Bestaand beeld neergang meekrapcultuur negentiende eeuw klopt van geen kant zee Jill Twee vrouwen op brandstapel MONOPOLIE WEINIG AANDACHT RIJK OF ARM VERVALSING STATUSVERLIES CONCLUSIE Heksenprocessen in Veere Ski-gym SCHELDEBODE VAN WOENSDAG 9 OKTOBER 1985 ZIERIKZEE - Het reeds 125 jaar be staande beeld over de vermeende neer gang van het Nederlandse meekrapbedrijf in de eerste helft van de negentiende eeuw ondervond dezer dagen een kritische con frontatie en ging onderuit. Door de presen tatie van de doctoraalscriptie maatschap pijgeschiedenis van Johan Schot aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. De (onder-)titel luidt: „De meekrapteelt en - bereiding in het licht van een alternatieve techniekopvatting". GOES/HULST/ VLISSINGEN/ZIE- RIKZEE - Het geloof aan heksen heeft in bepaalde delen van Zeeland standgehou den tot in de twintigste eeuw. Tegenwoordig is. het voornaamste po dium van de Europese heks niet langer de vrije natuur, maar het filmdoek, (jeugd)boek en stripverhaal. Ge lukkig maar, want nog niet zo vreselijk lang geleden leidde de zoge naamde 'heksenwaan' tot tonelen, waarvan de zinloze wreedheid ze tot een van de gru welijke raadsels van de geschiedenis be stempelt. Tussen ca. 1500 en 1700 heeft Midden- en West-Europa geleden onder massale heksen vervolgingen, waar van duizenden on- schuldigen het slacht offer werden. De ver dachten waren voor zo'n 80% vrouwen. Aanvankelijk als ge wone ketters be schouwd, werden de heksen er geleidelijk aan van beschuldigd zich geheel van God en de kerk te hebben af gekeerd en zich aan de duivel te hebben ge wijd, met wie ze zelfs seksuele betrekkingen onderhielden. Zo'n verbintenis met Satan werd vaak bezegeld met een officieel con tract, getekend met het bloed van de heks. Het beeld dat men zich van de heksen en hun praktijken vorm de was een wonderlij ke mengeling van ele menten uit het joods- christelijke, Grieks- Romeinse en Keltisch- Germaanse cultuur goed. Ironisch genoeg was het de moderne uitvinding van de boekdrukkunst die er voor zorgde dat de waanideeën omtrent hekserij konden wor den verbreid tot in Amerika toe. Vrouwenhaat In 1486 verscheen in Keulen het werk 'Mal leus Maleficarum', of wel de 'Heksenhamer'. Dit boek bevatte een systematische verza meling kennis omtrent de hekserij en bood te vens de methoden om heksen op te sporen en te vervolgen. Het werd het meest verbreide boek van zijn tijd. De auteurs waren de dominicaanse geeste lijken en inquisiteurs Sprenger en Kramer, lieden die men tegen woordig tot de krank zinnigen zou rekenen. De 'Heksenhamer' ademde een ziekelijke vrouwenhaat, welke een vruchtbare voe dingsbodem vond in een tijd, gekenmerkt door grote maatschap pelijke veranderingen die de traditionele ge zagsverhoudingen be dreigden. Hoewel het boek in katholieke én protestantse landen een soort bijbel voor heksenvervolgers werd en gedurende enkele eeuwen bleef, waren er toch wel en kelen die het aan de kaak stelden als zijnde een samenraapsel van drogredenen en bloed dorstige onzin. De 16- eeuwse Nederlandse arts Johannes Wier (geboren in Grave, Brabant) was zo iemand. Bekentenissen In de Nederlanden hielden de heksenver volgingen meer dan een eeuw eerder op dan in de omringende landen. Het laaste massaproces met fol teringen en terecht stellingen had plaats in 1595 in het calvinis tische centrum Utrecht. Mede door het verbrokkelde staats bestel heeft de heksen waan bij ons nooit zo gewoed als elders. In Antwerpen is er ver moedelijk zelfs nooit een heksenproces ge voerd. Maar in Zeeland wel. In 1565 vonden er twee met dodelijke afloop plaats in Veere. De 'bekentenissen' van de betreffende heksen gaven het stereotiepe beeld van zinloze