Duizenden iepen verdwijnen jaarlijks uit het landschap
IEPESPINTKEVER IS
DE BOOSDOENER
Ie zei" sinds kort in de boekwinkel
,,'n Andvol Psalmen" uit in het voorjaar
ARNEMUIDEN TEGEN CODE OP VISSERSSCHEPEN
DE SCHELDEBODE VAN WOENSDAG 7 JANUARI 1981
OUDDORP - Er zijn dit jaar heel wat jonge
en oude iepen verdwenen. „Er verdwijnt jam
merlijk veel" merkte een wethouder in de
gemeente Goedereede op. Want, in die ge
meente op Goeree-Overflakkee, verwijnen
veel iepen uit het landschap.
OUDDORP.
Rooien verplicht
OPEN HAARD
Enige cijfers
op z'ru sfcfyoefeft/;
cftcrlCc CocC, rfaocCcr Joe acti# ti 'cdèrv
MIDDELBURG - Veertig jaar woon
de en werkte Jan Kousemaker buiten
Zeeland en sprak hij alleen maar be
schaafd Nederlands. Toch presteerde
hij het om na zijn pensionering, terug in
zijn geboortestreek, drie boeken te
schrijven in het Zeeuws of beter gezegd
te vertalen.
„Ik wist niet dat ik nog Zeeuws kon praten",
vertelt de 70-jarige Middelburger. Veel verder
dan de geijkte uitdrukkingen „Kiek, kiek, een
kacheltje op d'n diek" en „Gup Hoes" kwamen
we niet meer, maar eenmaal terug in Zeeland
kwamen de Zeeuwse uitdrukkingen weer
langzamerhand naar boven en ook woorden,
die ik in jaren niet meer had gebruikt of
gehoord. Ik heb blijkbaar een goed geheugen".
Psalmen
nam
ggÉÈv
t i
Onderwijzer
Andere woning
209
De iepziekte is besmettelijk en verspreidt zich snel. Er
zijn geen middelen ter voorkoming. Zieke bomen zo snel
mogelijk weghalen en verbranden is de enige „oplos
sing".
De boosdoener is de zogenaamde iepespintkever. Deze
zoekt de iepen op voor voortplanting.
De wijfjeskever knaagt
een gang tussen hout en bast
en legt eieren. Daaruit ko
men larven die elk een eigen
zijgang knagen.
Via een popstadium ont
staan uit de larven volwas
sen kevers, die zich naar bui
ten knagen. Ze vliegen naar
de toppen van gezonde iepen
om zich aan de sappige, voed
zame bast van de jonge twij
gen tegoed te doen. Daarbij
wrijven ze in de wonde een
schimmel af, waarme ze ge
woonlijk besmet zijn. Die
schimmel verspreidt zich
snel én de iepziekte is daar.
Door die schimmel wordt het
watertransport in stam en
takken geblokkeerd zodat
een deel verdroogt. De kwij
nende boom is dan ook weer
geschikt voor kevers en zo is
de cirkel rond. Het hierbij
gedrukte tekeningeje uit een
folder van Staatsbosbeheer,
brengt het leven van de
iepespintkever in beeld.
We praten met ing. W.M.
van der Kraan, districtsam-
betenaar landschapsopbouw
staatsbosbeheer, district
zuid, en met de heer J.J.N.
van Dungen, assistent iep
ziekte-bestrijding in het
zelfde district. Zij hebben dit
jaar veel werk gehad in Oud
dorp, op Goeree-Overflak-
kee. Daar verdwenen dit jaar
meer dan 2000 iepen uit het
straatbeeld.
Staatsbosbeheer gaat in
elk district hetzelfde te werk.
Het is natuurlijk allereerst
zaak om te constateren welke
bomen er ziek zijn. Dat is in
de zomer het beste te zien aan
verdorde bladeren aan jonge,
twee- tot driejarige takken.
Verder zit dan in het jonge
hout het gangenpatroon van
de schorskever. Vele gaatjes,
alsof er met hagel op de stam
is geschoten, 's Winters is het
veel moeilijker te zien of bo
men ziek zijn. De rooiing is
dan ook al ten einde en in het
voorjaar gaat men weer ver
der.
