Bestaand beeld neergang meekrapcultuur
negentiende eeuw klopt van geen kant
zee
Jill
Twee vrouwen
op brandstapel
MONOPOLIE
WEINIG AANDACHT
RIJK OF ARM
VERVALSING
STATUSVERLIES
CONCLUSIE
Heksenprocessen in Veere
Ski-gym
SCHELDEBODE VAN WOENSDAG 9 OKTOBER 1985
ZIERIKZEE - Het reeds 125 jaar be
staande beeld over de vermeende neer
gang van het Nederlandse meekrapbedrijf
in de eerste helft van de negentiende eeuw
ondervond dezer dagen een kritische con
frontatie en ging onderuit. Door de presen
tatie van de doctoraalscriptie maatschap
pijgeschiedenis van Johan Schot aan de
Erasmus Universiteit in Rotterdam. De
(onder-)titel luidt: „De meekrapteelt en -
bereiding in het licht van een alternatieve
techniekopvatting".
GOES/HULST/
VLISSINGEN/ZIE-
RIKZEE - Het geloof
aan heksen heeft in
bepaalde delen van
Zeeland standgehou
den tot in de twintigste
eeuw. Tegenwoordig is.
het voornaamste po
dium van de Europese
heks niet langer de
vrije natuur, maar het
filmdoek, (jeugd)boek
en stripverhaal. Ge
lukkig maar, want nog
niet zo vreselijk lang
geleden leidde de zoge
naamde 'heksenwaan'
tot tonelen, waarvan
de zinloze wreedheid
ze tot een van de gru
welijke raadsels van
de geschiedenis be
stempelt.
Tussen ca. 1500 en
1700 heeft Midden- en
West-Europa geleden
onder massale heksen
vervolgingen, waar
van duizenden on-
schuldigen het slacht
offer werden. De ver
dachten waren voor
zo'n 80% vrouwen.
Aanvankelijk als ge
wone ketters be
schouwd, werden de
heksen er geleidelijk
aan van beschuldigd
zich geheel van God en
de kerk te hebben af
gekeerd en zich aan de
duivel te hebben ge
wijd, met wie ze zelfs
seksuele betrekkingen
onderhielden. Zo'n
verbintenis met Satan
werd vaak bezegeld
met een officieel con
tract, getekend met
het bloed van de heks.
Het beeld dat men
zich van de heksen en
hun praktijken vorm
de was een wonderlij
ke mengeling van ele
menten uit het joods-
christelijke, Grieks-
Romeinse en Keltisch-
Germaanse cultuur
goed. Ironisch genoeg
was het de moderne
uitvinding van de
boekdrukkunst die er
voor zorgde dat de
waanideeën omtrent
hekserij konden wor
den verbreid tot in
Amerika toe.
Vrouwenhaat
In 1486 verscheen in
Keulen het werk 'Mal
leus Maleficarum', of
wel de 'Heksenhamer'.
Dit boek bevatte een
systematische verza
meling kennis omtrent
de hekserij en bood te
vens de methoden om
heksen op te sporen en
te vervolgen. Het werd
het meest verbreide
boek van zijn tijd.
De auteurs waren de
dominicaanse geeste
lijken en inquisiteurs
Sprenger en Kramer,
lieden die men tegen
woordig tot de krank
zinnigen zou rekenen.
De 'Heksenhamer'
ademde een ziekelijke
vrouwenhaat, welke
een vruchtbare voe
dingsbodem vond in
een tijd, gekenmerkt
door grote maatschap
pelijke veranderingen
die de traditionele ge
zagsverhoudingen be
dreigden. Hoewel het
boek in katholieke én
protestantse landen
een soort bijbel voor
heksenvervolgers
werd en gedurende
enkele eeuwen bleef,
waren er toch wel en
kelen die het aan de
kaak stelden als zijnde
een samenraapsel van
drogredenen en bloed
dorstige onzin. De 16-
eeuwse Nederlandse
arts Johannes Wier
(geboren in Grave,
Brabant) was zo
iemand.
