Verkoop van boeken stagneert
uitleningen bibliotheken stijgt
vindt auteur
Eelke de Jong
44 ste Boekenweek
van 29 maart
tot en met 7 april
I3GIEKIENWIEIEK I3GIEKIENWIEIEK IJOIEKIENWIEIEK I3CIEKIENWIEIEK I30IEKIENWIEIEK I3CIEKIENWIEIEK I3CIEKIENWIEIEK IJOI^IENWIEIEK
Boeken
aan banden
Engelbewaar
der
Affiche
Tassen
Stand houden
Subsidiëren
LUJJUUUJJJUJJUUUJJJJ OIIDCIlIIJCIIIJÜCaXO
Boekenweekgeschenk rMooi kado'
verschijnt in een recordoplage
L
AMSTERDAM - Simon Carmiggelt en Peter van Straaten zijn de makers van het
boekenweekgeschenk 1979. De bundel ,,Mooi Kado", die voor iedereen die in de boeken
week tenminste 17,50 bij de boekhandel besteedt klaar ligt, verschijnt in een record
oplage van 370.000 exemplaren.
„Mooi Kado" bevat onder meer een bloemlezing uit Carmiggelts nooit eerder gepubli
ceerde aandeel in de correspondentie met Gerard Reve. Verder zijn er, naast enkele
persoonlijke herinneringen aan A. Roland Holst, ook ontmoetingen met Koos Speenhoff
en verhalen over Herman Heijermans en Willem Elsschot. Een reeks Kronkelachtige
vertellingen over lezingenhouders, bibliotheekklanten, boekverkopers, literaire jeugd
zonden van Vestdijk en Marsman en de soms komische gevolgen van de schrijversroem,
ontbreekt niet. Peter van Straaten heeft het werkje van cartoons en tekstillustraties
voorzien.
Simon Carmiggelt (links) en Peter van Straaten.
De 44ste Boekenweek wordt
op 29 maart geopend in de
Raadszaal van het Oude Stad
huis in Den Haag. In een the
maprogramma „Boeken aan
banden" - dat tevens het the
ma van de gehele Boekenweek
is - zullen door middel van in
terviews diverse aspecten aan
de orde worden gesteld die in
vloed hebben op de verkrijg
baarheid van boeken: censuur,
concernvorming, distributie,
overige media.
Tussen 17.00 en
20.00 uur zullen Joop van Tijn
en Koos Postema over dit the
ma interviews houden met on
der andere Jacq Firmin Voge
laar, Rob van Gennep, Anton
Constandse, Piet Grijs, pro
fessor Willem Nagel en
staatssecretaris J. Kraaije-
veld-Wouters.
De CPNB-prijs gaat dit jaar
naar het Kwartaalschrift de
Engelbewaarder. Een jury on
der voorzitterschap van Henk
Hofland ,en .verder bestaande
uit Renate Rubinstein en Henk
Barnard was eensgezind over
deze toekenning, waarmee De
Engelbewaarder ƒ6.000,— en
een oorkonde rijker wordt. De
CPNB-prijs werd twee jaar
geleden ingesteld om daarmee
publieksmedia - in de ruimste
zin van het woord - en perso
nen verbonden aan deze me
dia, te onderscheiden voor hun
bijdragen ten aanzien van het
stimuleren van de belangstel
ling voor het boek. De prijs, die
minstens eens in de twee jaar
en hoogstens eens per jaar
wordt toegekend, kwam vorig
jaar terecht bij de stichting
BZZTOH.
Een oude traditie in het ka
der van de Boekenweek wordt
dit jaar in ere hersteld. Vroeger
ontwierp jaarlijks een bekend
Nederlands graficus op uitno
diging van de CPNB een affi
che voor de boekenweek. Met
het verlenen van deze opdracht
aan Dick Bruna heeft de CPNB
deze traditie nu hersteld. Dit
affiche van Dick Bruna zal tij
dens de boekenweek voor
f 2,50 in de boekhandels ver
krijgbaar zijn.
