In gesprek met Boguslaw Schatter
Kei Takei's „Light
SCHELDEBODE VAN WOENSDAG 17 JUN11981
203
Komponist Boguslaw
Schaffer (Polen)
Donderdag 25 juni:
10.00
uur Workshop/Inleiding
Boguslaw Schaffer over
zijn kompositie. Non stop
for piano 6 - 480 (1969).
14.00 uur Uitvoering
Non-stop for piano in zo
mogelijk de versie van 8
uur door de komponist,
Ensemble MW2 (Polen) en
workshop-leden.
Vrijdag 26 juni:
20.30 uur Lezing Bogus
law Schaffer
22.00 uur ensemble MW2
Boguslaw Schaffer
Quartet two pieces, out of
Tune II en Heraklitiana.
22.30
MW2.
uur Ensemble
Zaterdag 27 juni
20.00 uur Harmonie uit
Noordscharwoude o.l.v.
Ed Boogaard met Guus
Janssen, piano-solist.
Boguslaw Schaffer -
Audience II
Boguslaw
Quartet SG.
Schaffer -
u begrijpt, wat, ik hednel
iïVAl
UWI
MU
Hoe ongebruikelijk ook, laat ik
beginnen met een „negatief" ge
luid. De Poolse componist Bogus
law Schaffer wil geen muziek,
maar slechts klankexploratie.
Daartegenover: hij wantrouwt de
noten en vertrouwt op de intuïtie.
Weer een in Polen vaak gelan
ceerde opmerking: Schaffer wil
theater bedrijven en test zijn
werk in kleine ensembles uit zijn
omgeving in Krakau. Daartegen
over: hij schreef ook de meest mi-
nitieus uitgewerkte partituren,
waarin niets aan het toeval is
overgelaten. Hij bewondert We-
bern (gesloten), maar ook Cage
(open). Negatief is weer bedoeld:
hij stoelt in de studio met appara
tuur. Maar wat het sterkst opvalt,
is de romatische sfeer die zijn ta-
pe-muziek kenmerkt... En zo kan
men doorgaan, geen oeuvre stikt
zo van de tegenstellingen, is zo
„rijk" aan contrasten en stelling
namen. Men weigert te geloven
dat dit het werk is van een man.
Er zijn tientallen Schaffers. Wil
de echte Schaffer opstaan? dacht
ik en bezocht de componist op het
Herfstfestival van Warschau in
september jongstleden. En heb ik
de „echte" Schaffer ontdekt?
Boguslaw Schaffer werd gebo
ren op 6 juni 1929 in Lwow. Zijn
familie was kunstzinnig actief.
Hij studeerde viool in Opolo - al
treedt hij nu uitsluitend nog op
als pianist in ensembles met eigen
werk - en daarna meer serieus
compositie bij Arthur Malawski
in Krakau. Een en ander niet fa
natiek; hij vindt dat zijn enige
(18-jarige) zoon, ondanks duide
lijke begaafdheid - een uitne
mend gehoor - niet in het vak
moet doorgaan. Maar beter niet....
Al op 17-jarige leeftijd schreef
Schaffer koormuziek, atonale ka
mermuziek en solocomposities.
Zeventien jaar: we zijn in 1946.
Polen isoleert zich van het Westen
•in een socialistisch realisme. In
1953 studeert hij af in de muzie
kwetenschap bij Zsdzislaw Jachi-
mecki en schrijft hij het eerste
Poolse twaalftoonswerk voor or
kest, afgezien van een aantal zeer
eigen experimenten van Jozef
Koffler, die het klaar speelde om
twaalftoonstechnieken te verwer
ken in een typisch Frans klankge
middelde.
Van 1953 tot 1958 was Schaffer
als geen ander actief, ook op theo
retisch terrein: in ongeveer vijf
jaar schreef hij exact tien boeken.
Muziekwetenschap, theorie: het
boeide hem allemaal, maar na
aanvullende compositielessen bij
Luigi Nono (1959) hakte hij de
knoop door en besloot zich geheel
exclusief aan het componeren te
wijden. Men kan niet zeggen dat
hij onopgemerkt bleef: tussen 1959
en 1966 behaalde hij een 12-tal
compositieprijzen. Maar een
„gangbare" Poolse grootheid
werd hij niet, er ontbrak een „ge
zicht": elk werk van een Pende-
recki, een Gorecki, een Baird is
direct herkenbaar. Schaffer bleef
en blijft ongrijpbaar. Bovendien
irriterde zijn theoretische know
how, zeg maar: betweterigheid.
