Samenwonen voor belasting gelijk aan huwelijk Inkomen tweeverdieners wordt zwaarder belast Achteruitgang in middeninkomens Eén van de opvallendste details in het regeringsbeleid voor 1985 is de afronding van de zogenaamde tweeverdienersmaatregelen in het fiscale vlak. In dat jaar volgt de voltooiing van de overgang naar het nieuwe systeem waarbij de fiscus niet langer onderscheid maakt tussen gehuwden en samenwonenden en waarbij het financiële draagvlak van alleenverdieners en tweeverdieners enigszins gelijk wordt getrokken. Het wetsontwerp is inmiddels door de Tweede Kamer aanvaard en wordt nog deze maand besproken en afgewerkt door de Eerste Kamer. Voor tweeverdieners betekent dit dat met ingang van 1 januari 1985 het gezamenlijk besteedbare inkomen er maximaal vijf procent op achteruit kan gaan. Alleenverdieners gaan er in 1985 gemiddeld anderhalf procent op vooruit. Derde fase Arbeidstoeslag BELASTING PERCENTi f f f f f f f f f f f f f f woensdag 12 december 1984 pagina 7 De achteruitgang voor de tweeverdieners kan vooral oplopen in gevallen waarbij gehuwde partners tezamen een inkomen genieten dat boven de premiegrens voor de AOW/AWW ligt. Vanaf 1 januari 1985 zullen beiden, net als ongehuwd samenwonenden, apart premieplichtig zijn. De maximaal te betalen premie voor de AOW/AWW ligt dit jaar op 8.233,- en die wordt bereikt bij een premie inkomen van 62.850,-. Wie dus méér dan dit bedrag verdient, hoeft daarover geen AOW-premie meer te betalen. In het algemeen wordt die premie automatisch ingehouden. Dat geldt voor alle werknemers, dus ook voor gehuwde vrouwen, hoewel die geen zelfstandig recht op een AOW/AWW-uitkering hadden. Ter compensatie gold tot dusver dat de beide inkomens bij elkaar konden worden geteld. gllllllllllIllllllllllllllimillllllllllllllllllllllllllllllilIIllllHiig Onlangs heeft het ministerie van S E financiën de resultaten gepubliceerd van een studie naar de= E teruggang in inkomen in de periode E 1981,1982,1983. De groep van twee e E maal modaal (met een bruto- E inkomen van ca. 70.000.-) heeft in e E die drie j aar circa 12,8 procent aan e E koopkracht moeten inleveren. Voor E andere groepen waren die E percentages als volgt: E minimum -7,3 procent E iets boven minimum -6,7 procent E E modaal -9,8 procent E 4x modaal -8,4 procent. E Als verklaring voor de r koopkrachtdaling voor met name deE L wat hogere inkomensgroepen voerde het ministerie aan dat het effect van arbeidstijdverkorting e jjjjjj met name bij middelhoge inkomens e relatief sterker zou doorwerken dan bij lagere inkomens, terwijl de j§ hoogste inkomensgroepen op E zichzelf al minder met dit verschijnsel te maken hebben. Als dit totaal dan boven de premiegrens (bij een inkomen dus van 62.850,-) uitkwam, kon premie die bij de vrouw was ingehouden over inkomen dat daarbovenuit ging, worden teruggevorderd. Die mogelijkheid gaat dus volledig vervallen, hetgeen betekent dat in situaties waarbij beide partners samen meer dan 62.850,- premie-inkomen verdienen alleen al op grond hiervan de achteruitgang per jaar maximaal 8.233,- zal zijn. (De werkelijke bedragen zullen in 1985 vermoedelijk nog iets hoger uitvallen, omdat te verwachten is dat de premiegrens weer iets wordt opgetrokken). Over de tweeverdieners is, zoals bekend, al enige jaren veel te doen. Op 1 januari van dit jaar zijn al enkele maatregelen ingevoerd die als 'eerste en tweede fase tweeverdieners' te boek stonden. Belangrijkste kenmerk daarvan was de gewijzigde indeling in tariefgroepen en de aanpassing van de belastingvrije voeten aan het principe dat man en vrouw gelijke rechten hebben en dat tweeverdieners meer belasting kunnen betalen dan alleenverdieners. De nu aangekondigde belastingmaatregelen worden 'derde fase tweeverdieners' genoemd en deze beoogt een verdere verfijning van die uitgangspunten. Het pakket aan maatregelen is overigens niet zo ingrijpend als de opheffing van de terugvorderbaarheid van AOW-premie. De bedoeling is de algemene belastingvrije sommen voor tweeverdieners en alleenstaanden jonger dan 27 jaar (tariefgroep 1) verder te verlagen. En wel van 7.662,- op dit moment tot 7.168,-. De echte alleenverdiener die tevens kostwinner is (tariefgroep 3) krijgt een hogere toeslag en ziet de belastingvrije som stijgen van 13.200,- tot 14.752,-. Alleenstaanden van 27 jaar en ouder (tariefgroep 2) zien hun belastingvrije som eveneens stijgen, en wel van 10.298,- tot 10.752,-. In dit kader is trouwens van belang dat ook de leeftijdsgrens waarbij ongehuwden overgaan van tariefgroep 1 naar 2 verlaagd wordt van 35 jaar tot 27 jaar. Ook de leeftijdsgrens waarbij ongehuwd samenwonenden als tweeverdieners worden beschouwd, wordt