Om 's winters wat van de
ziekte te zien, moet een tak
Het „overblijfsel" van een
iep aan de Dirkdoenweg in
Ouddorp. De boom was hon
derd jaar oud.
doorgesneden worden. Van
Dungen toont een tak van een
gezonde en een zieke boom,
bij de School met de Bijbel in
Ouddorp. Het verschil is dan
duidelijk te zien: een zwarte
rand in de zieke tak.De in
ventarisatie van zieke bomen
doet de plantenziektekundi-
ge dienst. Die geeft het door
aan staatsbosbeheer.
De zieke bomen worden ge
merkt met een gele (verf)
stip. Van der Kraan: „Het is
verplicht om zieke iepen te
rooien of te laten rooien, zo
dra staatsbosbeheer gecon
stateerd heeft dat een boom
weg moet. Staatsbosbeheer
gaat bij de eigenaar vragen
of men bereid is om afstand
te doen van de boom en die
wil rooien. Er is 100 procent
subsidie". De stobbe en wor
tels blijven in de grond." Het
is de bedoeling dat er niets
meer uitloopt".
Van den Dungen, die zelf
naar de eigenaars gaat:
„Wanneer men niqt zelf wil
rooien dan wordt gevraagd
om even een hantekening te
zetten, dat de boom niet meer
van hen is en rooit Staatsbos
beheer." Zo gaat het in de
meeste gevallen; aannemers
nemen het op zich.
De eens wellicht trotse
eigenaar van een mooie iep in
de tuin, blijft echter berooid
achter. Een kale stobbe is
overgebleven en op die plaats
kan niets anders geplant wor
den. Als er nog wel ruimte is
voor een nieuwe boom, is er
een mogelijkheid ofn hier
subsidie voor te krijgen van
de staat. De herplant wordt
voor 80 procent gesubsidieerd.
Maar, Staatsbosbeheer beoor
deelt of het „in landschappe
lijk belang" is dat er nieuwe
inplant komt. „Een boom in
een rij, is bijvoorbeeld geen
landschappelijk belang. Een
hele rij wel", zegt Van der
Kraan.
Eén van de eerste vragen
die Van den Dungen meestal
krijgt wanneer hij bij
iemand aan de deur komt is:
„Wat kost het"? „Een dikke
boom van 50 cm doorsnee
kost gemiddeld 300 gulden
om te rooien. Een dunnere,
bijvoorbeeld van 25 cm, 60
gulden.
Het zieke iepehout wordt
meestal zo maar verbrand.
Dat lijkt zonde. Van den
Dungen: Alle andere oplos
singen zijn duurder dan deze.
Het schillen van het hout,
wat dan moet gebeuren en
het transport, maken het on
rendabel.
Het is ook bij de wet verbo
den om ongeschild iepehout
te vervoeren of op te slaan.
Dit omdat men dan de iep
ziekte verspreidt. „Maar",
zegt Van den Dungen, „dat
mensen het voor de open
haard gebruiken komt nogal
eens voor. Ik denk dat de
mensen er gewoon niet bij
stilstaan dat het gevaar zou
kunnen opleveren. Ik zie
soms wel eens houtstapels bij
de mensen, met allemaal
gaatjes..."
De iepziekte gaat niet over
op andere bomen, dan iepen.
Maar, die zijn er heel wat in
ons land.
Meestal wordt voor
een nieuwe inplant geen iep
gekozen, komen er essen, es
doorns, linden, eiken of
plantsoenen met struikjes
voor in de plaats. Hoewel er
tegenwoordig een drietal
iepsoorten zijn die beter te
gen de ziekte bestand zijn.
„Daar gaat men voor naar
Rusland om te kijken of daar
iepen zijn die goed tegen de
ziekte kunnen. De onderzoe
kingen gaan voort".