Bekentenissen
In de Nederlanden
hielden de heksenver
volgingen meer dan
een eeuw eerder op
dan in de omringende
landen. Het laaste
massaproces met fol
teringen en terecht
stellingen had plaats
in 1595 in het calvinis
tische centrum
Utrecht. Mede door het
verbrokkelde staats
bestel heeft de heksen
waan bij ons nooit zo
gewoed als elders. In
Antwerpen is er ver
moedelijk zelfs nooit
een heksenproces ge
voerd.
Maar in Zeeland wel.
In 1565 vonden er twee
met dodelijke afloop
plaats in Veere. De
'bekentenissen' van de
betreffende heksen
gaven het stereotiepe
beeld van zinloze
boosaardigheid, die
men alom de heksen
toedichte.
De twee slachtoffers,
enkele maanden na el
kaar gevonnist, heet
ten Digna Robberts en
Geertruid Willems
dochter. Beiden had
den een verbond met
de duivel gesloten, die
in de gedaante van een
jongeman tot hen was
gekomen. Als teken
van het bondgenoot
schap had de Boze van
beiden een haarvlecht
meegenomen. Ook be
kenden beide dat ze
met hem geslapen
hadden.
Heksenzalf
Welke krachten en
machten verkregen de
beide vrouwen in ruil
SCHRIFTELIJK OPGEVEN VAN „SNOEKJES"
BON (s.v.p. in blokletters invullen)
voor hun ziel Digna
Robberts, een bejaarde
vrouw, leerde van de
duivel hoe ze een hek
senzalf moest maken,
met behulp waarvan
ze op een strobundeltje
in zee kon drijven,
waar ze verscheidene
schepen had laten ver
gaan door wat van de
zalf op de scheeps
wand te smeren.
Zo had ze bij West-
kapelle een hulk, be
mand met vijfenveer
tig koppen, laten zin
ken. Ook had ze een
magische moord be
gaan en iemand door
aanraking lam en
kreupel gemaakt.
De tweede heks,
Geertruid Willems
dochter (ca. drieënder
tig jaar oud), leerde
ook al zo'n heksenzalf
maken, waarmee ze
een dienstmeid kreu
pel maakte. Ze beloof
de dat ze deze vrouw
binnen veertien dagen
weer gezond zou ma
ken als men haar vrij
liet. De rechters gin
gen hier niet op in.
Geertruid, die evenals
Digna Robberts haar
bekentenissen na fol
tering had afgelegd,
werd evenals haar
voorgangster ver
brand. In de „Heksen
hamer" werd immers
vurig betoogd dat door
foltering verkregen
bekentenissen vol
doende waren om de
schuld van heksen
vast te stellen, en dat
verder bewijs niet no
dig was.
Vrij onderzoek
Door het tamelijk
snel tanen van de hek
senwaan in de Noor
delijke Nederlanden
hebben verscheidene
Zeeuwse beklaagden
in de 17e eeuw het er
levend afgebracht. De
religieuze verschei
denheid die zich ge
worteld had bracht
een bepaalde mate van
vrij onderzoek met
zich mee, waartegen
de broeierige ideologie
van heksenvervolgers
niet bestand bleek. In
1642 trad een van hek
serij beschuldigde
vrouw in Borssele zelf
als aanklaagster op
Ze sleepte de man die
haar beschuldigd had
voor de kerkeraad.
Beiden werden van
het heilig Avondmaal
afgehouden en ver
zoenden zich later met
elkaar.
Nog in 1674 werden
er in Hoek enkele
vrouwen van duivelse
praktijken beschul
digd. De dominee van
Hoek begaf zich naar
het gerecht van Axel
en Terneuzen om voor
de vrouwen op te ko
men. De rechtbank
riep vervolgens tot
viermaal toe alle po
tentiële aanklagers op
om met bewijsstukken
voor de dag te komen.