Omdat het vorig jaar een ta
melijk groot succes was, zullen
er in de komende boekenweek
ook weer speciale boeken-
weektassen verkrijgbaar zijn.
Papieren tassen, bedrukt met
citaten uit boeken. Er zijn er
tien verschillende. De opdruk
van de tassen werd samenge
steld door Piet Grijs, Karei van
het Reve en Nico Scheepma
ker.
Het aantal boeken dat jaar
lijks in Nederland verkocht
wordt is de laatste vijf jaar
vrijwel constant gebleven. Se
dert 1974 gaan er ieder jaar
zo'n 34 miljoen boeken over de
toonbank, waarbij algemene
uitgaven zoals encyclopedieën
en aankopen door institutio
nele kopers zoals bibliotheken
niet worden meegeteld. Het
jaar 1978 toonde zelfs een
lichte terugval van het aantal
verkochte boeken: iets minder
dan 33 miljoen exemplaren.
Een en ander betekent dat het
definitief gedaan is met de ex
plosieve groei van de boeken
markt. die tussen 1938 en 1974
in ons land te zien was. Er
treedt een stagnatie op, die de
waarde van de in Nederland
jaarlijks verkochte boeken
fixeert op zo'n 600 miljoen
gulden.
Deze sombere mededeling
komt uit de mond van Mr. C. G.
A. van Wijk, voorzitter van de
commissie voor de Collectieve
Propaganda van het Neder
landse Boek. Ter gelegenheid
van de Boekenweek 1979, die
van 29 maart tot en met 7 april
aanstaande wordt gehouden,
sprak de CPNB-voozitter
kortgeleden op een perscon
ferentie in Amsterdam. Bij die
gelegenheid wees mr. Van Wijk
ook op een aantal mogelijke
oorzaken van de stabilisering
van de boekenmarkt. Andere
vormen van bestedingen in de
vrijetijdssector doen het boek
heftige concurrentie aan.
Met name de frequentere
vakanties, vaak ook naar ver
der afgelegen reisdoelen, blij
ken voor steeds meer Neder
landers een aantrekkelijke
vorm van vrijetijds-besteding,
die andere vormen wat naar de
achtergrond drukt. Ter on
dersteuning van deze gedach
te, meldde de heer Van Wijk,
dat in de laatste maanden van
vorig jaar in de warenhuizen
de omzet aan cadeau-artikelen
achterbleef, terwijl de vraag
naar wintersportreizen en de
bijbehorende artikelen nau
welijks viel bij te benen.
Ondanks bovengemelde
stagnatie weten de uitgeverij
en de boekhandel wat betreft
hun aantal en hun assortiment
goed stand te houden. Eind
vorig jaar telde ons land 1880
erkende boekverkopers (23
meer dan het jaar daarvoor) en
491 erkende uitgeverijen (te
gen 457 eind 1977Er ver
schenen vorig jaar 13.393 boe
ken (nieuwe uitgaven en her
drukken), terwijl er dat in 1977
13.111 waren. De boekhandel
had vorig jaar gemiddeld 7000
verschillende uitgaven in
voorraad van de 40.000 totaal
in Nederland verkrijgbare ti
tels. Uit deze cijfers conclu
deerde mr. Van Wijk dat de
consument voorshands weinig
van de stagnatie zal merken in
bijvoorbeeld verschraling van
het assortiment.
„Geruststellend", noemde
de CPNB-voorzitter deze ge
gevens, net zoals het feit dat
een Nederlander, na het kijken
van televisie, het grootste ge
deelte van zijn vrijetijd aan le
zen besteedt. „Toch", aldus
Van Wijk, „is er reden voor de
nodige zorg, want het lezen
van boeken houdt niet nood
zakelijkerwijs het kopen van
boeken in". Om dat te staven
toonde de CPNB-voorzitter
enkele cijfers over het uitlenen
van boeken door bibliotheken.