boosaardigheid, die men alom de heksen toedichte. De twee slachtoffers, enkele maanden na el kaar gevonnist, heet ten Digna Robberts en Geertruid Willems dochter. Beiden had den een verbond met de duivel gesloten, die in de gedaante van een jongeman tot hen was gekomen. Als teken van het bondgenoot schap had de Boze van beiden een haarvlecht meegenomen. Ook be kenden beide dat ze met hem geslapen hadden. Heksenzalf Welke krachten en machten verkregen de beide vrouwen in ruil SCHRIFTELIJK OPGEVEN VAN „SNOEKJES" BON (s.v.p. in blokletters invullen) voor hun ziel Digna Robberts, een bejaarde vrouw, leerde van de duivel hoe ze een hek senzalf moest maken, met behulp waarvan ze op een strobundeltje in zee kon drijven, waar ze verscheidene schepen had laten ver gaan door wat van de zalf op de scheeps wand te smeren. Zo had ze bij West- kapelle een hulk, be mand met vijfenveer tig koppen, laten zin ken. Ook had ze een magische moord be gaan en iemand door aanraking lam en kreupel gemaakt. De tweede heks, Geertruid Willems dochter (ca. drieënder tig jaar oud), leerde ook al zo'n heksenzalf maken, waarmee ze een dienstmeid kreu pel maakte. Ze beloof de dat ze deze vrouw binnen veertien dagen weer gezond zou ma ken als men haar vrij liet. De rechters gin gen hier niet op in. Geertruid, die evenals Digna Robberts haar bekentenissen na fol tering had afgelegd, werd evenals haar voorgangster ver brand. In de „Heksen hamer" werd immers vurig betoogd dat door foltering verkregen bekentenissen vol doende waren om de schuld van heksen vast te stellen, en dat verder bewijs niet no dig was. Vrij onderzoek Door het tamelijk snel tanen van de hek senwaan in de Noor delijke Nederlanden hebben verscheidene Zeeuwse beklaagden in de 17e eeuw het er levend afgebracht. De religieuze verschei denheid die zich ge worteld had bracht een bepaalde mate van vrij onderzoek met zich mee, waartegen de broeierige ideologie van heksenvervolgers niet bestand bleek. In 1642 trad een van hek serij beschuldigde vrouw in Borssele zelf als aanklaagster op Ze sleepte de man die haar beschuldigd had voor de kerkeraad. Beiden werden van het heilig Avondmaal afgehouden en ver zoenden zich later met elkaar. Nog in 1674 werden er in Hoek enkele vrouwen van duivelse praktijken beschul digd. De dominee van Hoek begaf zich naar het gerecht van Axel en Terneuzen om voor de vrouwen op te ko men. De rechtbank riep vervolgens tot viermaal toe alle po tentiële aanklagers op om met bewijsstukken voor de dag te komen. Niemand verscheen. Kennelijk was het ha chelijker geworden om bewijzen van schuld aan te dragen, dan het voor de heksen was om hun onschuld te be wijzen. Een grote ver andering. JAN KUIPERS 315 Meekrap is een verza melnaam voor verschil lende kwaliteiten mee krappoeder. Dit poeder ontstond tijdens een fa bricageproces in de zoge naamde meestoven. Hier werden de wortels van de plant (Rubia Tincto- rum) tot poeder ver werkt. Afzonderlijke de len daarvan, kernvlees en vel, leverden ver schillende kwaliteiten poeder: krap, gemeene en mul. Meekrap was tot ver in de 19e eeuw de meest populaire rode verfstof. Met geen andere grondstof kon men zo'n mooie kleur rood krij gen. Daarnaast diende het meekraprood als ba sis voor verschillende mengkleuren, in het bij zonder zwart, paars en oranje. Nederland heeft door de eeuwen heen een vooraan staande positie gehad in de teelt, bereiding en handel van dit landbouwprodukt. In de 14e en 15e eeuw ontwikkelden Zeeland en de aangrenzende zeekleigebieden van Zuid- Holland en Noord-Brabant zich tot de belangrijkste pro ducenten. In de loop van de 17e eeuw wisten deze gebieden zelfs een monopoliepositie te verwerven. Van verschillende kanten is geprobeerd deze po