Zeeuwse bouwcapaciteit
voor tachtig procent benut
M. Leenhouts, voorzitter Zeeuwse bouworganisatie:
Nieuw kantoorpand voor
Bouwfonds-Woonwijzer
Capaciteit
Hoop
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiyf
Op vrijdag 26 april werd het nieuwe kantoorpand van de
combinatie Bouwfonds-Woonwijzer in Middelburg. Van de
Lange Delft verhuisde de combinatie naar de Lange Geere 15,
boven de parkeerkelder.
üiiriiiiiiiiiiiitiiiiiiiifiiiiiiiiiHiiiiii!itiiii!iim!iiiiiiiiiirfNiii^fiiiiiiiiiittfriiii!iiiiiitiitiiiiiiiiiiuiiiiiifiiiitnfiiNiiiiiiiiiiiiiiii|i^
dinsdag 14 mei 1985
pagina 3
M. Leenhouts.
De heer M.J. Leenhouts, voorzitter van
de Zeeuwse afdeling van het
Nederlands Verbond van Ondernemers
in de bouwnijverheid, vindt de
ontwikkeling van zijn bedrijfstak
zorgelijk. „Vooral op Schouwen en
Duiveland en in het westelijk deel van
Zeeuwsch-Vlaanderen is het een dooie
boel", zegt hij. „Zeer veel
aannemersbedrijven kunnen zich daar
slechts met heel veel moeite staande
houden".
Als verklaring wijst hij naar de
bevolkingafname, waardoor er ook
minder vraag op de woningmarkt
wordt uitgeoefend. In Midden-Zeeland,
op Walcheren en in Zuid-Beveland
liggen de bouwactiviteiten op een
redelijk niveau, maar hebben dan ook
diverse diensten en het provinciaal
bestuur zich geconcentreerd.
Dat betekent zeker voor de bedrijven
dat de mogelijkheden om continuïteit
in het werk te behouden zeer moeilijk
is, vooral voor degenen in de
probleemgebieden. Dat zijn er
weliswaar niet zo veel, maar die er wel
gevestigd zijn - vooral op Schouwen-
Duiveland en Tholen - zijn behoorlijk
in de problemen. Zij houden zich
staande door het werk verder van huis
te zoeken. Verdere ontsluiting van deze
gebieden en het aantrekken van
kleinschalige bedrijven zou zeker enig
soelaas bieden. „In dit opzicht mag er
best wat gestimuleerd worden, hetzij
vanuit het provinciale bestuur, hetzij
door steun van rijkswege", vindt
Leenhouts.
„Als ik zie wat voor inspanning
sommige provincies doen om rijkshulp
uit Den Haag te krijgen, dan kan er
door het Zeeuwse provinciale bestuur
ook wel een extra inspanning worden
gedaan om iets dergelijks voor elkaar
te krijgen. Zeeland is tenslotte een
prachtig gebied. Het heeft tal van
mogelijkheden zowel op recreatief als
op industrieel gebied. Het ligt aan diep
vaarwater en is derhalve aantrekkelijk
voor industriële vestiging. Ik vind dat
deze mogelijkheden nog lang niet
voldoende uitgebuit zijn".
Onlangs is er weer een gedeelte van
havenplan in Vlissingen-Oost
aanbesteed. Leenhouts: „Een positief
bericht". Maar hij relativeert met: „Of
dit activiteiten voor de Zeeuwse
bouwnijverheid zal veroorzaken, weet
ik niet. De werken die daar in
uitvoering komen zijn van een
dergelijke omvang dat ik niet
verwacht dat Zeeuwse aannemers
hieraan mee zullen doen.
Dit geldt echter voor meer werken. Dit
komt doordat we in een streek zitten
waar weinig groter werk gebeurt en
daardoor raken wij - de Zeeuwse
aannemers dus - een stuk van de
markt kwijt. Voor een bouwbedrijf is
het belangrijk dat hij een thuismarkt
heeft, een thuismarkt die vertrouwen
geeft en als basis dient voor zijn
opereren.
Immers, als die basis te smal is, zal het
bedrijf moeten afslanken en dat heeft
weer tot gevolg als er zich groot werk
voordoet, de Zeeuwse aannemer er
geen deel aan kan hebben".
Als de bedrijven in Zeeland maximaal
draaien, hebben er 8000 tot 10.000 man
werk in de bouw. Dit is de laatste jaren
wel wat terug gevallen. Ook de aanwas
is minder en dat baart de aannemers
zorgen. Leenhouts: „Tenslotte zijn we
verantwoordelijk voor de opleiding in
onze bedrijven en opleiding doe je niet
voor een volgend jaar maar voor een
periode van dertig, veertig jaar.
Maar om jonge mensen een kans te
geven zul je ze ook in de gelegenheid
moeten stellen hun opleiding af te
maken en dat is in de bouwnijverheid
van hedentendage moeilijk.