Wat had het te betekenen dat zijn
nieuwste publikatie naast voor
beelden van Bario, Boulez, Bus-
sotti, Kagel, Ligeti, Messiaen, No
no, Stockhausen, Webern en Xe-
nakis om slechts de meest promi
nent vertegenwoordigden te noe
men, ook nog voorbeelden toonde
van eigen werk en vrijwel niet
van collega's? Tsja, wanneer je
een handboek voor het compone
ren samentelt, wil je zoveel moge
lijk verschillende voorbeelden
zien te vinden...
Onder veel collega's proef je een
afstand nemen: „Schaffer was
voor ons in de vijftiger jaren de
belangrijkste bron van informa
tie, maar inmiddels is er veel ge
beurd". Schaffer als wandelend
monument kortom. En als wanke
lend componist, wordt er bij ge
dacht. Die wereld is psychologisch
niet onverklaarbaar, men wil op
eigen benen staan en pleegt de
klassieke „vadermoord". Sinds
1967 redigeert Schaffer het onre
gelmatig verschijnend blad Fo
rum Musicum dat geheel aan het
eigentijdse componeren is gewijd,
sinds '63 doceert hij compositie
aan de Staatshogeschool voor mu
ziek te Krakau. Van zijn leerlin
gen is Adam Walachinski in ons
land enige malen uitgevoerd, an
dere namen: Barbara Buczkowna,
Barbara Buczek, Stefan Ehren-
kreutz, Zbigniew Lampart, Jef
frey Lewis, Serenella Marega, Jo
zef Rychlik, Ewa Synowiec,
Adrian Thomas en Roy Walcott.
Van de vrouwelijke componisten
vindt hij vooral Buczkowna bij
zonder begaafd. Een talent van
veelbelovend kaliber is voorts
Lampart, die voor zijn 20e levens
jaar al vele prijswinnende com
posities op zijn naam bracht.
Buzckowna werd in 1975 op het
Herfstfestival van Warschau uit
gevoerd: Anekumena, Concerto
for 89 instruments. Dat willen:
slechts enkele delen durfde men
aan; Lampart heeft zijn kans nog
niet gekregen.
Om weer terug te keren op
Schaffer zelf, in de periode 1969-
'76 brachten toernees van een en
semble uit Krakau zijn theater
composities ter discusie in onder
meer Londen, Amsterdam, Parijs,
Oslo, Wenen, Istanbul, Evanston
en Shiraz. Het „grote" publiek is
deze manifestaties totaal ont
gaanHet meest spectaculair
zijn ongetwijfeld deze theater
werken. Schaffer onderscheidt:
1. Visuele muziek waaronder,
vooral opvalt: Experimenta voor
pianist (op twee piano's) eh orkest
uit 1971, wat is op te vatten als een
experiment met het publiek, een
„test" van de toehoorders.
2. Actie-mvziek, waarbij de be
weging belangrijker is dan de
muziek, centraal is hier: Heracli-
tiana voor 12 alternatieve solisten
en tape uit 1970.
3. Muziek voor acteurs: karakte
ristiek in deze scenario-muziek is
het Fragment voor twee acteurs
en cellist uit 1968.
4. Happenings, met het ook in
Nederland niet onbekende Non
stop voor piano uit 1960 met een
speelduur, variabel van 6 minuten
tot 8 uren (de wereldpremiere
door Zygmunt Krauze afwisse
lend met John Tibury duurde 7
uren, een Amsterdamse versie
van Krauze alleen nam „slechts"
uur in beslag, de Franse afwis
selend met Gerard Fremy 6ft, de
NCRV bezit een band van 30 mi
nuten).
5. Instrumentaal theater met als
bekendste werk TIS MW2 uit 1963
(zie voorbeeld). Wederom geldt
IStM
dat Schaffer er zich niet als een
Jantje van Polen van heeft afge
maakt. Zijn verhandelingen over
het inwerken van theater op mu
ziek en vice versa behoren tot de
meest doordachte.
Het wordt tijd meer orde op za
ken te stellen. Wat zijn de feiten?