Niemand verscheen.
Kennelijk was het ha
chelijker geworden om
bewijzen van schuld
aan te dragen, dan het
voor de heksen was om
hun onschuld te be
wijzen. Een grote ver
andering.
JAN KUIPERS
315
Meekrap is een verza
melnaam voor verschil
lende kwaliteiten mee
krappoeder. Dit poeder
ontstond tijdens een fa
bricageproces in de zoge
naamde meestoven. Hier
werden de wortels van
de plant (Rubia Tincto-
rum) tot poeder ver
werkt. Afzonderlijke de
len daarvan, kernvlees
en vel, leverden ver
schillende kwaliteiten
poeder: krap, gemeene
en mul. Meekrap was tot
ver in de 19e eeuw de
meest populaire rode
verfstof. Met geen andere
grondstof kon men zo'n
mooie kleur rood krij
gen. Daarnaast diende
het meekraprood als ba
sis voor verschillende
mengkleuren, in het bij
zonder zwart, paars en
oranje.
Nederland heeft door de
eeuwen heen een vooraan
staande positie gehad in de
teelt, bereiding en handel van
dit landbouwprodukt. In de
14e en 15e eeuw ontwikkelden
Zeeland en de aangrenzende
zeekleigebieden van Zuid-
Holland en Noord-Brabant
zich tot de belangrijkste pro
ducenten. In de loop van de 17e
eeuw wisten deze gebieden
zelfs een monopoliepositie te
verwerven. Van verschillende
kanten is geprobeerd deze po
sitie aan te tasten. De beslis
sende aanval kwam tenslotte
van Franse zijde. Rond 1820
,werd in Nederland de invloed
van deze concurrentie merk
baar.
Met een geheel van de Ne
derlandse meestoven afwij
kende bereidingswijze slaagde
Frankrijk in de loop van de
19e eeuw er in om zich tot een
geduchte concurrent te ont
wikkelen. Nederland schakel
de rond het midden van de 19e
eeuw over op gedeeltelijk fa
brieksmatige produktiewijze.
Rond 1865 was deze omschake
ling voltooid. Enige jaren later
vond men een procédé dat de
synthetische bereiding van de
kleurstof mogelijk maakte.
Dit heeft tenslotte geleid tot
het verdwijnen van de mee
krapwortels van de akkers.
De concurrentiestrijd tussen
de twee landen halverwege de
19e eeuw en de twee verschil
lende technische systemen van
bereiding: fabrieksmatig door
Frankrijk en ambachtelijk
door Nederland, vormen het op
ervaring gegronde deel van de
scriptie van Johan Schot. Hij
heeft een model ontworpen
waarbij de ontwikkeling van
een techniek wordt gezien als
een variatie- en selectieproces.
Dit model wordt getoetst op de
meekrapteelt en -bereiding in
de vorige eeuw.
Johan: „Ik wilde in ieder
geval historisch onderzoek
doen en belandde al snel bij de
landbouw omdat de technische
ontwikkeling daar tot nog toe
erg weinig aandacht heeft ge
kregen in de literatuur. Ik wil
de er achter zien te komen in
hoeverre het menselijk hande
len het historisch proces be
paalt; via welk soort mecha
nismen technische ontwikke
ling voortschrijdt. Zodoende
ontwierp ik een model waarin
de perceptie ontvankelijkheid
van groepen centraal staat.
Het laat zien dat die perceptie
plaatsvindt langs bepaalde
machtsstructuren; dat men al
tijd zijn belangen afschermt".
Zijn eerste opzet was, dit
model zowel op vlas als op
meekrap toe te passen. Het
laatste produkt bleek echter zo
'complex, dat vlas afviel.