Daaruit blijkt dat het aantal
uitleningen van 1975 naar
1977 was gestegen van 113,5
miljoen naar 136,5 miljoen.
Het aantal uitleningen per
honderd inwoners steeg in de
zelfde periode van 835 naar
1000, terwijl dat cijfer voor het
afgelopen jaar naar schatting
nog eens 20 hoger zal liggen.
Op zich acht de CPNB deze
ontwikkelingen verheugend,
want zij illustreren de popula
riteit van het boek bij jong en
oud. „Toch" aldus Van Wijk,
„Is er een schaduwzijde als
men de belangstelling voor het
lenen van boeken beziet in re
latie tot de ontwikkeling van
de boekenmarkt. Zoals gezegd
treedt hier een stagnatie en
zelfs een lichte daling op.
In de praktijk betekent dit
dat de boekenkopers steeds
meer de boekenleners subsi
diëren. Immers, in de regel
wordt het al dan niet verschij
nen van een boek bepaald door
het aantal via de boekhandel te
verkopen exemplaren. Bij een
voortgaande stijging van de
uitleningen via de bibliothe
ken en bij een gedeeltelijk
daaruit volgende daling van
het aantal verkochte exem
plaren per boek, worden niet
alleen de uitgever en de boek
handelaar maar ook de auteur
benadeeld.
Wil het boek toch
nog uitgeefbaar blijven, dan
zal de verhoogde boekprijs, als
gevolg van de dalende oplage,
door de boekenkopers moeten
worden opgevangen. Een ih
principe onredelijke situatie",
aldus Van Wijk.
De CPNB-voorzitter wilde
daarmee geenszins kritiek le
veren aan het adres van de
bibliotheekwereld. Veel meer
richtte hij zich tot de overheid,
die zich bij de bepaling van het
bibliotheekbeleid onvoldoen
de rekenschap geeft van deze
consequenties. Een oplossing
zou gevonden kunnen worden
in een door de overheid te be
talen heffing op elk door de
bibliotheek aangekocht of uit
geleend boek ter compensatie
van de inkomensderving van
de bij de verkoop van het boek
betrokkennenen", aldus mr.
Van Wijk.
AMERSFOORT - Toen ik het kalf had gekregen, nam ik me voor het dier,
Jeltje 19, bij me te houden, tot een van ons een natuurlijke dood zou zijn
gestorven. Ik wilde het laten opgroeien tot pink, bij de stier brengen als de tijd
daarvoor was aangebroken, dag en nacht waken als de duur van de dracht was
verstreken, en het kalf, dat werd geboren, bij haar laten drinken en weiden.
Ook van dit kalf zou ik nooit afstand doen. En op den duur zouden er zoveel
koeien om het huis lopen, dat ik met de verkoop van melk in mijn onderhoud kon
voorzien, en het worstelen met de pen, dat nooit enige vreugde had gebracht,
geheel achterwege zou kunnen laten".
Uit: Mae West in Giethoorn, 1978.
Je vindt schrijven niet
leuk
Eelke de Jong: „Nee, niet
leuk. Omdat hetgeen er uit
eindelijk op papier staat
nooit helemaal klopt met de
voorstelling die je ervan had.
Het wordt altijd maar een
procent of zestig, zeventig.
Het is net als met een postbo
de die telkens maar weer net
niet bij de brievenbus kan
komen. Het is frustrerend; je
weet de sfeer niet helemaal te
treffen, je kunt de juiste
woorden niet vinden".
„Ik doe er ook lang over,
over schrijven. Ik stel het zo
lang mogelijk uit.. Ben ik naar
boven gegaan, hoor ik bene
den de honden blaffen - wat
ze bijna de hele dag doen.
