Volkshuisvesting verwacht
in 1986 een goed woonjaar
Begroting ministerie toont positieve zaken
Dinsdag 17 september 1985:
Prinsjesdag, gouden koets, de
troonrede, keurig geklede
damespolitici en herencollega's
met verse vouwen in de broek
bevolken de Ridderzaal en
roepen eensgezind „Leve de
koningin".
Op die dinsdag maakten
veertien ministeries hun
plannen voor het nieuwe
regeringsjaar bekend. Eén van
de veertien was het Ministrie
van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer (VROM). Een
reportage over het
Nederlandse woonbeleid.
De troonrede die koningin Beatrix
heeft voorgelezen, kunnen we zien als
een soort samenvatting van alle
ingediende begrotingsrapporten. Zou
de koningin die op de 'derde dinsdag
van september' allemaal moeten
voorlezen, dan zou dat wel een paar
weken in beslag nemen. Want ieder
ministerie moet in principe elke gulden
verantwoorden en iedere maatregel
beargumenteren.
Woonkwaliteit
Nieuwbouw
Betaalbaar wonen
woensdag 13 november 1985
pagina 3
De begroting van het Ministerie VROM
is een lijvig boekwerk geworden, dat
ongeveer drie kilo weegt en
zevenhonderd pagina's telt. Volgens dit
pak werk zal er het komende jaar
16.415.529.000 (dat is 16,4 miljard)
gulden bij minister Winsemius over de
tafel moeten gaan om alle ideeën
daadwerkelijk in de praktijk te
kunnen brengen.
De belangrijkste punten uit de
begroting van het ministerie zijn - zo
schrijft men in een persbericht: voor
milieubeheer wordt in 1986 ongeveer
net zo veel uitgegeven als in 1985; er zal
meer worden gewerkt aan
woningverbetering en
stadsvernieuwing; de huren zullen in
1986 met twee procent stijgen; er
worden minder nieuwbouwwoningen
gebouwd dan men in eerste instantie
had gedacht.
Wat betreft de volkshuisvestingspoot
van VROM kan worden meegedeeld,
dat de kosten daarvoor blijven stijgen.
In 1985 ging het om 14,2 miljard gulden,
maar volgens de planning zal er in 1990
15,6 miljard in het geldkistje moeten
zitten. Uit deze bedragen blijkt dat
volkshuisvesting het belangrijkste
onderdeel is bij het Ministerie van
VROM. Dat belangrijke onderdeel
trekt ook alle aandacht van onze
redactie, omdat het woonbeleid dat nu
nog op papier staat, straks realiteit
wordt voor de woonconsument.
Nederland beschikt met 5.289.000
woningen (stand per 1 januari 1985)
over te weinig woonruimte. Gelukkig
wordt het tekort minder. Het
Meerjarenplan (MPW) voor 1986 tot
1990, meldt dat het woningtekort per 1
januari 1985, naar schatting
vijfduizend woningen lager was, dan
men volgens het voorgaande MPW had
voorspeld. Naar verwachting zal het
tekort in het komende jaar verder
terug kunnen lopen tot 29.000 per 1
januari 1987. Hiervoor zijn een drietal
oorzaken aan te wijzen.
Door de betere economische
vooruitzichten en de gunstige
rentestand van de hypotheken, zijn er
meer woningen gebouwd in de vrije
sector (woningen waarop geen subsidie
wordt verleend). Dit betekent dat de
woningproduktie tot 1 januari 1987
hoger ligt dan waarmee vorig jaar
werd gerekend. Daarnaast is gebleken,
dat het jongeren (18 tot 24 jaar) - wat
het inkomen betreft - minder voor de
wind is gegaan dan men eerst had
gedacht en daardoor is de vraag naar
woonruimte verminderd. Veel
jongeren hebben de stap naar een
zelfstandige woning voorlopig
uitgesteld. Ten slotte is er
geconstateerd dat er minder woningen
uit de woningvoorraad zijn
weggehaald dan de 15.000 die men had
berekend.
Een schril contrast met het
woningtekort vormt de leegstand. Er
zijn steden waar complete wijken bijna
onbewoond zijn. Een veelgehoorde
klacht is ook, dat
nieuwbouwprogramma's maken, gelijk
is aan bouwen voor de leegstand.
Volgens VROM-staatssecretaris Brokx
is de situatie echter niet zo erg als het
lijkt. „Een zekere leegstand heb je
nodig om de woningmarkt te laten
werken", vertelt hij in het VROM-
departementsblad Open Huis. „Die
leegstand noemen we dan normatief of
gewenst. De feitelijke leegstand in
Nederland ligt een fractie onder de
gewenste. Uiteraard zijn er regionale
verschillen en zelfs binnen een
gemeente verschilt het nog van wijk
tot wijk. Ook zijn er nog verschillen
naar soorten woningen".