Elk werk geeft een „oplossing"
van een speciaal probleem. Daar
door is vrijwel elk stuk „nieuw"
in niet zelden meerdere opzichten.
Slechts een enkele maal herhaalt
Schaffer zich (en daarin onder
scheidt hij zich dus sterk van zijn
Poolse collega's): bijvoorbeeld
Howl voor 3 acteurs en kameror
kest uit 1966 en de Symfonie in
negen delen uit 1973. Hij gaat
daarin zo ver dat hij zelfs enigs
zins science-fictionachtige mu
ziek schreef: de serie idee-pro-
gramma's, ontwerpen die over zeg
maar 20 jaar misschien zinvol
ontwikkeld kunnen worden, zo
als: PR-I nr. 2 voor een nieuw,
nog niet bestaand instrument uit
1958 (let op haar jaartal) of de
Ontwerpen voor een automati
sche muzikale compositie of een
automatische theatercompositie
(beide uit 1962).
De eisen die Schaffer stelt, zijn
vaak uitzonderlijk: in de serie
emotiografische muziek moet in
compositie bavo (1972) een danse
res ook goed kunnen zingen! Een
belangrijke rol speelt het begrip
decompositie, een steeds meer
toegepaste term in de moderne
muziek (stroming sinds ongeveer
1955) waarin het compositieproces
met het tradionele proces. De
;open vorm, het de-componeren,
paste Schaffer het eerst in zijn
pianocomposities toe. Het meest
uitgevoerde werk van Schaffer
(160 uitvoeringen) is in dit genre
het Quartet voor twee pianisten
en twee willekeurige uitvoeren
den (Quartet 2 2) uit 1965. Bij dit
alles steeds weer andere combi
naties, steeds weer andere bezet
tingen en instrumentaties. Geen
stuk voor orkest is geschreven
voor een bestaande bezetting.
Schaffer composities zijn het
eindresultaat van een groot aan
tal notities (hij schreef tot nu toe
180 composities, door hem zelf
verdeeld in 20 genres), die hij ze
ker niet minder belangrijk acht:
een compositie is maar het topje
van de ijsberg. De nieuwe muziek
ontstaat voor Schaffer niet uit no
ten, maar uit ideeën, dat is duide
lijk. Hij herinnert in menig op
zicht aan Charles Ives, die hij
overigens al in 1951 goed leerde
kennen bij prof. Jachimecki, zelf
een leerling van Schönberg en
zeer ruimdenkend. Voor Schaffer
is componeren: samenstellen in de
zin van collageachtig werken in
de tijd. Trefwoord: veelvormig
heid. Daarbij komt de voorliefde
voor compositorische inversie:
zijn jazzcomposities zijn strikt
uitgeschreven, zelfs voor het slag
werk (beste voorbeelden: Music
for MI voor vibrafoon, jazzensem-
ble en orkest uit 1963 en Jaz Con
certo voor orkest uit 1969), terwijl
daarentegen kamermuziek waar
men een synchroniteit voorop
stelt, vaak vorm- en zelfs noten
loos gecomponeerd is. Het woord
„notenloos" in Schafferachtig, als
Wie meent dat Schaffer zich
modieus baseert op experimenten
buitenshuis, vergist zich sterk.
Natuurlijk, het intereseert hem
hevig wat elders gebeurt, hij volgt
alles, „vreet" alles, hoort je uit
over Nederlandse avantgardisten
en is daarbij geïnteresseerderin
het werk van pakweg Dick Ray-
makers dan (weer: pakweg) Hen
drik Andriessen. Nederlandse
partituren heeft hij bij tientallen
onder ogen gehad, in zijn Maly in-
formator muzyki XX wieku (1975)
treft men zelfs in ons land minder
bekende werken van bijvoorbeeld
Geert van Keulen aan. Dat Tris
tan Keuris een prijs behaalde,
zegt hem wat: „dat is die compo
nist die '46 is geboren, als Rych-
lick en Sinopoli". Ik bedoel maar:
hij weet meer van de Nederlandse
muziek dan de gemiddelde Ne-
derlndse criticus, dat staat vast.
