Renaissance in eigen persoon
Piano herbergt een ziel
„Nooit identiek bouwen"
David Kunst, orgelbouwer
Johan Jacobs, vioolbouwer
Joost Hartevelt, klavierbaumeister
SCHELDEBODE VAN WOENSDAG 27 JANUAR11988
313
David Kunst, een
jonge orgelbouwer,
heeft twee overeenkom
sten met één der groot
ste componisten aller
tijden, Ludwig van
Beethoven. De familie
Van Beethoven was af
komstig uit Vlaanderen
waar David woont en
ook van Beethoven
werd gefascineerd door
de orgelmuziek. Van
Beethoven noemde het
orgel „de Koningin der
instrumenten". David
Kunst woont in Oost
burg, Zeeuwsch-Vlaan
deren en is 30 jaar. Al
vroegtijdig wekte het
orgel zijn belangstelling
toen hij als klein jon
getje in de kerk diep on
der de indruk raakte
van de prachtige klan
ken.
Leerproces
Opbloei
De geschiedenis van
de piano is betrekkelijk
jong. In 1600 bouwde
Bartolomeo Christoforie
een hamermechaniek
waarmee de snaren
werden aangeslagen.
Hij noemde het een pia
noforte. Uit dit Ita
liaanse woord is de
piano voortgekomen.
Begin 1800 verdrong
deze pianoforte het kla
vecimbel en begon even
eens een omwenteling in
de muziek.
Joost Hartevelt,
woonachtig in Middel
burg, heeft altijd al een
grote liefde gekoesterd
voor de klavierinstru
menten. Hij is de enige
klavierbaumeister die
Nederland rijk is.
Berekeningen
Klimaat
Leven met een viool is
moeilijker dan binnen
een huwelijk; het is
alsof je de hele dag om
gaat met een mooie, zeer
capricieuze dame, die
niet altijd trouw is. De
vormen van een viool
zijn rond en bevallig,
aangenaam bij het spe
len en sierlijk voor het
oog. Een viool gunt een
blik diep in de ziel van
de maker. Een vioolbou
wer is van zijn kunst
bezeten en moet dit ook
zijn wil hij de wereld
met een goed instru
ment verrijken. Het ide
aal is een viool te bou
wen die in uiterlijk en
klankschoonheid alles
uitdrukt wat hij als
klank- en schoonheidsi
deaal heeft leren ken
nen. Imiteren wil hij
niet.
Stapel
Cello
In de ban van het instrument
Op zijn 13e maakte hij ken
nis met het orgelspel en op 18-
jarige leeftijd begon hij met
het bouwen van zijn eerste or
gel. Hij heeft daar vier jaar
over gedaan en werkte aan
zijn orgel alleen maar in zijn
vrije tijd. Daarnaast deed hij
praktijkervaring op bij zijn
leermeester. Na vier jaar vond
hij dat hij niet verder kon en
besloot naar de Fachschule in
Ludwigsburg, Zuid-Duitsland
te gaan. Daar kreeg hij dis
pensatie voor de Gesellprü-
fung omdat hij al een leer
werkstuk gereed had. Na een
halfjaar theorie en technische
scholing mocht hij zijn Meis-
terprüfung afleggen. Zo was
hij al jong Orgelbaumeister.
Drie jaar hierna kreeg hij zijn
werkt en de opdracht voor een
volgend bouwwerk gegeven is,
nodigt hij de nieuwe op
drachtgever uit om regelmatig
naar zijn atelier te komen. Dit
gebeurt ook altijd en de op
drachtgever wordt een muzi
kale huisvriend. Over en weer
trachten zij elkaar te inspire
ren en hebben zij vaak al een
band met het nieuw te schep
pen orgel. Die band is belang
rijk omdat de bouw van zo'n
orgel 2 tot 4 jaar in beslag kan
nemen. Elk onderdeel, elk
klein detail, elk technisch as
pect wordt door David zelf
ontworpen en vervaardigd.
Vanuit het eerste stuk hout
dat hij vastpakt is het onder
deel voor onderdeel opbouwen
en vaak centimeterwerk om
een absolute eenheid te berei
ken.
Wanneer hij aan een ont
werp begint voor een nieuw
orgel trekt hij zich terug en
werkt en denkt dan gedurende
2 tot 3 maanden aan niets an
ders. De tekeningen worden op
ware grootte gemaakt en tot in
de kleinste details uitgewerkt
Als het ontwerp eenmaal hele
maal af is, worden er ook na
dien geen wijzigingen meer in
aangebracht Het blijft zo tot
het orgel helemaal klaar is.
„Je moet streng zijn voor je
zelf en geen concessies doen.
Daarmee ondergraaf ik alle
pijlers waarop mijn beroep is
gegrondvest"
Eén orgel heeft David zelf
gehouden om te kunnen expe
rimenteren met klank en of af
en toe te kunnen spelen. „Dit
orgel zal ik nooit weg doen, dit
orgel ben ik zelf. Als ik rustig
naar dit orgel ga zitten kijken
voel ik de liefde van het in
strument naar mij toekomen,
het leeft, en dat is voor mij be
langrijk."
eerste oparacm, een nuispij-
porgel. Inmiddels werkt hij
aan zijn vierde orgel en heeft
hij opdrachten voor de ko
mende acht jaar.
