Wonen in een monument
komt steeds meer in trek
Steun van rijksdienst mogelijk
We zien tegenwoordig steeds
meer gekke, nieuwe, aparte
woonvormen. Kubussen,
bollen, stolpen en piramiden;
het nieuwe of moderne wonen.
Een andere nieuwe trend lijkt
het wonen in oude gebouwen
die hun oorspronkelijke functie
hebben verloren, maar die we
als monument zo graag willen
behouden.
Watertoren
Molens
Beschermd monument
Restauratiefonds
Restauratievergunning
woensdag 14 mei 1986
241
pagina 11
De belangstelling om in een
historisch Amsterdams
grachtenhuis, een hofje of in een
molen te wonen, is enorm groot.
Maar ook de animo om oude
bedrijfspanden een
woonbestemming te geven, wordt
steeds groter. Wie er trek in heeft
om te restaureren en ook graag
monumenteigenaar wil worden,
kan rekenen op steun van de
Rijksdienst voor de
Monumentenzorg en de stichting
Nationaal Restauratiefonds.
Kastelen, landhuizen, hofjes, statige
grachtenhuizen uit de gildetijd, molens
en boerderijen van herenboeren;
monumenten die ons vertellen hoe het
er vroeger aan toe ging. Hoe men
woonde, werkte en leefde.
Veel van dit soort bouwwerken hebben
in de loop der jaren hun functie
verloren en staan soms onbeschermd te
wachten op hun laatste uur. Veel
tastbare herinneringen zijn al met de
grond gelijk gemaakt.
Gelukkig wordt er de laatste tijd meer
actie ondernomen om het moois dat we
bezitten ook te behouden. Molens
worden gerestaureerd, bewoonbaar
gemaakt of opnieuw in bedrijf
gebracht. Oude waterpompstations en
beursgebouwen worden verkocht aan
mensen die er graag in willen wonen.
Watertorens worden omgebouwd tot
praktische wooneenheden'voor kleine
huishoudens.
Sommige gebouwen zijn moeilijk weg
te denken uit het vertrouwde beeld van
onze dorpen en steden. De watertoren
bijvoorbeeld. Je ziet hem overal, in
bijna iedere middelgrote stad staat er
wel een.
De eerste watertorens werden rond
1850 gebouwd. De laatste kwamen een
jaar of tien geleden van de grond. In de
watertorens werden vroeger
waterreserves opgespaard om de
plaatselijke bevolking van gezond
water te kunnen voorzien in tijden dat
dat bijvoorbeeld door vervuiling niet
beschikbaar was. Sinds echter bijna
iedere inwoner van Nederland is
aangesloten op het
drinkwaterleidingnet zijn de meeste
watertorens in onbruik geraakt
Omdat men niet precies weet wat er
mee moet gebeuren, worden ze vaak
overgegeven in de handen van de
slopers. Stonden er vroeger ruim
driehonderd watertorens in Nederland.
Tegenwoordig tellen we er nog maar
ongeveer tweehonderd. En iedere dag
is er het gevaar dat dit aantal minder
wordt.
Vooral de oudere torens - waaronder
zich soms ware kunstwerken bevinden
- moeten het vaak ontgelden. Die zijn
immers al jaren uit bedrijf. En omdat
de watertorens officieel niet onder
monumentenzorg vallen, is er vaak
weinig redding mogelijk.
Tenzij zo'n gebouw een nieuwe functie
krijgt en het bouwwerk weer enigszins
rendabel wordt. In Zutphen is daarvan
een goed voorbeeld te vinden. Daar
heeft men een oude watertoren die
stamt uit 1928, voor bewoning geschikt
gemaakt. Men heeft kans gezien om in
de holle kolom - waarop het boven in
de toren gelegen waterreservoir rust-
acht woningen voor een- en twee
persoonshuishoudens te realiseren,
verdeeld over vier woonlagen.
Monumenten die naast de klompen en
de tulpen als het ware een stempel op
ons volk hebben gedrukt, zijn de
molens. Zonder de hulp van deze door
wind aangedreven krachtbronnen
hadden wij de strijd tegen het water
nooit in ons voordeel kunnen beslissen.
Maar op een gegeven moment was ook
hun glorietijd ten einde en konden
wind en wieken niet langer opboksen
tegen het nieuwerwetse
machinegeweld. Nog niet zo lang
geleden zag de toekomst voor de
overgebleven molens er niet
rooskleurig uit. Ook hier weer de vraag
'Wat moeten we ermee De molens
hadden geen functie meer in onze
maatschappij en instandhouding zou
alleen maar enorm veel geld kosten.
Bovendien waren er nog maar weinig
vaklui te vinden die wisten hoe je met
zo'n molen moet omgaan.
Aan de andere kant groeide er bij veel
landgenoten het besef dat de draaiende
wieken niet uit het Hollandse
landschap mochten verdwijnen.
Een eeuw geleden stonden er
tienduizend windmolens in Nederland.
Op dit moment tellen we er nog
ongeveer negenhonderd waarvan er
bijna zestig dagelijks-vaak als
korenmolen - in bedrijf zijn. Die
schrikbarende teruggang van het
aantal molens heeft veel mensen
gealarmeerd en er zijn gelukkig
verschillende verenigingen en
stichtingen in het leven geroepen, die
zich met de bescherming en het
opnieuw in bedrijf brengen van molens
bezighouden. Zo is er bijvoorbeeld het
Gilde van Vrijwillige Molenaars, een
stichting die jonge, enthousiaste
mensen opleidt voor het bijna
uitgestorven molenaarsvak.