„Sinds kort doet zich een leegstand
voor in de dure koopwoningen en
voornamelijk de dure huurwoningen,
waarvan de huren boven de grens van
de individuele huursubsidie ligen.
Dan heb je nog de leegstand in de
stadsvernieuwingsgebieden. De
leegstand in bijvoorbeeld de
Staatsliedenbuurt in Amsterdam is
bijzonder hoog. Dat zijn slechte
woningen, die moeten worden
opgeknapt. Door allerlei redenen, zoals
gekraakt zijn en wachten op aankoop,
zijn deze woningen in de categorie
leegstand verzeild geraakt.
De leegstand die mij het meeste zorgen
baart, zijn de grote wopingen en flats
die vlak na de oorlog zijn gebouwd.
Deze zijn relatief vrij duur in verband
met de extra energiekosten, omdat ze
niet of slecht zijn geïsoleerd. Daardoor
zijn ze in de markt minder gewild.
Vaak spelen nog andere factoren een
rol. In de Bijlmer staan veel flats leeg -
als gevolg van de verloedering. En in
Capelle aan den IJssel en in
Alexanderpolder (Rotterdam) flats en
eengezinswonngen, vanwege de te höge
huren, zegt men.
Ik vind dat er behalve onderzoek naar
dit verschijnsel, ook meer aan
onderhoud en isolatie moet worden
gedaan. En een goede
toewijzingspolitiek moet er op gericht
zijn deze leegstand zoveel mogelijk te
beperken".
De kwaliteit van de woning is een
actueel onderwerp. Regelmatig
verschijnen er artikelen in de krant,
die de woongebreken aan het licht
brengen. Bekijken we in het MPW de
bouwtechnische kwaliteit van de
landelijke woningvoorraad, dan lezen
we dat eigen woningen zowel in de
voor- als in de naoorlogse voorraad,
een veel betere kwaliteit hebben.
Wat betreft de vooroorlogse woningen
wordt geconstateerd, dat de helft
bouwtechnisch matig tot slecht kan
worden genoemd. Het gaat hier om
ongeveer 810.000 woningen.
Ook het kwaliteitstekort in de
naoorlogse sector is aanzienlijk: circa
742.000 woningen met een matige tot
slechte kwaliteit. De veroudering van
deze woningen verloopt snel. Uit
onderzoek is gebleken, dat de kosten
van onderhoud aan een woning, tussen
het tiende en twintigte levensjaar bijna
verdubbelen.
Naast de bouwtechnische kwaliteit
worden de woningen ook op
woontechnische kwaliteit beoordeeld.
De tien meest vóórkomende gebreken
zijn: 1. Onveilige
elektriciteitsvoorziening; 2. Te kleine
keuken; 3. Geen keuken aanwezig; 4.
Geen bad of douche; 5. Het ontbreken
van buitenventilatie; 6. Te geringe
verdiepingshoogte; 7. Een te klein
hoofdwoonvertrek; 8. Toilet dat niet
aan de eisen voldoet; 9. Te weinig
lichtpunten en wandcontactdozen; 10.
Niet genoeg vertrekken.
Slechts zeven procent van de
woningvoorraad bestaat uit woningen
die meer dan één woontechnisch
gebrek hebben. Voor de vooroorlogse
woningen is dat twaalf procent, voor
de naoorlogse drie procent.Ook hier
geldt, dat de eigen wonigen een stuk
gunstiger beeld laten zien.
Het Ministerie van VROM heeft
Groningen
Fries land
Drenthe
Overijssel
Ge 1de rland
Utrecht
Noord-Holland
Zuid-Ho 1land
Rij nmond
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
ZIJP
Nederland
inmiddels aangekondigd, dat er voor
het komende jaar geld is vrijgemaakt
om 56.100 huurwoningen te verbeteren
en dat er meer aandacht zal worden
gegeven aan de verbetering van
naoorlogse particuliere huurwoningen.
Volgens de nieuwe begrotingscijfers
worden er in de periode 1986 tot 1990
minder nieuwbouwwoningen
gebouwd, dan in de begroting van 1985
was aangekondigd. Dit heeft te maken
met de al eerder genoemde daling van
'het woningtekort.