Van der Kraan: „Ook zijn
er in den lande wel projecten
waar men probeert met be
hulp van injecteren de ziekte
te voorkomen. Me heeft de
ziekte daardoor 'wel beperkt,
maar nooit helemaal kunnen
voorkomen." „Er is in Neder
land de laatste vier jaar 40.
miljoen gulden uitgegeven
voor bestrijding.
In
Zuid-Holland gaat het dit
jaar in de richting van een
miljoen. We hopen wel dat
het een topjaar is en het min
der wordt". Van den Dungen
noemt het „een ramp" dat er
zoveel iepen verdwijnen en
zijn collega is het ermee eens.
Over Ouddorp sprekend, zegt
hij„Ook omdat het een
boomsoort is die goed tegen
de zeewind kan".
Op Goeree-Overflakkee
(en dan voor 95% in Ouddorp),
zijn dit jaar 2500 bomen ver-
dwenen. Op Schouwen-Dui-
veland, Tholen en St.Philips-
land ongeveer 3900. Hier is de
gemeente Westerschouwen
het zwaarst getroffen met
ongeveer 75% van het totaal.
Op Zuid- en Noord-Beveland
verdwenen 1850 bomen,
waarbij met name de omge
ving van Goes en Kloetinge
het zwaar te verduren heeft
gehad. Op Walcheren is met
name in Middelburg veel
„opgeruimd". Het landelijk
totaal van gerooide zieke
iepen bedraagt dit jaar (tot
november) al 113.000. Dit is
dan nog het aantal dat met
subsidie gerooid is, maar ook
zonder subsidie zijn er nog
enkele duizenden iepen ver
dwenen.
In 1979 werden 157.000
iepen met subsidie gerooid
en in 1978 nog 168.000. Deze
cijfers wijzen dus op een
vermindering, wat ook
niet zo verwonderlijk is.
Er word namelijk hard
aan gewerkt én er zijn na
tuurlijk ook steeds minder
iepen
Links de heer Van der Kraan en rechte Van den Dungen bij (nog) wat gezonde bomen in
Ouddorp.
11
Kever vliegt naar ge
zonde iep en vreet de
bast weg in de oksels
van twijgen
(meestal 2 a 3-jarige)
De houtvaten raken
verslopt, hetgeen te zien
is aan een donkere
(bruinige) verkleuring.
3X werkelijke
grootte
Kever vliegt naar
kwijnende iepen om
eieren te leggen
T.wijgen
sterven
af
3 X werkelijke
grootte
Ziekte
verspreidt
zich verder,
over de
lep sterft
Patroon van de
larvegangen
onder de bast
1/12 werkelijke grootte
Kever legt eieren in
-ander dood lepehout
ItituC rvc crxrn/J jcConcJ,
'fi CM croTus 'yeJe/
<nn> 't teelurt> Jan 'ecr<Jc^affj te córayen/
Cfv zc zuUc ccnv nccme,
h)cmcCa-£xerCcCc
UrecCt -3c*vitnj£/.
/- Cf rovfza< cCeeertoot
CnyrorozcCocrj cü vrede vertcemC an/
cCe tróorv Van "óa/vuCen/ z'n
onv cCzC te Je&ijen/ en/ oJercinde 't 'outden/
truc rec(ferv rcc/tHacrcC^'euC
Vot nee en tot ert/ cC'r cuon'^ ccdC.
Op ons verzoek vertaalde Jan Kousemaker Jesaja 9,
vers 5 en 6 in het Zeeuwse dialect.
Jan Kousemaker (70) vertaalt
bijbelboeken in Zeeuws dialect
pers kwam, vond een enorme
Sinds enkele weken ligt „Ie
zei" in de boekwinkels. Een
veertigtal gelijkenissen uit
de Bijbel, door Jan Kouse-
maker in het Zuidbevelands
dialect vertaald en door de
Walcherse fotograaf Wim
Riemens van passende foto's
voorzien.