Daarnaast stuitté. Johan tij
dens zijn bronbestudering op
feitenmateriaal dat „van geen
kant klopte". Dit bestond gro
tendeels uit een monografie
van C. Wiskerke uit 1952. De
daarin gepresenteerde verkla
ring over vermeende neergang
van de meekrapcultuur was
overigens ook al te vinden in
een publicatie uit 1850. In alle
studies en artikelen die na 1952
verschenen, werd er steeds
van uitgegaan dat deze gege
vens klonten ..StiifkonDigheid
in de literatuur", noemt Johan
Schot het. Hij onderzocht de
bronnen opnieuw en kwam tot
een heel andere conclusie.
Het formaat van de scriptie
is daardoor enigszins uit de
hand gelopen; het vors werk in
de oude archieven nam ander
half jaar in beslag. Voor het
resultaat kreeg hij van zijn
professoren veel lof toege
zwaaid: „Het werk drijft op
krachtige en sturende ideeën".
Tot de publicatie rust op het
proefschrift een etnbargo. Voor
oftze Zeeuwse bladen wilde Jo
han Schot echter wel één en
ander vertellen. We hadden
een gesprek met hem in zijn
woonplaats Rotterdam, waar
bij hij uitgebreid ingaat op de
verschillende bereidingswijzen
in Frankrijk en Nederland. Dit
om tot een beter begrip van de
probleemstelling te komen.
„De vrij zwakke plant is af
komstig uit het oosten en heeft
veel zon nodig. De cultuur
vond plaats via een vrucht-
wisselingssysteem. Jonge kie
men werden van de oude wor
tels gescheurd en in het voor
jaar geplant. Zaaien, wat
goedkoper is, was hier in Ne
derland vanwege het klimaat
niet mogelijk. Verder kon het
gewas slecht tegen vocht; het
was al met al een wisselvallig
produkt. De boer kon er zowel
rijk als arm door worden.
Bracht een akker met tarwe
halverwege de 19e eeuw zo'n
73 gulden op aan pachtwaarde,
meekrap bracht onder goede
condities 483 gulden in de
beurs. De boer moest dus een
zekere kapitaalkracht bezitten
om de risico's te kunnen dra
gen die aan de verbouw van
meekrap vastzaten. Misoog
sten waren niet zeldzaam".
„Na 2 of 3 jaar werden de
grote wortelstokken, tot 1 me
ter, gedolven. Het was een hele
kunst om die zo heel mogelijk
uit de grond te krijgen. De del
vers werden dan ook vrij goed
betaald. Vervolgens werden de
wortels naar de stoof ge
bracht. De stoven waren altijd
eigendom van een aantal boe
ren, 10 tot 16. Zij werden pro-
portionarissen genoemd. Ieder
bezat een deel; het was te duur
een stoof alleen te onderhou
den. De boeren/ eigenaars lie
ten er om de beurt hun mee
krap bereiden. Het ging om
kleine hoeveelheden. De
bruikbare kleurstof in de wor
tels bedroeg slechts 3%. De be
reidingswijze ging volgens
wettelijke voorschriften. Ne
derland had een grote naam
op het gebied van meekrap
hoog te houden. Zo mochten er
bijvoorbeeld geen partijen
worden vermengd en werd de
wortel in drie fasen verwerkt.
De boeren zagen dit als een
bescherming van hun eigen
positie".
„In de stoof werkten een
aantal losse werklieden en een
droger. De droger was een be
langrijk man in het verwer
kingsproces. Er was veel vak
bekwaamheid voor nodig om
te kunnen bepalen wanneer de
wortels droog genoeg waren.
In de droogtoren werden de
wortels op planken gelegd.
Een oven met verwarmings
kanalen zorgde voor een eerste
droging in tweemaal 24 uur.