Kritieken schreef Schaffer ook,
met tegenzin, als noodzakelijke
inkomstenbron: „Ik ben compo
nist en niets anders". Maar over
criticus gesproken, hij staat niet
kriekloos tegenover zijn eigen
wrk: „Miserbele muziek schreef
'ik ook bijvoorbeeld het trio voor
harp, altviool, fluit met toonband,
beide Fassungen, acht ik volledig
mislukt". De meestr geslagde
composities? „Wellicht het Viool
concert uit 1963, Scultura, petite
symphonie uit 1960 (premiere
Herfstfestival 1965) -1960 was een
vruchtbaar jaar - en de Quattro
movimenti voor piano en orkest
uit 1957". Maar het is reeds opge
merkt: men doet Schaf fers oeuvre
onrecht door dat vst te pinnen op
„afgeronde werken". Hij is een
man van ideeën. Ik zet op een
rijtje:
1. 1955-'56: muziek zonder no
ten, zoals de Studie in diagram
voor piano (het begrip- „diagram"
is bijna magisch geladen voor
Schaffer, het belangrijkste in zijn
compositieleerboek acht hij de
diagrammen!)
2. 1958: grafische diagramparti
tuur voor orkest, zoals Tertium
datur voor klavecimbel en instru
menten, grafische stukken voor
orkest waren toen nog niet eerder
geschreven.
3. Vanaf 1963: composities voor
musici en acteurs als TIS MW2.
4. Vanaf 1968: boven-parame-
trische muziek met muzikale te
kens die verwisselbaar zijn zoals
in Quartet SG voor variabel aan
tal uitvoerenden. Goed, invloeden
van buitenaf zijn wellicht aan
toonbaar, maar in deze stukken
staat de originaliteit toch vast in
die zin, dat ze alleen zo door
Schaffer geschreven konden zijn.
Ideeënrijk, concessieloos, ex
treem.
Ik vroeg hem: „Overziet u in uw
werk een evolutie?" Antwoord:
„Volstrekt niet! Ik ben steeds de
zelfde gebleven. Of laat ik het zo
stellen: in wezen ben ik niet ver
anderd. Eigenlijk experimenteer
ik ook niet. Ik componeer, meestal
schrijf ik zo'n vijftal werken tege
lijk. Ook al verwijst een titel er
naar, zoals „Extrema" of „Experi
menta", dan nog zijn het voor
mijyelf geen avperimantan, moga.
lijk wel voor anderen. Een experi
ment wil zeggen: belangrijk is hoe
je iets uitdrukt, voor mij is be
langrijk wat ik te zeggen heb. Zo
heb ik niet er naar gestreefd om
zoveel mogelijk genres te creëren,
ze zijn domweg het resultaat van
mijn belangstelling voor de moge
lij kheden in de muziek. Overigens
werk ik zonder doel, niet voor
geld, roem, sociale plaats, liefde of
iets van dien aard, maar wel on
der een hevige druk, zonder afne
men, af vanaf 1946, maar ondanks
die druk ontstaan mijn composi
ties als vanzelf. De planning inte
resseert me het meest. Omdat
mijn geheugen niet zo sterk is,
schrijf ik alles op; het eindresul
taat ontstaat tenslotte heel een
voudig, als een novelle die je al
eens hoorde voordragen. Er is nog
ontzaglijk veel te doen, dat gevoel
heb ik steeds, voor mij is de ge
schiedenis van de nieuwe muziek
een groot kerkhof aan mogelijk
heden die niet benut worden. Ik
was altijd zeer eenzaam in mijn
scheppen". En dan laat Schaffer
een „objectieve" toon enigszins
.varen in dit in het Duits geoverde
gesprek: „Meine schrifstellerische
Tatigkeit war um 1955-'57 wich
tig, weil ich allen erklart habe, die
neue Musik ist wichtig, weil ich
ohne sie nicht leben konnte - da
habe ich anderen bewiesen dass
sei es auch SO meinen müssen.
Jetst ist mit die Sache gleichgül-
tig".
Schaffer vindt bij zijn enorme
produktie ook nog tijd om te
schilderen en te schrijven (zijn
theaterstukken berusten voor het
merendeel op eigen teksten). Ook
zijn publiek bestaat meestal niet
uit de gebruikelijke muziekmin
naars, maar vaker uit schilders en
theaterliefhebbers. Zijn muziek
klinkt het beste in musea, niet in
-deconcertzaalNog.