Het eerste bijbelboek dat
Jan Kousemaker vertaalde
in zijn moedertaal was het
boek Prediker. Hij zette het
op papier in zijn mooie Flo
rentijnse handschrift. Deze
uitgave, die in 1979 van de
ARNEMUIDEN - Sinds
kort is er een besluit van
kracht geworden dat vis
sersschepen die niet in de
eigen haven kunnen
aanlanden, de code moe
ten gaan voeren van de
voorhaven waarin zij
hun vis aan land bren
gen. Een van de vissers
vloten waarvoor deze
nieuwe regeling geldt, is
de vloot van Amemui-
den. De bevolking van de
eeuwenoude vissers
plaats is hiermee zeer on
gelukkig.
Visser J. Meulmeester:
„Het zou voor nieuwe
schepen van onze vloot
betekenen dat zij niet
langer het opschrift
„ARM" op hun boot mo
gen aanbrengen. Dat
wordt dan „Vlissingen".
Wij zijn hier erg op te
gen. De vissersvloot van
Arnemuiden bestaat al
sinds 1500. De boten gaan
over van vader op zoon en
hiermee ook de nummers
van de boten. Als wij nu
ineens ingedeeld worden
bij Vlissingen, gaat hier
mee een eeuwenoude tra
ditie verloren. Dat is toch
zonde. Wij zien er echt
het nut niet van in. Het is
dan wel zo dat onze boten
niet meer in de haven
van Arnemuiden kun
nen binnenvaren, maar
de vissers zijn allemaal
Arnemuiders".
De opzet van het be
sluit is het vergemakke
lijken van de admini
stratie. Met deze verande
ring wil me het aantal
plaatsen van voorhavens
belangrijk inkorten.
Voor de Arnemuiders
brengt het een en ander
echter alleen maar ver
warring. Als een firma er
een nieuw schip bij
koopt, betekent dit dat
een gedeelte van zijn
schepen onder „Arne
muiden" genoteerd staat
en een ander deel onder
„Vlissingen". De Arne
muiders vrezen dat dit
verdeeldheid %n de vloot
zal brengen.
We hebben al een pro
testbrief verzonden en
ook het gemeentebestuur
en de bevolking van Ar
nemuiden zijn tegen de
nieuwe regeling. Door
het gemeentebestuur en
de Zevibel zijn ook al
protestbrieven verzon
den, maar we hebben nog
geen antwoord gekregen.
We wachten maar af, al
vrezen we wel dat er niet
veel meer aan te doen is.
Er zijn momenteel vier
nieuwe schepen in de
maak, maar wij zijn in
elk geval niet van plan
om die onder een andere
naam te laten varen", al
dus Meulmeester.
weerklank en is dan ook ge
heel uitverkocht.
„In het begin had ik hele
maal niet de bedoeling om
mijn werk uit te geven in
boekvorm. Ik had er tien ex
emplaren van laten kopiëren
voor mijn kinderen en voor
enkele goede vrienden", ver
telt hij. „Een van die exem
plaren kwam echter in han
den van professor Rothuijzen
uit Kampen, zelf een
oud-Zeeuw, die er zeer en
thousiast over was. „Dit moet
je uit laten geven", zei hij. En
uitgeverij Fanoy in Middel
burg dacht er net zo over,
zodat binnen korte tijd een
oplage uitkwam van duizend
exemplaren.
Toen ik het boek in handen
had zei ik: „Dit is uniek" en ik
had verder niet meer plan
nen in die richting. Néem nou
het boek Ruth, dat ga je niet
vertalen, de meeste bijbel
boeken lenen zich daar niet
voor. Maar enige tijd later
vroeg iemand me: „Zou je
niet eens een aantal Psalmen
in het Zeeuws kunnen verta
len?"
Nu is het met de Psalmen
zo, dat er erg veel uitdruk
kingen in voorkomen die wij
hier in Zeeland niet terug
vinden. Maar daar tegenover
zijn er wel veel vergelijkbare
situaties", gaat de heer Kou
semaker enthousiast verder,
want naast een goede hand
-
i t
De 70-jarige Jan Kousemaker: „Ik ben een lyrisch man".
zalem was van eeuwen her
hun stad en dat de Arabieren
hen nu voor de voeten lopen,
dat kunnen ze niet nemen".
van schrijven heeft hij ook de
gave om geboeid te kunnen
vertellen. „Neem nou Psalm
65: daar komt in voor: „De
velden juichen ook zingen
zij." Ik ben een lyrisch man,
ik vind dat geweldig en dan
denk ik, dat heb je hier in
Zeeland ook, die golvende
korenvelden.
