BEGINSELVASTHEID II.
Plaatselijke Werkgroepen.
No. 8
Vrijdag 2 Maart 1945
le Jaargang
Drukker-Uitgever: 1™^ T A I Pr'is Per kwartaal f 1,25
Fa. Smoor de Hulster I 1 P I I LJk 1^ I Advertenties
Boulevard 120 - Breskens A A I—-/ I 1 cent per m.m.
Weekblad voor West Zeeuwsch-Vlaanderen, onder Redactie van de Werkgroep Wederopbouw
West Zeeuwsch-Vlaanderen, Hoofd-Redacteur de heer A. Hoolhorst, Oude Haven 8, Oostburg.
„Geen goede wederopbouw zonder
beginselen," betoogde het vorige artikel,
en nogmaals onderstrepen wij de nood
zaak naar beginselen te leven, vooral
nu. Wij noemen enkele gebieden die
wel duidelijk zijn voor ieder, maar toch
teveel aan willekeur worden overgelaten
en dus achteloos worden behandeld.
Ons zedelijk leven.
In de Bijbel vinden wij in de Tien
Geboden enkele richtlijnen: „Gij zult
niet doodslaan; gij zult niet echtbreken;
gij zult niet stelen; gij zult geen valsch
getuigenis spreken tegen uw naaste;
gij zult niet begeeren En Jezus
zegt: „Gij zult God liefhebben bovenal,
en uwen naaste als uzelf". Erkent gij
deze geboden als juist? Zoo ja, dan is
dat uw beginsel voor uw zedelijk leven.
Dan hebt gij de zedelijke plicht uw
leven naar dat beginsel te richten. Zeker,
het is moeilijk naar behooren en geheel
te volbrengen. Wij doen het vallend en
weer opstaand, zoekend en tastend.
Maar wij doèn het. De afgeloopen tijd
heeft ons in hooge mate ontrouw aan
deze beginselen gemaakt. Zeker, maar
ze zijn er nog en wij kennen ze nog
en ze zijn nog van ons. En zoo moet
het anders worden; wij moeten weer vast
in onze schoenen staan. Beginselvast-!
Ons gezin!
Wanneer twee menschen elkander
hebben gevonden en in het huwelijk
zijn verbonden, dan is daar een gezin.
Welke geest zal hier heerschen? En als
er kinderen komen, naar welke begin
selen zullen deze worden opgevoed?
Wij vragen: eerbied voor het jeugdige
menschenleven, dat aan onze zorgen
wordt toevertrouwd; liefde voor elkan
der, zoodat wij elkander alles zijn;
vooral en allereerst dat wat men „vreeze
des Heeren" noemt, of diepgaand
respect voor Gods heilige wil.
Dit alles vraagt om voortdurende zorg
en zelfopoffering. Onze jongens zijn
naar het buitenland vervoerd hoe
zullen zij zich daar houden? Keeren zij
rein en geloovig terug? Van vele meis
jes moeten we helaas zeggen dat zij
zich onwaardig hebben gedragen. Maar:
aan wie een groot deel van de schuld?
Wij aarzelen niet te zeggen: uw liefde,
ouders, was te slap; menigeen uwer
heeft een hooge plicht verzuimd. Wij
kunnen daarvan nu nog iets inhalen,
of althans opnieuw opvatten. De eer
bied voor vader en moeder moge kin
derplicht zijn deze wordt temeer in
liefde volbracht, wanneer de ouders
deze hebben kunnen winnen.Men kan
dat door in de geheele leiding van het
gezin beginselvast te zijn!
Ons Volksleven.
Wij zijn één volk: geschiedenis en
taal, lot en leven hebben ons tot één
volk gesmeed. Niet zoo zeer de grenzen
houden ons samen, maar wél het eene
geesteswerk, dat ons gemeenschappe
lijk eigendom is. Ons volk heeft in
sterke mate gevoeld (en verreweg de
grootste helft van ons volk voelde dit)
dat dit eigene door den overweldiger
werd aangerand. Weinigen hebben
het weliswaar verdedigd; wie dat heeft
gedaan, heeft zich beginselvast getoond.
Natuurlijk hebben de omstandigheden
niet ieder in staat gesteld op dezelfde
wijze de beginselen te dienen. Het zij
zoo! Maar n u is er dan voor velen een
nieuwe kans, die niemand onbenut
mag laten voorbijgaan. Ieder drage het
zijne bij om onze volkskracht te ver
meerderen!
Zij, die met den overweldiger hebben
gemeend te moeten samenwerken, zij
zullen zich zeker niet kunnen verbazen,
wanneer onze Regeering- hen thans
volledig uit alle leiding weert en zich
beijvert om ons volk weer te smeden.
En dat geldt voor ieder, die op eèn
of andere wijze den bezetter heeft be
voordeeld en die ons volk heeft afbreuk
gedaan. Zeker zal allereerst gesmeed
moeten worden aan saamhorigheid, een
eendrachtig samenwerken onder leiding
van onze Koningin. Want door deze
eendracht zullen wij voor ons zelf
en onze kinderen, voor ons geheele
volk, de erfenis van ons voorgeslacht
kunnen bewaren, en daardoor zullen
wij in staat zijn een waardige plaats in
te nemen temidden der andere volkeren.
Beginselvast zullen wij deze eendracht
moeten zoeken te volbrengen. O.
UIT DE WERKGROEP.
Uitvoerig werd gesproken over de
wederopbouw en kwam men tot de
slotsom: de architecten, die plannen
maken dienen nauw contact te hebben
met deze streek en met onze bevolking
vertrouwd te zijn. Dan kan er in onder
linge besprekingen een schoon geheel
van dorpen en stadjes herrijzen.
Twee vergaderingen werden door
gasten bijgewoond: de eerste door land
bouwers, de tweede door landarbeiders.
Allen gevoelden dat de uiterste krachts
inspanning moest gegeven worden aan
een goede en verantwoorde productie.
Verantwoord, omdat de oorlog nog ge
wonnen moet worden en aan nu
nog bezet Nederland spoedig flinke
hulp verleend moet worden. Vele moei
lijkheden doen zich hier voor, maar in
eendrachtig samenwerken kan veel tot
stand komen.
De werkgroep is uitgebreid met enkele
leden, waardoor het werk nog bezonne-
ner en uitgebreider kan werken. Op
hoop van zegen, tot heil van ons Vader
land.
Meer en meer neemt bij de bevolking
de belangstelling voor de werkzaamhe
den der „Werkgroep" toe. Gelukkig,
want het is een bewijs, dat men zich
begint te herstellen van het doorge
maakte, en weer belangstelling krijgt
voor algemeene vraagstukken. Nu is
van meet af aan de „Werkgroep" zoo
georganiseerd, dat ieder die behoefte
heeft zijn steentje bij te dragen aan de
opbouw van Zeeuwsch-Vlaanderen dit
in het verband van de werkgroep kan
doen. Deze streeft er naar de gedachten
van alle belangstellenden op dit doel
te concentreer'en. Om dit mogelijk te
maken zijn uit alle gemeenten één of
meer menschen opgenomen. Deze heb
ben tot voortdurende opdracht de stem
men in hun dorp critisch te beluisteren
en hiervan alles wat ze van algemeen
belang achten op de Werkgroepvergade
ringen te uiten. Er gaan de laatste tijd
stemmen op, die het noodig achten dat
er in ieder dorp een onderafdeeling
van de Werkgroep ontstaat, zoodat