Schaffer: „De wereld heeft onze
.muziek niet nodig, nog niet in
ieder geval. Trouwens, wij com
ponisten hebben geen weg af te
leggen, wij kunnen met onze wer
ken er hooguit sporen op achter
laten".
Alhoewel Schaffer van oordeel
is dat je eigenlijk vandaag de dag
het vak componeren niet kunt on
derwijzen, schreef hij het eerder
genoemde volstrekt unieke leer
boek. Drie doeleinden streefde hij
in dit boek na. 1. compositieme
thoden te tonen die moeilijk toe
gankelijk zijn, 2. individuele op
lossingen, voomamelij k aan eigen
werk ontleend, te bieden, geor
dend binnen de verschillende pa
rameters in de muziek en 3. de
creatieve verbeeldingskracht in
beweging zetten en de capaciteit
voor het formuleren van ideeën
bij de toekomstige componist.
Blijft: componeren kan niet ge
leerd worden, maar wel gede
monstreerd aan de hand van
geordende modellen. En dat is wat
er in dit boek gebeurt. Er zijn 120
hoofdstukken, onderverdeeld in
korte segmenten met als koppen:
vraag, informatie, discussie, oefe
ning en compositie. Jerzy Za-
wadzki, heeft het Pools in het En
gels vertaald. De laatste zin luidt:
„Contemporary conventions are
narrow and dull, the new possibi
lities enormous. One schould
reach for them, keeping in mind
that true art arises from anxiety,
from searching". En dat laatste is
maar al te waar, zeker voor
Schaffer....
1. B. Schaffer: Wstcp do kompozycji (Introduc
tion to composition). PMW Krakau 1976. Een
„bijbel" met 714 bladzijden- lange notenvoor
beelden. Schaffer begon aan deze studie in 1963
werkte vooral gestaag vaafn 1966 en schreef de
definitieve vorm in dejaren 1971-1973.
Ernst Vermeulen
Kei Takei (1946) werd in Japan ge
boren en studeerde daar aan de Sa-
kaki Bara Dansschool, de Kaitani
Balletschool en de Kenji Hinoki
School. In 1967 verhuisde zij naar
New York op advies van Anna Soko-
low en studeerde daar aan de Juil-
liard School of Music, bij Alwiun Ni
kolais, Martha Graham, Merce Cun
ningham en Trisha Brown, daarna
in San Francisco bij Ann Halprin. In
1967 creëerde ze een kort stuk met de
titel „Lighjt". Later werd deze cho
reografie „Light,,, part I genoemd,
het eerste deel van een cyclus. Op het
ógenblik bestaat „Light" uit vijftien
delen, die dans-epos is het levens
werk van Kei Takei geworden.
Naast „Light" maakt ze enkele an-
99
dere choreografieën.
Vanaf de jaren zeventig behoort
Kei Takei tot de choreografische
avant-garde in new York. De dan
sers van haar groep, Kei takei's Mo
ving Earth, zijn voornamelijk „onge
trainde" dansers, dat wil zeggen dat
zij niet dagelijks een bepaalde dans-
techniek trainen maar uitsluitend
hun conditie op peil houden. Takei
kiest de dansers op grond van hun
persoonlijk en hun dagelijkse ma
nier van bewegen. Zij gebruikt dan
ook geen spectaculaire of verfijnde
'bewegingen. Haar bewegingsstijl is
aards, krachti, expressief en vooral
ritueel, door eindeloze herhalingen
van simpele bewegingsthema's en
houdingen.
„Light" heeft geen verhaal, de op
tredende figuren zijn niet gebonden
aan een periode of een land. Het zijn
mensen van overal, van vroger en
van nu. „Light" is een symbool van
het menselijk bestaan: een choreo
grafische reis, voor strijd en obsta
kels, zonder doel en zonder eind.
Mensen nemen taken op zich, gaan
relaties aan, vechten tegen onver
zoenlijke krachten en ondergaan tijd
en ruimte, donker en licht.
Zaterdag 20 juni:
12.00-18.00 uur (Part 1 t/m 9) (3
pauzes).
22.00-02.00 uur (part 10 t/m 15) (1
pauze).
Toegang totaal 20,- middag of
avond 15,- tussen delen 10,-.
i.s.m. Holland Festival Middelburg.