Er moet zeggingskracht in
een instrument zitten wil het
er bij de muziek ten volle uit
komen. Het werk, het niveau
van bouwen moet kwaliteit
hebben voor levenskans. Da
vid zal niet zomaar een orgel
bouwen. De opdrachtgever,
veelal een vakmusicus, moet
dezelfde liefde voor het in
strument hebben en David
moet dit merken. In de periode
dat hij nog aan een orgel
Davids werk wordt geïnspi
reerd door de Vlaamse renais
sance. De kenmerken daarvan
vind je in David terug. Hij
weet dat zijn werk goed is.
Zijn orgels stralen een statige
rust uit, hebben ieder een
uniek karakter en zijn fraai en
verfijnd afgewerkt. De ene
keer is dit terug te vinden in
het meest „fijne" houtsnij
werk, de andere is keer dit te
herkennen aan de rijke orna
mentiek. De orgels ademen
sfeer uit en zijn stuk voor stuk
uitdagingen van Davids crea
tieve vermogen. „Om je volle
dig aan je scheppingsdrift en
creativiteit over te kunnen ge
ven moet je de techniek volle
dig beheersen. Je moet steeds
ieder nieuw orgel vergelijken
met het voorgaande en blijven
experimenteren met klank.
Pas dan kun je een orgel bou
wen en een zo groot mogelijke
volmaaktheid nastreven.
Klank is belangrijk maar dan
wel in een mooi lichaam", al
dus David.
Hij begon in Amsterdam als
leerling maar dat was voor
hem niet voldoende. Van een
leermeester leer je het vak zo
als hij het het best acht Na
Amsterdam kwam hij bij een
leermeester in Den Haag te
recht en steeds weer kreeg hij
het gevoel op een dood spoor te
zijn gekomen. Op een dag
hoorde hij van de Fachschule
in Ludwigsburg, Zuid-Duits
land. Een school die zich op de
theorie concentreerde en vak
betrokken onderwijs gaf. In
1979 is hij na vier jaar prak
tijkervaring naar Duitsland
vertrokken om er een oplei
ding van een half jaar te vol
gen. Hij mocht echter nog niet
zijn Meisterprüfung afleggen.
In 1980 behaalde hij zijn Ge-
sellprüfung en bleef hij stug
volhouden toch aan het Meis-
terprüfungsexamen deel te
mogen nemen. Na weer een
half jaar mocht hij dan toch
dit laatste examen afleggen en
zo werd hij Klavierbaumeis
ter.
De Meisterprüfung is een
uitgebreide vakopleiding met
tevens het ondememersdiplo-
ma. Alleen een meister heeft
de bevoegdheid leerlingen het
vak te leren. Het examen is
niet makkelijk. Het theoriege
deelte bestaat uit het verdedi
gen van vijf eigen ontwerpen
voor een piano en zijn voor
zien van alle berekeningen,
waarbij de mensuur, het bere
kenen van de snaren, erg be
langrijk is. Het praktische ge
deelte bestond uit het in 30 uur
concertklaar maken van een
piano die je geheel in onder
deeltjes tot je beschikking
krijgt.
Vanaf 1982 werkt Joost
Hartevelt voor zichzelf en
heeft hij de restauratiewerk
plaats De Hamemoot in Mid
delburg. Joost legt uit hoe hij
aan deze naam gekomen is.
Eén onderdeel van het pia
nomechaniek is van groot be
lang bij de toonvorming. De
plaats waar de hamer de
snaar raakt en de kwaliteit en
de veerkracht van het vilt
dragen is een niet geringe
vorm bij aan de totstandko
ming van de toon. Het is dus
het vakmanschap van de pia
nobouwer en de restaurateur
wat de klankkleur van het
klanklichaam bepaalt. Het is
het hart van de piano, vandaar
Hamemoot
Het vakmanschap van Joost
vraagt een ambachtelijk kun
nen, gevoel en een geoefend
oog en oor welke van door
slaggevend belang zijn voor de
kwaliteit van het geheel. Vak
kennis kan het kaf ook van het
koren scheiden en deskundig
adviseren wanneer het een
oude piano betreft. Joost res
taureert het liefst een goede
oude vleugel. Zo'n oude vleu
gel, goed van kwaliteit, heeft
meer warmte en is gevoeliger.
Na restauratie heeft zo'n vleu
gel meer ziel dan wanneer je
een nieuwe zou kopen. Je
werkt als het ware aan een
soort herschepping en je zet
jezelf in wezen terug in de
schoenen van de bouwer. Zo'n
opdracht is er eigenlijk alleen
maar wanneer je een op
drachtgever hebt die er zelf
ook hart voor heeft Zelf een
piano of vleugel ontwerpen en
bouwen zou voor Joost een
wereldopdracht zijn maar he
laas is dat in deze tijden niet
meer te betalen.
