 1945 le Jaargang Drukker-Uitgever: rX O ff A Af Prijs per kwartaal f 1,25 Fa. Smoor de Hulster I 1 I 1 f jj I 1^ g™* I Advertenties Boulevard 120 - Breskens 1 1 1 1 V 7 cent per m.m. Weekblad voor West Zeeuwsch-Vlaanderen, onder Redactie van de Werkgroep Wederopbouw West Zeeuwsch-Vlaanderen, Hoofd-Redacteur de heer A. Hoolhorst, Oude Haven 8, Oostburg We leven niet meer in 1939! De ver anderingen, die zich na die tijd vol trokken hebben, zijn enorm, grooter wellicht dan velen van ons beseffen. In die „lang vervlogen dagen" had de mensch eenige zekerheid; de winkelier, die naarstig werkte en geen groote tegenslagen had, wist, dat hij na jaren van werken rustig kon gaan leven van zijn bij elkaar gewerkt kapitaaltje, de ambtenaar wist, dat, als hij zijn werk naar behooren deed, hij op zijn vijf en zestigste jaar met pensioen kon gaan. De ouders leefden zuinig om hun kin deren gelegenheid te geven tot studie, om wat verder in de wereld te komen dan de ouders zelf. Men zag een be paalde toekomst en werkte in die rich ting. Maar nu? Onze winkels zijn kapot geschoten en aanvoer van handelsartikelen is er practisch nog niet. Wat er komt wordt streng gerantsoeneerd en de winstmarge is scherp bepaald. De winkelier is als het ware een distributieambtenaar ge worden. Heeft de man tact om met zijn klanten om te gaan, dan is zijn omzet grooter dan van een onhandige winke lier, maar meer kan hij op dit oogen- blik door zijn particulier initiatief niet bereiken, Wanneer nu maar de zeker heid bestond, dat dit een overgangs toestand is, dan zouden de goedwil lende winkeliers zich wel bij deze toe stand neerleggen, maar er bestaat eenige vrees, dat de economische verhoudingen eenigszins zullen blijven als thans. En hoe moeten de middenstanders dan op de duur rondkomen? Volgens onze meening zal er na bepaalde tijd een terugkeer van de ons vertrouwde om standigheden komen, maar het is te begrijpen, dat er eenige onrust is. Eenzelfde onrust vindt men bij vele menschen uit de financieele wereld, die zich met eenige bezorgdheid afvragen, of de regeeringsbemoeiïngen hen niet voor een deel zullen uitschakelen. Ook de ambtenarenwereld is niet gerust; krijgen zij straks weer een drastische bezuiniging met loonsverlaging en ont slagen? Hoe zal het gaan met de agrarische bedrijven? Blijven deze zoo streng onder controle, dat de boeren bijna rijksambtenaren zijn, die hun producten tegen vastgestelde prijzen moeten leve ren. Zullen zij op de duur een behoorlijk bestaan hebben en zullen de landarbei ders niet de dupe worden van zoo'n landbouwachteruitgang? Het zijn allemaal vragen, die de menschen met onrust vervullen. Op het oogenblik is de zekerheid weg, zooals de zekerheid na elke groote oorlog weg was. Maar toch is ook telkens weer de oplossing gekomen. Het is onmoge lijk om te voorspellen, hoe na deze ontwrichting de oplossing zal zijn, er zijn zoo ontzaglijk veel mogelijkheden. Als men alle denkbare mogelijkheden opgesomd en onderzocht heeft, zal de uitkomst ten slotte toch anders blijken te zijn. Eén ding is zeker: de besten zullen overwinnen! En daarom is het goed aan te pakken, zooals men dat in gewone omstandigheden gedaan heeft, trachtten zijn zaak weer op te bouwen zoo goed mogelijk, met de middelen, die men heeft, eigen dienst weer op volle toeren te laten draaien, zoodat het publiek tevreden is, de bodem zoo goed en productief mogelijk te bewer ken, in één woord streven naar nor male verhoudingen. Ieder is dan aan het werk, ieder heeft weer een doel en de maatschappij krijgt weer wat normaler aanzien, ondanks de overal heerschende onzekerheid. Maar in ieder kan leven de zekerheid, dat hij doet, wat hij kan en dan zal de onzekerheid beter te dragen zijn. H. Het is mij een groot genoegen U het een en ander hierover te mogen vertellen. Verleden jaar om deze tijd zat ik nog in de cel. Toen heb ik daarin mij voorgenomen wanneer ik ooit weer vrij mocht komen, tegen ieder die het maar hooren wilde, te vertellen, wat het Roode Kruis beteekent heeft voor Haaren en Vught. U allen zult wel kunnen begrijpen, wanneer men gevangen zit, dus wanneer men niet alleen van zijn vrijheid be roofd is, maar ook van alles wat men bezit zoodat je de kleeren die van je zelf zijn niet mag aanhouden, dat je blij bent dat er dan een instantie bestaat, waardoor je nog in contact staat met de buitenwereld. En deze instantie, het Roode Kruis, heeft ontzaglijk veel goeds gedaan niet alleen voor de gevange nen, maar waar het ook maar helpen kon. Ik geloof dat we even blij waren als de kinderen met hun St. Nicolaas- pakjes, wanneer Zondagmiddags de wagen van het Roode Kruis langs de cellen kwam. Als we geen straf hadden, ging de deur open en kregen we een heele boel, o.a. eén broodje dik met boter besmeerd en met vleesch belegd, voor ieder een ei, een gerookte paling en suiker, koek, beschuit en nog andere dingen. Ook vitaminen, zelfs veel vita minen, want u begrijpt, het eten was nu niet bepaald voedzaam. Nooit vleesch, nooit vet, nooit versche groente. Kunt U zich voorstellen, hoe blij we waren met deze uitdeeling? In de week kre gen we ook nog wel eens wat van het Roode Kruis, jam of vischpastei op het stuk kuch dat men kreeg en ook wel appels. En nu kan ik zelf nog niet zoo zeggen wat het is dit alles te krijgen, omdat ik altijd een pak van huis kreeg. Maar hoevelen zaten er niet, die nooit een pak kregen. U kunt wel begrijpen, wat het zeggen wil deze gaven te mogen ontvangen wanneer men dag aan dag honger heeft. Werkelijk het Roode Kruis heeft de zon laten schijnen in onze donkere cellen, heeft blijdschap en vreugde gegeven aan degenen, die hun leven gaven voor de vrijheid van ons land. Daar heeft U misschien nog nooit aan gedacht, wanneer U uw bij drage gaf voor het Roode Kruis, datU daarmee zulk een goed werk deed. Verleden week hoorde ik een vrouw zeggen: nooit van mijn leven geef ik meer iets aan het Roode Kruis; het deed me pijn dit te hooren, en dacht bij mezelf: als U toch eens wist wat al goeds het gedaan heeft, zou je dat toch niet zeggen. En toen ik in Vught was zou ik zeggen waren de gevange nen nog meer blij er mee, omdat daar de voeding zoo slecht was, dat men

Krantenbank Zeeland

De Schakel | 1945 | | pagina 1