sitie aan te tasten. De beslis sende aanval kwam tenslotte van Franse zijde. Rond 1820 ,werd in Nederland de invloed van deze concurrentie merk baar. Met een geheel van de Ne derlandse meestoven afwij kende bereidingswijze slaagde Frankrijk in de loop van de 19e eeuw er in om zich tot een geduchte concurrent te ont wikkelen. Nederland schakel de rond het midden van de 19e eeuw over op gedeeltelijk fa brieksmatige produktiewijze. Rond 1865 was deze omschake ling voltooid. Enige jaren later vond men een procédé dat de synthetische bereiding van de kleurstof mogelijk maakte. Dit heeft tenslotte geleid tot het verdwijnen van de mee krapwortels van de akkers. De concurrentiestrijd tussen de twee landen halverwege de 19e eeuw en de twee verschil lende technische systemen van bereiding: fabrieksmatig door Frankrijk en ambachtelijk door Nederland, vormen het op ervaring gegronde deel van de scriptie van Johan Schot. Hij heeft een model ontworpen waarbij de ontwikkeling van een techniek wordt gezien als een variatie- en selectieproces. Dit model wordt getoetst op de meekrapteelt en -bereiding in de vorige eeuw. Johan: „Ik wilde in ieder geval historisch onderzoek doen en belandde al snel bij de landbouw omdat de technische ontwikkeling daar tot nog toe erg weinig aandacht heeft ge kregen in de literatuur. Ik wil de er achter zien te komen in hoeverre het menselijk hande len het historisch proces be paalt; via welk soort mecha nismen technische ontwikke ling voortschrijdt. Zodoende ontwierp ik een model waarin de perceptie ontvankelijkheid van groepen centraal staat. Het laat zien dat die perceptie plaatsvindt langs bepaalde machtsstructuren; dat men al tijd zijn belangen afschermt". Zijn eerste opzet was, dit model zowel op vlas als op meekrap toe te passen. Het laatste produkt bleek echter zo 'complex, dat vlas afviel. Daarnaast stuitté. Johan tij dens zijn bronbestudering op feitenmateriaal dat „van geen kant klopte". Dit bestond gro tendeels uit een monografie van C. Wiskerke uit 1952. De daarin gepresenteerde verkla ring over vermeende neergang van de meekrapcultuur was overigens ook al te vinden in een publicatie uit 1850. In alle studies en artikelen die na 1952 verschenen, werd er steeds van uitgegaan dat deze gege vens klonten ..StiifkonDigheid in de literatuur", noemt Johan Schot het. Hij onderzocht de bronnen opnieuw en kwam tot een heel andere conclusie. Het formaat van de scriptie is daardoor enigszins uit de hand gelopen; het vors werk in de oude archieven nam ander half jaar in beslag. Voor het resultaat kreeg hij van zijn professoren veel lof toege zwaaid: „Het werk drijft op krachtige en sturende ideeën". Tot de publicatie rust op het proefschrift een etnbargo. Voor oftze Zeeuwse bladen wilde Jo han Schot echter wel één en ander vertellen. We hadden een gesprek met hem in zijn woonplaats Rotterdam, waar bij hij uitgebreid ingaat op de verschillende bereidingswijzen in Frankrijk en Nederland. Dit om tot een beter begrip van de probleemstelling te komen. „De vrij zwakke plant is af komstig uit het oosten en heeft veel zon nodig. De cultuur vond plaats via een vrucht- wisselingssysteem. Jonge kie men werden van de oude wor tels gescheurd en in het voor jaar geplant. Zaaien, wat goedkoper is, was hier in Ne derland vanwege het klimaat niet mogelijk. Verder kon het gewas slecht tegen vocht; het was al met al een wisselvallig produkt. De boer kon er zowel rijk als arm door worden. Bracht een akker met tarwe halverwege de 19e eeuw zo'n 73 gulden op aan pachtwaarde, meekrap bracht onder goede condities 483 gulden in de beurs. De boer moest dus een zekere kapitaalkracht bezitten om de risico's te kunnen dra gen die aan de verbouw van meekrap