Oude gebouwen, welke daarvan vallen
nu onder monumentenzorg In de
Monumentenwet van 1961 worden als
monument omschreven: bouwwerken
zoals woonhuizen, kerken, boerderijen,
molens, kastelen of raadhuizen die
meer dan vijftig jaar oud zijn en
bovendien vanwege hun schoonheid,
hun betekenis voor de wetenschap of
hun volkskundige waarde van
algemeen belang zijn.
Natuurlijk zijn niet alle gebouwen van
vijftig jaar en ouder monumenten.
Ongeveer veertigduizend gebouwen -
voor het merendeel daterend van vóór
1850 - die door de overheid belangrijk
genoeg zijn bevonden om te worden
beschermd, zijn in het zogenaamde
Monumentenregister opgenomen.
Wil men een pand in het
Monumentenregister laten opnemen,
dan kan daarvoor een verzoek worden
ingediend bij de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg (RDMZ) te Zeist.
Ook particulieren kunnen een
dergelijk verzoek indienen.
Om er voor te zorgen dat de aan een
beschermd monument toegekende
monumentale waarde behouden blijft,
is in de Monumentenwet voor deze
panden een aantal regels gegeven.
Deze regels houden onder andere in,
dat voor verbouwing of verandering
aan het pand een vergunning van het
ministerie van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur (WVC)
nodig is. Wie in een monument woont
of wil gaan wonen, kan dus niet
zomaar lukraak zijn eigen woonideeën
door allerlei verbouwingen
vormgeven.
Daar staat tegenover, dat ten behoeve
van de instandhouding van een
monumentenpand, voor de eigenaar
bepaalde fiscale voorrechten en
subsidieregelingen van kracht zijn, die
niet gelden voor eigenaars van panden
die niet in het Monumentenregister
zijn opgenomen.
Om het financiële gebeuren rond de
monumentenpanden in goede banen te
kunnen leiden, werd in 1985 door
minister Brinkman (WVC) de stichting
Nationaal Restauratiefonds (NRF)
opgericht. Per 1 januari 1986 werd de
subsidieregeling voor
Rijksmonumenten herzien en vanaf
die datum is ook de NRF operationeel
Een in ere hersteld monument (foto: Rijksdienst voor de Monumentenzorg)
geworden. Tot het takenpakket van het
NRF behoren onder andere: het geven
van financiële voorlichting; het
verstrekken van
restauratiehypotheken; het
voorfinancieren van subsidies en
restauratiehypotheken; het uitbetalen
van subsidies.
Een restauratiehypotheek is een
lening, waarvan het voornaamste
kenmerk is, dat het rentepercentage
waartegen de lening wordt verstrekt,
uitzonderlijk laag is, namelijk zo'n vijf
procent beneden de normaal geldende
hypotheekrente. De minimumrente is
drie procent
Het restaureren van een
monumentenpand is een kostbare
aangelegenheid. Daarom zal men het
wel of niet laten uitvoeren van een
restauratie veelal laten afhangen van
de te verkrijgen subsidie en de
mogelijkheid om (een deel van) de niet-
gesubsidieerde restauratiekosten op
het fiscale inkomen in mindering te
brengen. Wie graag in een
monumentenpand wil gaan wonen,
bereid is dit te kopen, te laten
restaureren of dit vakkundig zelf kan
doen, moet zich dus eerst goed laten
informeren over de financiële en
belastingtechnische zaken die er mee
verbonden zijn.
Daarna kan men gaan nadenken over
de technische aspecten, het inschakelen
van een architect, het maken van
tekeningen, het opstellen van een
bestek en begroting.
Voordat men dan met de
daadwerkelijke restauratie kan
beginnen, moet men er eerst nog voor
zorgen dat: bij het ministerie van WVC
een restauratievergunning wordt
aangevraagd; de gemeente een
bouwvergunning verleent; de
rijkssubsidie wordt aangevraagd; een
uitspraak wordt gevraagd over de
mogelijkheid om de niet
gesubsidieerde restauratiekosten op
het fiscale inkomen of de winst in
mindering te brengen; eventuele
andere subsidies worden aangevraagd.
Voor een verandering aan of een
verbouwing van een monumentenpand
is op grond van de Monumentenwet
een restauratievergunning nodig. Deze
vergunning wordt verleend door het
ministerie van WVC. Voor het
aanvragen van een
restauratievergunning is het nodig dat
men twee tekeningen kan overleggen:
één van de bestaande situatie en één
van de gewenste situatie.
De aanvraag van de vergunning wordt
vervolgens behandeld door de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Uiterlijk zes maanden na het indienen
van de aanvraag wordt gemqjd of er
wel of geen vergunning wordt
verleend. Indien een aanvraag wordt
afgewezen kan men binnen twee
maanden in beroep gaan bij de Kroon.
Omdat voor het verstrekken van de
vergunning het advies van de
gemeente nodig is, werkt de procedure
het snelst als de aanvraag bij de
gemeente wordt ingediend.
De bouwvergunning is nodig om er
zeker van te zijn, dat het bouwplan
voldoet aan de bepalingen van de van
kracht zijnde bouwverordening. De
gemeente mag de bouwvergunning
niet afgeven, voordat van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg
bericht is ontvangen dat de
restauratievergunning is toegekend.