Maar dan ga ik toch even kij
ken. Of ik zie nog wel een
krant liggen, die ik nog niet
gelezen heb".
„Als ik eenmaal begonnen
ben, schrijf ik lang door. In
principe tot het af is. Hoewel
ik de neiging blijf houden om
het af te breken".
„Schrappen doe ik ook
veel. Soms de helft. En dan
weer opnieuw". „Laatst las
ik een boek over Van Deysel.
Dat heet „Het Ik. Gaat over
iemand die verdrinkt in zijn
plannen, waar alsmaar niets
van terecht komt. Hermans
schreef er over in de NRC.
Die zei, dat als je dat in sterke
mate had, je beter een ander
vak kon kiezen".
Geldt dat voor jou
Eelke de Jong: „Nou, ik
heb drie jaar die agrarische
kans gehad. Maar toen
merkte ik dat ik ook moest
schrijven. Het is voor mij iets
natuurlijks om te doen. Dus
gaan we maar door met tob
ben".
Eelke de Jong, schrijver en
journalist. Woont sedert kort
in Amersfoort. Een dezer da
gen verscheen zijn eerste ro
man: Het boek van Kantel-
been.
.een ongeveer veertig
jarige man, wiens magere ge
zicht in beslag werd genomen
door een lange, haakse neus.
Dit was Kantelbeen. Hij
woonde er juist een paar da
gen, moest nog wennen aan
de nieuwe omgeving, maar
was, na een tip van Kamer
brij, al geïnterviewd door de
uitgever-redacteur van het
stadsblaadje, en iedereen
had inmiddels kunnen lezen,
dat hij een schrijver was, die
zich hier tijdelijk wilde af
zonderen om zijn boek te
voltooien".
Uit: Het boek van Kantel-
been, 1979
Eelke de Jong: „Mijn vader
was bij de politie. Richtte
honden af in Hoog Snoeren,
waar ik geboren ben en waar
ik later met de kudde in de
buurt liep. Hoog Snoeren
was klein: een Ot-en-Sien-
dorp. Ik zat er op de twee-lo-
kalige lagere school".
Zijn journalistieke car
rière begint na de middelbare
school in Apeldoorn op het
Instituut voor Persweten
schappen in Amsterdam.
Gelijktijdig werkt hij bij het
Vrije Volk; is een blauwe
maandag corrector bij de
Amersfoortse Courant en
werkt zes jaar op de kunst
redactie van De Telegraaf.
Begin '63 komt hij bij de
Haagse Post. De HP aan het
begin van de zestiger jaren is
de Haagse Post van Hilter-
mann, mr. G.B.J. De dage
lijkse leiding is in handen
van diens echtgenote Sylvia
Brandts Buys, die een uiterst
gevarieerd gezelschap van
„heertjes om zich heen ver
zamelt. Naast de Jong verle
nen in lossere en vastere ver
banden hun medewerking:
Simon Vinkenoog, Armando,
Jan Vrijman, Jan Cremer,
Cherry Duyns, K. Schippers,
Betty van Garrel, Joop van
Tijn en anderen.
De Jong: „Dat was eigen
lijk een zeer gelijkgestemd
gezelschap, zij het met geheel
uiteenlopende karakters. De
Haagse Post die daar toen
gemaakt werd was spiritue
ler dan die van nu. De sfeer
was er anders; er werd een
soort van Nieuwe Journalis
tiek bedreven. Je hebt vanuit
die redaktie ook een hele
doorstroom naar de televisie
gehad. Bij de VPRO kwam er
een heel stel. Wat we deden
was verrassender".
Hij woont vijftien jaar in
Amsterdam; zegt er nooit
helemaal gelukkig te zijn
geweest. Is door zijn werk
echter aan Amsterdam ge
bonden. Hij schrijft onder
meer over de Tweede We
reldoorlog en over de mis
daad. Later legt hij zich meer
toe op het schrijven van
schetsen. De Jong: „Ik had
altijd al moeite om mij geheel
bij de feiten te houden".