verlaagd, namelijk van 27 tot 18 jaar. De belastingvrije som in tariefgroep 4 (alleenstaande ouders) wordt iets verlaagd. Dit jaar kon de belastingvrije som tot maximaal 17.431,- stijgen indien de ongehuwde ouder buitenshuis werkte, en een kind had te verzorgen jonger dan 16 jaar dat niet in de eigen huishouding werkte (schoolgaand was). De toeslag in zo'n situatie van Vt van de arbeidsinkomsten met een maximum van 4.333,- blijft gehandhaafd. Maar de algemene belastingvrije som voor tariefgroep 4 wordt verlaagd van 13.200,- tot 12.903,-. Na 1985 wordt ook de leeftijdsgrens van het te verzorgen kind verlaagd. Een pluspuntje voor tweeverdieners is de invoering van een arbeidstoeslag. Volgens de huidige plannen zal per 1 januari de belastingvrije som verhoogd kunnen worden met een bedrag van 397,- voor iedereen die met een werkkring buitenshuis een inkomen Tweeverdieners gaan meer belasting betalen. verwerft. Wie tijdelijk ziek is, kan eveneens aanspraak maken op die toeslag. Tweeverdieners kunnen ieder voor zich voor die toeslag in aanmerking komen. Voor tweeverdieners met kinderen jonger dan 12 jaar kan die arbeidstoeslag worden verhoogd met een extra toeslag in verband met de dan noodzakelijke extra kosten van kinderopvang. Die toeslag bedraagt dan voor elk der tweeverdieners 768,-, zodat de totale arbeidstoeslag op 1.065,- per persoon kan uitkomen. Voor de alleenstaande ouder met jonge kinderen geldt die toeslag niet: die heeft namelijk recht op de alleenstaande-oudertoeslag van maximaal 4.333,-. Nog een voordeeltje kan schuilen in het plan om een eventueel onbenut deel van de belastingvrije voet van de ene tweeverdiener bij de belastingvrije som van de ander te tellen. Dit wordt in het fiscaal jargon aangeduid als 'integrale en zuivere voetoverheveling'. Tot nu toe werd dit geregeld door een systeem van verschillende drempels naarmate de hoogte van het tweede inkomen. Nu is daarvoor een vaste formule gekozen. Beide tweeverdieners hebben elk recht op een belastingvrije voet van 7.168,- (afgezien van toeslagen). Dus samen 14.336,-. Verdient de vrouw bijvoorbeeld maar 5.000,-, dan laat zij dus 2.168,- van haar belastingvrije voet onbenut. Die 2.168,- worden dan opgeteld bij de belastingvrije voet van haar man. Zodat bij elkaar de belastingvrije voeten toch op 14.336,- uitkomen. Verder zijn er nog een aantal maatregelen voorgesteld, die met name bedoeld zijn om de situatie van gehuwd of ongehuwd samenwonen gelijk te trekken, namelijk: - bij kosten die in aanmerking komen voor aftrek wegens 'buitengewone lasten' (bijvoorbeeld ziektekosten, studiekosten en kosten van levensonderhoud van kinderen voor wie geen kinderbijslag of kinderaftrek genoten wordt), kunnen vanaf 1 januari 1985 ook ongehuwd samenwonenden de regeling voor gehuwden toepassen (wél worden volgend jaar de onzuivere inkomens van beide partners ter bepaling van de zogenaamde drempels bij elkaar opgeteld); - in huwelijkssituaties zal de rentevrij stelling (van momenteel 700,-) worden verdubbeld tot 1400,-. Dit omdat ongehuwde partners wél al elk 700,- vrijstelling konden claimen. Datzelfde moet gaan gelden voor de dividend vrij stelling, die in huwelijkssituaties van 500,- naar 1.000,- zal gaan (en bij dividenden van PPM's zelfs naar 2.000,-). Deze verdubbeling is dus ongeacht de vraag of de huwelijkspartner werkt. Die verdubbeling zal niet gelden indien de partners ongehuwd samenwonen; - er wordt een wettelijke regeling voorbereid waarbij het mogelijk zal worden dat ook bij ongehuwd samenwonenden de ene partner via fiscaal aftrekbare premies een pensioen voor de partner op kan bouwen. ÏJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU van wmEN tot 9.334 16% 9.334 16.534 1.493 25% 16.534 30.853 3.293 32% 30.853 43.447 7.875 42% 43.447 63.358 13.164 52% 63.358 88.916 23.517 61% 88.916 117.491 39.107 67% 117.491 222.987 58.252 70% 222.987 f 132.099 72% aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiMiiiimiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiHiiiiimiiiiiiiii'. Deze tabel toont hoeveel belasting in 1985 betaald moet worden. De bedragen onder 'belasting' vermelden de belastingen zoals die gelden bij het laagste inkomen van die belastingschijf (de eerste kolom). Wanneer het inkomen hoger ligt dan op de bodem van die schijf, wordt over dat extra bedrag een percentage aan belasting be taald. Dat percentage staat in kolom 4 onder 'percentage'. Voorbeeld: Iemand met een inkomen van 40.000 gulden, betaalt 7875 gulden belasting (kolom 3) over zijn eerste 30.853 gulden inkomen en over het resterende inkomen van 9147 gulden be taalt hij 25 procent (kolom 4).

Krantenbank Zeeland

Scheldebode | 1984 | | pagina 33