Het nieuwbouwprogramma is
verlaagd door het aandeel
wooneenheden in de sociale huursector
(woningen met steun van de overheid
gebouwd en huursubsidiewoningen) te
verminderen. Verder zijn binnen het
programma enkele verschuivingen
aangebracht. Zo is het aantal - door
beleggers te bouwen -
premiehuurwoningen en het aantal
premie B-koopwoningen verlaagd, ten
gunste van een verhoging van het
premie A-koopprogramma en voor de
introductie van een vrije sector met
een eenmalige bijdragen van
twintigduizend gulden voor woningen
in de stadsvernieuwingsgebieden
worden gebouwd.
Dat laatste punt wordt door
staatssecretaris Brokx in Open Huis
nader toegelicht: „Die vrije-
sectorwoning met een eenmalige
bijdrage van twintigduizend gulden is
eigenlijk een proefballon. Dat zit zo: in
1984 had ik het plan om de vrije sector
te stimuleren. We hebben toen
tienduizend woningen met een
eenmalige bijdrage van 6.500 gulden
geïntroduceerd. Dit jaar hebben we er
negentienduizend van gemaakt. Deze
woningen lopen goed. Om ook
mogelijkheden te scheppen dit soort
woningen te kunnen bouwen in
gemeenten waar de grondkosten
duurder zijn, hebben we besloten voor
achtduizend woningen van die
negen tienduizend, lokatiesubsidie te
geven. Dat wordt gewoon voortgezet.
Wat er nu weer bijkomt, zijn duizend
woningen voor de vrije sector, die in de
stadsvernieuwingsgebieden moeten
worden gebouwd. Daarvoor wordt in
één keer twintigduizend gulden
uitbetaald.
Als dit inderdaad goed gaat lopen,
zouden we kunnen overwegen of we
hetzelfde systeem, dus werken met een
eenmalig bedrag in plaats van
jaarlijks, voor de duurdere
premiehuur- en duurdere
premiekoopwoningen kunnen
gebruiken. Op die lange duur is dit
voor het rijk goedkoper. Je bent dan
van de regels af en je hoeft niet meer te
toetsen, terwijl voor de
woningwetwonigen, de premie-A-
koopwoningen en de huurwoningen
normatief feitelijk
percentage CBS-pe rcentag'-
2,3 2,5
2,0 2,3
2.0 1,7
2.1 1,8
2,1 1,9
2.5 2,1
2,7 2,6
2.6 2,7
3,3 4,4
1,9 3,0
2.1 1,6
2.2 1,7
4,0 4,3
2,4 2,4
een jaarlijkse bijdrage moet worden
uitgekeerd. Voor woningwetwoningen
en de huurwoningen duren die
bijdragen zelfs vijftig jaar lang. Daar
gaat veel geld en mankracht in zitten.
Het aardige van mijn proefballon is,
dat die nieuwe categorie woningen
bijvoorbeeld midden in de grote stad
kunnen worden gebouwd, waar het
bouwen een stuk duurder is. De eerste
twintigduizend gulden heb je nu vrij".
Op bladzijde vierendertig van de
VROM-begroting lezen we, dat het in
1984 geïntroduceerde nieuwe beleid
voor het eigen-woningbezit, succesvol
is gebleken. De programma's worden
gehaald en de woningen komen terecht
bij de huishoudens waarop het beleid is
gericht.
Uit onderzoek is gebleken, dat ruim
negentig procent van de premie-A-
koopwoningen wordt gekocht door
huishoudens, waarvan de
hoofdkostwinner tot de twee laagste
inkomensgroepen uit de regeling
behoort. Datzelfde geldt voor bijna
zeventig procent van de premie-B-
koopwoningen.
Voor de huurwoningen, geldt, dat er in
1986 een trendmatige huurverhoging
van twee procent wordt verwacht.
Deze verhoging past bij de te
verwachten geringe inflatie en de voor
1986 geldende
koopkrachtontwikkeling.
Het systeem van individuele
huursubsidie (IHS) blijft ongewijzigd.
Hoewel de begroting voor 1986 385
miljoen gulden lager uitkomt, dan men
in 1985 voor dat jaar had voorzien.
Maar van extra bezuinigingen is geen
sprake, aldus Brokx. „Er staat
inderdaad een lager bedrag in de
begroting voor 1986, maar van die 385
miljoen wordt 171 miljoen verklaard
uit de directe en indirecte effecten van
de genomen maatregelen in de
voorgaande jaren. En het resterende
bedrag krijgen we door het aanpassen
van de ramingen, dank zij het
aantrekken van de economie en
doordat er gelukkig veel minder
werklozen zijn dan waarvan we bij de
vorige ramingen nog vanuit gingen".
Tabel 2.3 De normatieve en feitelijke CBS-leegstand-
percentagea per provincie per 1 oktober 1984