Daarna werden de wortels ge
dorst op de dorsvloer. Eerst
werd de buitenkant tot kleine
stukjes geslagen. De aarde
werd zorgvuldig los gezeefd
want deze had een nadelig ef
fect op de kleurstof. Die stuk
jes werden dan nog eens ge
droogd op de eest: een kanaal
waarin een vuurtje werd ge
stookt, afgedekt met een paar-
deharen deken. Eenmaal
droog ging de massa in de
starripbak. Via een door paar
den aangedreven nokkenas
werd het geheel door stampers
fijngestampt. Deze van de bui
tenkant van de plant afkom
stige poeder, mul, had de min
ste kwaliteit en werd apart
opgeborgen. Vervolgens werd
hetzelfde procédé nog eens ge
volgd met het vlezige gedeelte
van de wortel, wat de gemeene
opleverde, en met de kern die
de krap leverde. Die krap was
veel geld waard. Het poeder
werd meestal verkocht in de
verhouding van twee delen
krap qp één deel gemeene".
„Omdat men wel probeerde
nn*der met de slechtere mulle
te vervalsen waren die wette
lijke voorschriften zo belang
rijk. Maar met de onnauw
keurige methoden van de
keurmeesters was de kwaliteit
moeilijk te controleren".
Vanaf de 14e eeuw werd deze
bereidingsmethode toegepast.
Rotid 1845 doet een nieuwe
techniek haar intrede. De pro
bleemstelling in de scriptie
van Johan Schot luidt kort ge
zegd als volgt: „Waarom gaat
men in Nederland pas dan over
op een nieuwe techniek, ter
wijl dat in Frankrijk al veel
eerder gebeurde. En waarom
komt deze techniek er aanzien
lijk anders uit te zien dan de
Franse
Johan Schot: „Tot nog toe is
het beeld geschetst dat het
meekrapbedrijf in de 19e eeuw
stagneerde, dat er een afbraak
van stoven plaatsvond, dat de
prijzen voor het Nederlandse
produkt sterk daalden en de
bereidingswijze hier te lande
te duur was. Dit alles zou het
gevolg zijn van de Franse con
currentie. Daar schakelde men
namelijk na 1820 over op een
fabrieksmatige bereiding. Bo
vendien kreeg de Franse mee
krapindustrie later nog een
flinke stoot in de rug door de
uitvinding en vervaardiging
van preparaten als garancine:
een chemische afscheiding van
de kleurstof waardoor vooral
de transportkosten sterk wer
den beperkt".
„Dat Nederland niet over
schakelde op fabrieksmatige
verwerking werd altijd toege
schreven aan een verregaand
conservatisme van de boeren:
„Die stomme, luie Hollanders
met hun instelling van Jan
Saliegeest". Ik zeg dat ze met
vernieuwingen hebben ge
wacht uit rationeel econo
misch gedrag".
„Bij het napluizen van vele
archiefbronnen is mij geble
ken dat de produktie helemaal
niet stagneerde. Grafieken ge
ven dat aan. De verschillende
korte periodes van neergang
tussen 1820 en 1840 hebben een
klimatologische oorzaak. In
landbouwverslagen heb ik
kunnen terugvinden dat er in
die jaren een aantal zware
misoogsten waren. Wiskerke
beweert bijvoorbeeld ook dat
de meenij verheid terugliep.
Dat kan ik eveneens weerleg
gen. Veel stoven gaven om be
lasting-technische reden niet
op dat ze bestonden. Een aan
tal daarvan heb ik boven wa
ter weten te halen. Er hebben
in Nederland zo'n 150 stoven
gestaan, waarvan 90 in Zee
land. Zo zijn er nog een aantal
beweringen die niet kloppen
en werd de Franse bloei zeer
overdreven. Dit ligt vooral in
het feit dat vorige studies zich
bijna uitsluitend baseren op
gegevens van de Kamer van
Koophandel in Rotterdam.
Meekrap werd verhandeld via
Rotterdam. De boeren ver
kochten het aan stapelhande
laren, die het op hun beurt
verkochten naar vooral Enge
land en Duitsland".