vastzaten. Misoog sten waren niet zeldzaam". „Na 2 of 3 jaar werden de grote wortelstokken, tot 1 me ter, gedolven. Het was een hele kunst om die zo heel mogelijk uit de grond te krijgen. De del vers werden dan ook vrij goed betaald. Vervolgens werden de wortels naar de stoof ge bracht. De stoven waren altijd eigendom van een aantal boe ren, 10 tot 16. Zij werden pro- portionarissen genoemd. Ieder bezat een deel; het was te duur een stoof alleen te onderhou den. De boeren/ eigenaars lie ten er om de beurt hun mee krap bereiden. Het ging om kleine hoeveelheden. De bruikbare kleurstof in de wor tels bedroeg slechts 3%. De be reidingswijze ging volgens wettelijke voorschriften. Ne derland had een grote naam op het gebied van meekrap hoog te houden. Zo mochten er bijvoorbeeld geen partijen worden vermengd en werd de wortel in drie fasen verwerkt. De boeren zagen dit als een bescherming van hun eigen positie". „In de stoof werkten een aantal losse werklieden en een droger. De droger was een be langrijk man in het verwer kingsproces. Er was veel vak bekwaamheid voor nodig om te kunnen bepalen wanneer de wortels droog genoeg waren. In de droogtoren werden de wortels op planken gelegd. Een oven met verwarmings kanalen zorgde voor een eerste droging in tweemaal 24 uur. Daarna werden de wortels ge dorst op de dorsvloer. Eerst werd de buitenkant tot kleine stukjes geslagen. De aarde werd zorgvuldig los gezeefd want deze had een nadelig ef fect op de kleurstof. Die stuk jes werden dan nog eens ge droogd op de eest: een kanaal waarin een vuurtje werd ge stookt, afgedekt met een paar- deharen deken. Eenmaal droog ging de massa in de starripbak. Via een door paar den aangedreven nokkenas werd het geheel door stampers fijngestampt. Deze van de bui tenkant van de plant afkom stige poeder, mul, had de min ste kwaliteit en werd apart opgeborgen. Vervolgens werd hetzelfde procédé nog eens ge volgd met het vlezige gedeelte van de wortel, wat de gemeene opleverde, en met de kern die de krap leverde. Die krap was veel geld waard. Het poeder werd meestal verkocht in de verhouding van twee delen krap qp één deel gemeene". „Omdat men wel probeerde nn*der met de slechtere mulle te vervalsen waren die wette lijke voorschriften zo belang rijk. Maar met de onnauw keurige methoden van de keurmeesters was de kwaliteit moeilijk te controleren". Vanaf de 14e eeuw werd deze bereidingsmethode toegepast. Rotid 1845 doet een nieuwe techniek haar intrede. De pro bleemstelling in de scriptie van Johan Schot luidt kort ge zegd als volgt: „Waarom gaat men in Nederland pas dan over op een nieuwe techniek, ter wijl dat in Frankrijk al veel eerder gebeurde. En waarom komt deze techniek er aanzien lijk anders uit te zien dan de Franse Johan Schot: „Tot nog toe is het beeld geschetst dat het meekrapbedrijf in de 19e eeuw stagneerde, dat er een afbraak van stoven plaatsvond, dat de prijzen voor het Nederlandse produkt sterk daalden en de bereidingswijze hier te lande te duur was. Dit alles zou het gevolg zijn van de Franse con currentie. Daar schakelde men namelijk na 1820 over op een fabrieksmatige bereiding. Bo vendien kreeg de Franse mee krapindustrie later nog een flinke stoot in de rug door de uitvinding en vervaardiging van preparaten als garancine: een chemische afscheiding van de kleurstof waardoor vooral de transportkosten sterk wer den beperkt". „Dat Nederland niet over schakelde op fabrieksmatige verwerking werd altijd toege schreven aan een verregaand conservatisme van de boeren: „Die stomme, luie Hollanders met hun instelling van Jan Saliegeest". Ik zeg dat ze met vernieuwingen hebben ge wacht uit rationeel econo misch gedrag". „Bij het napluizen van vele archiefbronnen is