Vakmanschap in de bouw betreft grote
handvaardigheid en die doe je niet op
in een week of een maand".
Leenhouts schat, dat op dit ogenblik
zes- a zevenduizend mensen bij
Zeeuwse aannemers werk hebben. Dat
is dus zeventig tot tachtig procent van
de volledige capaciteit. Voor de
opleiding van jonge bouwvakarbeiders
zijn de bedrijven binnen hun
organisatie een
samenwerkingsverband aangegaan,
dat speciaal voor de opleiding van
jonge arbeiders in de bouw zorgt.
„Per jaar kunnen we veertig a vijftig
leerlingen hebben en dat zouden er
eigenlijk 25 meer moeten zijn. Maar
daar hebben we op dit ogenblik de
mogelijkheden niet voor. In dit
samenwerkingsverband moet twee
derde van de leerlingen in het werk
zijn. Dit betekent dus dat er per jaar
100 leerlingen in de bedrijfstak moeten
komen. Dat is uiteraard veel te weinig,
want het zouden er eigenlijk 200
moeten zijn, gemeten naar het
natuurlijke uittreden van de ouderen".
Leenhouts legt uit, dat de
achteruitgang van het totale
bouwvakkersarsenaal in Zeeland ook
de slagvaardigheid van de bedrijven op
den duur aantast. Indien de bouw weer
opbloeit, zullen Zeeuwse bedrijven
genoodzaakt zijn om bouwvakkers van
elders aan te trekken, misschien zelfs
hele bedrijven van elders moeten
inschakelen. Door een dergelijke
ontwikkeling zal de slagvaardigheid
van de Zeeuwse aannemer steeds
verminderen.
Leenhouts: „Mijn hoop is gevestigd op
een algemene opleving van de
economie en dat ook Zeeland daar de
nodige graantjes van zal meepikken. Ik
kan mij niet voorstellen dat in een
gebied dat zo uitermate gunstig
gelegen is zich geen mogelijkheden
zullen voordoen om deze provincie
verder tot ontwikkeling te brengen.
Ook op het gebied van de recreatie kan
er nog wel het een en ander van de
grond komen, bijvoorbeeld om de
recreant langere tijd in de provincie te
houden.
Ik ben geen voorstander van
werktijdverkorting. Ik kan mij
voorstellen dat de vakvereniging bij
een puur mathematische redenering
voor de werkgelegenheid winst ziet. De
factor arbeid is echter geen wiskundig
vast te stellen hoeveelheid. De omvang
van het werk in het algemeen wisselt
voortdurend en naarmate er meer
krachten bij een bepaald werk
betrokken zijn, zal ook de kostprijs van
.dit werk omhoog gaan. Als de kostprijs
omhoog gaat, zal de opdrachtgever
minder gauw geneigd zijn tot
aanbesteden. Dit geldt vooral voor het
werk in de onderhoudssfeer éh dat is
toch een belangrijke factor iri'ons
.bedrijf.
Om nog even terug te komen op de
grote werken die er nu in deze
provincie in uitvoering zijn, ik vind dat
er meer Zeeuwse bedrijven moeten
worden ingeschakeld. In de toekomst
komen er mogelijk nog meer van zulke
projekten, ik denk aan de mogelijke
aanleg van een vaste oeververbinding
over of door de Westerschei de. Bij de
uitvoering van de Deltawerken in de
Oosterschelde zijn nauwelijks Zeeuwse
bedrijven betrokken geweest en dat is
beslist niet goed geweest".
Mr. Stal van de Raad van Bestuur van het Bouwfonds en directeur
Michielsen van Woonwijzer Zuidwest Vastgoed Verkoopmaatschappij B.V.
verrichtten de openingshandeling: het hijsen van een vlag.
Al een j aar is er nu een samenwerkingsverband tussen het Bouwfonds e
Nederlandse Gemeenten en Woonwijzer Zuidwest. Woonwijzer behartigt de e
belangen van het Bouwfonds in Zeeland. Het gaat enerzijds om de
verwerving van bouwgronden en anderzijds de verkoop van alle
Bouwfonds-produkten, zoals woningen, hypotheken en verzekeringen.
Daarnaast worden ook nieuwbouwwoningen van aannemers en bestaande e
woningen in verkoop genomen.
De resultaten van de samenwerking over het afgelopen jaar kunnen tamelijk e
bevredigend worden genoemd, vindt Woonwijzer Zuidwest. Naar
verwachting zullen dit jaar rond 100 nieuwbouwwoningen en bestaande
woningen worden verkocht en zal het bedrag aan hypotheken de tien miljoen
gulden halen.
De verhuizing werd noodzakelijk door de groei van de activiteiten. Nu heeft e
men de beschikking over 175 vierkante meter kantoorruimte. Het betekent e
voor de klanten, dat zij zaken kunnen doen in één van de drie gerieflijke
spreekkamers.
nieuwe kantoor van Bouwfonds- Woonwijzer aan de Lange Geere.