„In de jaren vóór 1840
klaagden de stapelhandelaren
steen en been dat het zo slecht
ging. Maar wat gebeurt er als
je daar bronnenkritiek op gaat
toepassen Dan blijkt het ge
klaag te zijn ingegeven door
puur opportunisme. Ze wilden
dat de overheid enkele wetten
zou aannemen om hun positie
veilig te stellen. In Frankrijk
was namelijk de tussenhandel
helemaal weggevallen nadat
ze daar waren overgegaan op
fabrieksmatige verwerking
van de meekrap. Dat ze de si
tuatie zo overtrokken blijkt
vooral op het moment dat te
genstanders van die wetten
dezelfde argumentatie gaan
gebruiken, dan zeggen de han
delaren plotseling dat het wel
goed gaat. Uit alles blijkt dat
de noodzaak om te vernieu
wen niet zo groot was. De con
currentie van de Franse mee
krap viel tot 1845 nogal mee".
„Aan een bepaalde techniek,
in dit geval de verwerking van
meekrap, stellen bepaalde
groepen eisen en problemen.
Een aantal daarvan worden er
uitgepikt en verder in behan
deling genomen. Dat is wat ik
het variatie- en selectieproces
noem; een soort van besluit
vormingsproces zou je ook
kunnen zeggen. Aan de oude
verwerkingstechniek werden
tot 1840 geen problemen ge
steld omdat er belangen in
waren geïnvesteerd. De nieu
we Franse techniek zou name
lijk tot gevolg hebben dat de
boeren niet langer zelf hun
meekrap mochten bereiden;
statusverlies dus. Bovendien
zou het leiden tot een gevoelig
economisch verlies. Dat was
de reden waarom Nederlandse
boeren apert tegen de fa
brieksmatige verwerking van
meekrap waren. Een heel ra
tioneel standpunt; hun belan
gen waren er mee gemoeid".
„Ze werden pas ontvanke
lijk voor een nieuwe aanpak
toen in 1845 in Frankrijk de
garancine opkwam. Gelijktij
dig vonden er veranderingen
plaats óp de afzetmarkt. De
massagoederenindustrie
kwam op. Daardoor hadden de
ververijen behoefte aan grote
re en homogene hoeveelheden
kleurstof. Frankrijk ontwik
kelt in die tijd eveneens een
nieuw maal- en droogsysteem.
Dan moet Nederland wel mee
in de vaart der technische
vooruitgang. Na 1850 worden
hier dan ook alle belemmeren
de wetten in ijltempo afge
schaft. Toch stuitten plannen
voor fabrieken nog op verzet,
zowel bij de boeren als de sta
pelhandelaren".
„Totdat de handelaren hun
inkomsten zo sterk achteruit
zien gaan dat ze gezamenlijk
gaan investeren in fabrieken.
Rotterdam krijgt de eerste;
Zierikzee volgt als tweede. Het
waren echter uitsluitend ga
rancine fa brieken die hier
werden gebouwd. De boeren
bleven de meekrap produce
ren in hun stoven; in de fa
brieken van de bandelaren
werd daaruit de verfstof afge
scheiden".
Men had dus gezamenlijke
belangen waardoor er een sa
menwerking tot stand kwam.
„Deze specifieke situatie be
paalde het aanzien van de Ne
derlandse ontwikkeling die
zich duidelijk onderscheidde
van de technische ontwikke
ling in Frankrijk". Na deze
veranderingen geven volgens
Johan Schot de produktiecij-
fers tot het einde van de eeuw
nog een langzame en gestage
groei te zien. Mede door de in
voer van verwarmingstoestel
len neemt ook de kwaliteit van
de verfstof nog toe. Een zeer
intelligente uitvinding om het
stampsysteem te verbeteren,
waardoor slechts één paard
het werk hoeft te doen, wordt
echter niet meer doorgevoerd.