mij geble ken dat de produktie helemaal niet stagneerde. Grafieken ge ven dat aan. De verschillende korte periodes van neergang tussen 1820 en 1840 hebben een klimatologische oorzaak. In landbouwverslagen heb ik kunnen terugvinden dat er in die jaren een aantal zware misoogsten waren. Wiskerke beweert bijvoorbeeld ook dat de meenij verheid terugliep. Dat kan ik eveneens weerleg gen. Veel stoven gaven om be lasting-technische reden niet op dat ze bestonden. Een aan tal daarvan heb ik boven wa ter weten te halen. Er hebben in Nederland zo'n 150 stoven gestaan, waarvan 90 in Zee land. Zo zijn er nog een aantal beweringen die niet kloppen en werd de Franse bloei zeer overdreven. Dit ligt vooral in het feit dat vorige studies zich bijna uitsluitend baseren op gegevens van de Kamer van Koophandel in Rotterdam. Meekrap werd verhandeld via Rotterdam. De boeren ver kochten het aan stapelhande laren, die het op hun beurt verkochten naar vooral Enge land en Duitsland". „In de jaren vóór 1840 klaagden de stapelhandelaren steen en been dat het zo slecht ging. Maar wat gebeurt er als je daar bronnenkritiek op gaat toepassen Dan blijkt het ge klaag te zijn ingegeven door puur opportunisme. Ze wilden dat de overheid enkele wetten zou aannemen om hun positie veilig te stellen. In Frankrijk was namelijk de tussenhandel helemaal weggevallen nadat ze daar waren overgegaan op fabrieksmatige verwerking van de meekrap. Dat ze de si tuatie zo overtrokken blijkt vooral op het moment dat te genstanders van die wetten dezelfde argumentatie gaan gebruiken, dan zeggen de han delaren plotseling dat het wel goed gaat. Uit alles blijkt dat de noodzaak om te vernieu wen niet zo groot was. De con currentie van de Franse mee krap viel tot 1845 nogal mee". „Aan een bepaalde techniek, in dit geval de verwerking van meekrap, stellen bepaalde groepen eisen en problemen. Een aantal daarvan worden er uitgepikt en verder in behan deling genomen. Dat is wat ik het variatie- en selectieproces noem; een soort van besluit vormingsproces zou je ook kunnen zeggen. Aan de oude verwerkingstechniek werden tot 1840 geen problemen ge steld omdat er belangen in waren geïnvesteerd. De nieu we Franse techniek zou name lijk tot gevolg hebben dat de boeren niet langer zelf hun meekrap mochten bereiden; statusverlies dus. Bovendien zou het leiden tot een gevoelig economisch verlies. Dat was de reden waarom Nederlandse boeren apert tegen de fa brieksmatige verwerking van meekrap waren. Een heel ra tioneel standpunt; hun belan gen waren er mee gemoeid". „Ze werden pas ontvanke lijk voor een nieuwe aanpak toen in 1845 in Frankrijk de garancine opkwam. Gelijktij dig vonden er veranderingen plaats óp de afzetmarkt. De massagoederenindustrie kwam op. Daardoor hadden de ververijen behoefte aan grote re en homogene hoeveelheden kleurstof. Frankrijk ontwik kelt in die tijd eveneens een nieuw maal- en droogsysteem. Dan moet Nederland wel mee in de vaart der technische vooruitgang. Na 1850 worden hier dan ook alle belemmeren de wetten in ijltempo afge schaft. Toch stuitten plannen voor fabrieken nog op verzet, zowel bij de boeren als de sta pelhandelaren". „Totdat de handelaren hun inkomsten zo sterk achteruit zien gaan dat ze gezamenlijk gaan investeren in fabrieken. Rotterdam krijgt de eerste; Zierikzee volgt als tweede. Het waren echter uitsluitend ga rancine fa brieken die hier werden gebouwd. De boeren bleven de meekrap produce ren in hun stoven; in de fa brieken van de bandelaren werd daaruit de verfstof afge scheiden". Men had dus gezamenlijke belangen waardoor er een sa menwerking tot stand kwam. „Deze specifieke situatie be paalde het aanzien van de Ne derlandse ontwikkeling die zich duidelijk