Musiceervreugde is afhan
kelijk van de affiniteit die je
met het instrument hebt Wil
je dit kostbare instrument in
goede staat houden dan is
stemmen van de piano in ons
klimaat met z'n wisseling in
temperatuur en vochtigheid
beslist geen overbodige luxe.
Als de piano dan eens in de
vijf jaar afgeregeld en schoon
gemaakt wordt, voorkom je
reparaties. De ruimte waarin
een piano staat moet een ge
lijkmatige temperatuur heb
ben. Voor de echte liefhebber
herbergt de piano een ziel en
het is vaak veel interessanter
een oude piano te restaureren
dan een nieuwe te kopen. Joost
weet dit en denkt dan ook met
veel plezier terug aan de
mooie Steinway concertvleu
gel van de muziekschool. Zo
wel het gehele binnenwerk als
ook de buitenkant heeft hij
onder zijn hoede genomen.
En als ik studenten zie die
aan één van beide vleugels die
er staan op de muziekschool
moeten spelen, zie ik ze toch
steeds naar die oude vleugel
lopen omdat daar meer gevoel,
meer warmte en meer ziel in
zit en het een machtige klank
herbergt en perfect is van
techniek".
Een viool is een ambachte
lijk meesterwerk en een
akoestisch wonder. Een goede
viool bouwen getuigt van
groot vakmanschap en muzi
kale intuïtie. Johan Jacobs
heeft zo'n intuïtieve manier
van werken en in zijn werk
plaats waar hij zijn ambacht
als vioolbouwer uitoefent
proef je de sfeer van legenda
rische Italiaanse grootmees
ters, wiens genie onovertref
bare meesterwerken schiep.
Johan Jacobs wist dat hij
vioolbouwer wilde worden
toen hij jaren geleden in zijn
studententijd tijdens een va
kantie in Noorwegen in een
atelier van een vioolbouwer
terecht kwam. Het duurde
echter tot zijn 27e eer hij be
sloot aan de opleiding viool
bouwer te beginnen. Hij heeft
zijn opleiding gevolgd op de
Welsh School of Musical In
strument Making and Repai
ring in een klein mijnwer
kersdorp in Wales. Met zes
medestudenten vormden zij
een hechte club en ook nu nog
zijn deze vrienden bij elkaar
zij het dan dat zij over heel
Europa hun vak als vioolbou
wer uitoefenen. „Ik ben heel
blij met deze vriendschap om
dat het ons de mogelijkheid
biedt ervaringen, kritieken en
nieuwe ideeën uit te wisselen
wat heel belangrijk is.
Een vioolbouwer bouwt
nooit identiek maar wil wel de
stijl handhaven. De inspiratie
haalt hij uit de klank van de
violen van de grote meester:
Giacomo Antonio Stradivari
en Giuseppe II Antonio Guar-
neri. Beiden leefden in de be
gin periode van de barok in
Cremona, een klein dorpjes in
de Povlakte van Italië.
„Klank van de viool kun je
eigenlijk alleen maar meten
aan de herinnering van de
viool die je daarvoor gebouwd
hebt." Of een viool goed is of
niet hangt van een aantal fac
toren af. Heel bepalend voor
de klank zijn de kam en de
stapel (een houtje geklemd
tussen boven- en onderblad).
Zij kunnen één viool wel op
duizend manieren laten klin
ken en vormen het eigenlijke
hart van de viool. Het welven
van boven- en onderblad en
dit later weer uithollen is
eveneens klankbepalend.
Daarom is het voor een goede
vioolbouwer zo noodzakelijk
om oude constructies en teke
ningen te blijven bestuderen
en om intuïtief te kunnen wer
ken. In een viool is geen vaste
lijn te vinden, hij is niet ma
thematisch. De stijl van de
vioolbouwer is de klank." Een
viool is niet in woorden uit te
leggen, je moet het horen. Zelf
vergelijk ik een viool altijd
met een handschrift, je her
kent de maker," zegt Johan
Jacobs.
Dat zijn violen nu al van een
hoge kwaliteit zijn getuigd uit
het feit dat hij zijn examen
viool verkocht heeft aan een
leerling van Vera Beths, en
een andere viool die bespeeld
wordt door Matthias Maurer,
altviolist bij het Amsterdams
Concertgebouworkest
Johan Jacobs heeft een oude
Nederlandse vioolbouwer als
mentor. Momenteel werkt hij
aan een uitdaging, zijn eerste
cello naar een model van een
cello van Mattheo Goffriller.
„Je moet een band met het in
strument hebben, het moet
klikken", zegt Johan, maar als
je hem dan naar een foto aan
de muur ziet kijken terwijl hij
zachtjes over de welving van
de cello strijkt voel je de
warmte voor het instrument
in wording, en ademt de werk
plaats een sfeer uit alsof je te
rug in de 17e eeuw op bezoek
bent bij een grootmeester.
Johan Jacobs. fotozesa