Ook dat valt te verklaren met
het model van variatie- en se
lectieproces volgens Johan.
„De oplossingen die men zocht
gingen in die tijd al in de rich
ting van fabrieksmatige aan
pak door middel van stoom
machines. Binnen die methode
werd gewerkt met een maal-
systeem. Het paste dus niet in
de stroom van die tijd om dan
nog het stampsysteem te ver
beteren".
„Ik kom met mijn onder
zoek tot de conclusie dat be
paalde groepen in de samenle
ving een mening hebben die
objectief gezien niet de beste
is, maar die het beste bij hun
belangen past. En dat zij via
bepaalde machtsstructuren in
de samenleving technische
ontwikkelingen bepalen. Ik
ben me er van bewust dat dit
een politieke stelling is. Het is
dan ook mijn overtuiging dat
je altijd verschillende groepen
in het besluitvormingsproces
moet betrekken. Want techni
sche ontwikkeling is nu een
maal niet een objectief neu
traal ding dat tegenover de
mens staat. Het is iets waarin
allerlei waarden belichaamd
zijn en allerlei belangen mee
spelen. Naar gelang een be
paald belang meer inspraak
krijgt, gaat de techniek er an
ders uitzien. Dat geeft ook de
studie naar de meekrapteelt te
zien. In het machtsconflict in
Frankrijk hebben de fabri
kanten het weten te winnen
van de boeren, waardoor de
eersten alle macht naar zich
toe trokken. In Nederland wa
ren de boeren dusdanig sterk
dat zij dat hebben weten af te
weren. Technische ontwikke
ling is dus geen autonoom pro
ces", aldus Johan.
Door middel van het invullen en insturen van onderstaande bon kunt u „Snoekjes"
zonder slagregel en met een niet strikt zakelijk karakter opgeven. De tekst kunt u
invullen óp onderstaande bon. waarbij u voor elke letter, leesteken of spatie één
vakje moet gebruiken. Het eerste woord van de advertentie wordt in een groter
lettertype gezet, zodat u het best de tekst met het onderwerp kunt beginnen.
Betaling: Na invulling kunt u AAN DE ZIJKANT HET BEDRAG AFLEZEN dat u moet betalen.
- Voor toezending van brieven onder nummer dient u 3,25 extra te betalen. Als
contante betaling kunt u een groene betaalcheque of een blauwe girobetaalkaart
(dus géén giro- of bankoverschrijving) insturen. Bij niet-contante betaling ontvangt u
een acceptgirokaart waarvoor wij u echter 3,- administratiekosten in rekening
moeten brengen.
De bon dient u te zenden aan:
De Scheldebode, Torenstraat 5, 4381 ET Vlissingen of £t te geven op dit of de volgende adressen:
De Schefdebode, Langeviele 7, Middelburg; Huson, Kanaalstraat 45, Souburg.
Afsluittijden: Torenstraat Vlissingen maandag 16.00 uur
Overige aanleveradressen maandag 10.00 uur
Let op: Na ieder woord of cijfer één vakje overslaan.
Voor iedere punt of komma één vakje gebruiken.
Prijs incl.
5% BTW
3,81
5,08
6,35
7,62
8,89
10,16
11,43
12,70
Rubriek,:
Naam:
Postcode/Woon plaats:
Plaatsingsdatum:
Adres:
Telefoon:
VLISSINGEN - Ook dit sei
zoen bestaat in Vlissingen
weer de mogelijkheid om on
der leiding van een erkende
lerares deel te nemen aan ski-
gymnastiek.
De lessen worden gegeven
in de gymzaal van de Frans
Naereboutschool aan de Grote
Markt op vrijdagavond van
halfzeven tot halfacht. Men
kan zich inschrijven aan de
zaal. Voor telefonische inlich
tingen kan men terecht bij J.
Nas, telefoon 01184-13374.