Enfin, ik had een twintigtal
Psalmen bij elkaar genomen
en naar de uitgever gebracht.
Daarna ging ik met mijn
vrouw op vakantie en we wa
ren in Tirol, toen ik opeens
het plan kreeg om de gelijke
nissen te gaan vertalen. In
september kwatoen we thuis
en in oktober waren ze
persklaar. Ik heb ze naar
mijn uitgever gebracht en
geruild voor de Psalmen.
Geef die eerst maar eens uit,
zei ik en half november was
het zover.
Nu ben ik bezig om naast de
vertaling van de Psalmen in
het Zuidbevelands dialect,
ook een algemeen Neder
landse vertaling te plaatsen,
dus niet het algemeen be
schaafd Nederlands maar
meer de gewone spreektaal.
Het is de bedoeling, dat ,,'n
Andvol Psalmen" in het
voorjaar tijdens de boeken
week wordt gepresenteerd.
Persoonlijk hebben deze
Psalmen mij meer gedaan
dan de gelijkenissen. Al
doende heb ik meer begrip
gekregen voor de houding
van Begin en de zijnen. Jeru-
Jan Kousemaker werd in
1910 te 's-Heer Hendrikskin
deren geboren, bezocht de
HBS in Goes, vervolgens de
Rijkskweekschool te Middel
burg en werd onderwijzer
aan een lagere school.
Kort daarna werd Kouse
maker leraar Duits en Engels
aan de MULO te Delft, hoofd
van de MULO te Wassenaar,
directeur van de Gemeente
lijke Handelsavondschool te
Den Haag en na 1945 direc
teur van de Handelsschool te
Amsterdam. In 1966 werd hij
door het ministerie van Bui
tenlandse Zaken gevraagd
zich beschikbaar te stellen
als onderwijsdeskundige
voor de United Nations en als
zodanig verbleef de heer
Kousemaker in de jaren '66
en '67 in Brazilië.
Terug in Nederland trok
toch het leraarschap weer en
na Alkmaar kwam hij te
recht op het Mendel-college
te Haarlem. „Dat zijn voor
mij de mooiste jaren ge
weest", zegt Jan Kousema
ker. „Als directeur had je
uiteraard ook wel met het
onderwijs en de problemen te
maken, maar hier had ik
geen -mdere besognes aan
m'n hoofd dan alleen maar
schoolmeesteren en dat doe
ik verschrikkelijk graag.
Na mijn pensionering - we
woonden toen in Bloemen-
daal en hadden een té groot
huis met een té grote tuin -
zijn we op zoek gegaan naar
een andere woning. We heb
ben gezocht in de Pyreneeën,
de Ardèche, de Belgische
Kempen en Oost-Nederland.
Zwitserland was te duur,
Friezen verstaan mij niet en
moffen heb ik al veel te veel
gezien in m'n leven. Alleen
aan Zeeland hadden we nog
niet gedacht, totdat kennis
sen tegen ons zeiden, waarom
ga je niet eens in Middelburg
kijken. Eerst dacht ik: wat
moet ik daar nou gaan doen,
maar in 1976 hadden we na 40
j aar weer onze woonplaats op
Zeeuwse bodem. We spreken
dezelfde taal en hebben de
zelfde geaardheid als de
mensen en de stilte, de ruim
te, de wijde luchten, de stran
den en de Zak van Zuid-Be
veland, die zijn toch uniek.
De mensen zijn hier nog
vriendelijk, gemoedelijk,
hulpvaardig en ze hebben
nog tijd. Mijn vrouw en ik
zijn het er beiden over eens:
het is eerl goede keus ge
weest".