onderscheidde van de technische ontwikke ling in Frankrijk". Na deze veranderingen geven volgens Johan Schot de produktiecij- fers tot het einde van de eeuw nog een langzame en gestage groei te zien. Mede door de in voer van verwarmingstoestel len neemt ook de kwaliteit van de verfstof nog toe. Een zeer intelligente uitvinding om het stampsysteem te verbeteren, waardoor slechts één paard het werk hoeft te doen, wordt echter niet meer doorgevoerd. Ook dat valt te verklaren met het model van variatie- en se lectieproces volgens Johan. „De oplossingen die men zocht gingen in die tijd al in de rich ting van fabrieksmatige aan pak door middel van stoom machines. Binnen die methode werd gewerkt met een maal- systeem. Het paste dus niet in de stroom van die tijd om dan nog het stampsysteem te ver beteren". „Ik kom met mijn onder zoek tot de conclusie dat be paalde groepen in de samenle ving een mening hebben die objectief gezien niet de beste is, maar die het beste bij hun belangen past. En dat zij via bepaalde machtsstructuren in de samenleving technische ontwikkelingen bepalen. Ik ben me er van bewust dat dit een politieke stelling is. Het is dan ook mijn overtuiging dat je altijd verschillende groepen in het besluitvormingsproces moet betrekken. Want techni sche ontwikkeling is nu een maal niet een objectief neu traal ding dat tegenover de mens staat. Het is iets waarin allerlei waarden belichaamd zijn en allerlei belangen mee spelen. Naar gelang een be paald belang meer inspraak krijgt, gaat de techniek er an ders uitzien. Dat geeft ook de studie naar de meekrapteelt te zien. In het machtsconflict in Frankrijk hebben de fabri kanten het weten te winnen van de boeren, waardoor de eersten alle macht naar zich toe trokken. In Nederland wa ren de boeren dusdanig sterk dat zij dat hebben weten af te weren. Technische ontwikke ling is dus geen autonoom pro ces", aldus Johan. Door middel van het invullen en insturen van onderstaande bon kunt u „Snoekjes" zonder slagregel en met een niet strikt zakelijk karakter opgeven. De tekst kunt u invullen óp onderstaande bon. waarbij u voor elke letter, leesteken of spatie één vakje moet gebruiken. Het eerste woord van de advertentie wordt in een groter lettertype gezet, zodat u het best de tekst met het onderwerp kunt beginnen. Betaling: Na invulling kunt u AAN DE ZIJKANT HET BEDRAG AFLEZEN dat u moet betalen. - Voor toezending van brieven onder nummer dient u 3,25 extra te betalen. Als contante betaling kunt u een groene betaalcheque of een blauwe girobetaalkaart (dus géén giro- of bankoverschrijving) insturen. Bij niet-contante betaling ontvangt u een acceptgirokaart waarvoor wij u echter 3,- administratiekosten in rekening moeten brengen. De bon dient u te zenden aan: De Scheldebode, Torenstraat 5, 4381 ET Vlissingen of £t te geven op dit of de volgende adressen: De Schefdebode, Langeviele 7, Middelburg; Huson, Kanaalstraat 45, Souburg. Afsluittijden: Torenstraat Vlissingen maandag 16.00 uur Overige aanleveradressen maandag 10.00 uur Let op: Na ieder woord of cijfer één vakje overslaan. Voor iedere punt of komma één vakje gebruiken. Prijs incl. 5% BTW 3,81 5,08 6,35 7,62 8,89 10,16 11,43 12,70 Rubriek,: Naam: Postcode/Woon plaats: Plaatsingsdatum: Adres: Telefoon: VLISSINGEN - Ook dit sei zoen bestaat in Vlissingen weer de mogelijkheid om on der leiding van een erkende lerares deel te nemen aan ski- gymnastiek. De lessen worden gegeven in de gymzaal van de Frans Naereboutschool aan de Grote Markt op vrijdagavond van halfzeven tot halfacht. Men kan zich inschrijven aan de zaal. Voor telefonische inlich tingen kan men terecht bij J. Nas, telefoon 01184-13374.

Krantenbank Zeeland

Scheldebode | 1985 | | pagina 15