Omdat bij het schrijven
van schetsen de woonplaats
van de auteur van minder
belang is, vertrekt hij naar
Giethoorn. Hij heeft genoeg
van Amsterdam. De Jong:
„Het begon me tegen te
staan. Het geouwehoer in
café's. Iedereen zat zich met
iedereen te bemoeien; alles
zat onder één grote kap. Het
was een badkuip vol trou
wers en scheiders, niks deug
de. De blaséheid van het be
gin van de zeventiger jaren".
Uit: Mae West in Giet
hoorn, 1978.
Eelke de Jong: „Toen ben
ik met beesten begonnen. Je
weet, schrijven kost veel
moeite en ik doe het niet voor
mijn plezier. Langzaamaan
kreeg ik meer dieren en ik
bedacht dat ik boer wilde
worden. Een keuterboertje.
En dan kwam dat aanbod om
schaapsherder te worden. Ik
had inmiddels al vier jaar
schapen gehouden en ik was
bevriend met de voorzitter
van die stichting". Uit enkele
honderden gegadigden
waaronder een niet onaan
zienlijke hoeveelheid terug
naar de natuur verlangende
academici - wordt De Jong
gekozen. Hij vestigt zich in
Hoog Buurlo, vanwaar hij
dagelijks met zijn kudde de
hei optrekt.
„Beste Rijk, Als jij je op
zondagmorgen nog eens om-
draait in je donzen hemelbed,
t v arme hand in je Pya-
r. en de andere in je
r kiem ik een weer-
spanning schaap tussen m'n
benen, dat haar lam niet bij
haar uier wil toelaten, met
een tong, die van de vorige
avond aan mijn verhemelte
kleeft, en een hoofd dat gonst
als een lege fles, die een
bromvlieg heeft gevangen. Ik
bedoel, ik weet nog steeds
niet of het schaapherders
schap wel het enige beroep is,
waar ik me de rest van mijn
leven aan wil wijden".
Uit: Beste Jongens, de
Haagse Post, 29 oktober
1977.
Eelke de Jong: „Ik had ei
genlijk al vrij snel ontdekt
dat niet iedereen daar voor in
de wieg gelegd is. Je hebt er
een harmonieuze geest voor
nodighet is een geïso
leerd bestaan. Je moet geen
onrustig karakter hebben. Je
gaat daar alleen de hei op 's
morgens met wat wrok, on
rust, zorgen dat neemt
dan op die lange eenzame dag
gigantische vormen aan.
Ik was er ook, te veel bij be
trokken. Te emotioneel. Het
wel en wee van de beesten,
daar ik kon soms 's nachts
niet van slapen. Ik stond er te
weinig gereserveerd tegen
over. Soms nietje lammeren
naar de slager brengen. Dat
kon ik niet goed. Maar in het
begin denk je: dat heeft ie
dereen, dat gaat wel over, ik
moet gewoon harder worden.
Dat werd ik ook wel, maar of
dat nou zo goed is
„Bovendien vond ik ook,
dat ik er veel te veel als een
soort attractie rondliep. Al
die mensen die naar je kwa
men kijken; dat geteisem met
z'n loslopende honden".
En ik was, toen ik er aan
begon, van plan om het te
combineren met schrijven.
Maar daar kwam niet veel
van terecht. Je was dag en
nacht met die schapen be
zig^
„Ik zie u nooit aantekenin
gen maken", zei ze. „Ik dacht
dat schrijvers juist veel aan
tekeningen maakten".
„Ik maak ze wel", zei
Kantelbeen. „Alleen doe ik
het zo onopvallend mogelijk.
Ik hou er niet van de aan
dacht te trekken".
Nu nam hij het niet zo
nauw met de waarheid. Deze
was, dat hij zijn waarnemin
gen en invallen eigenlijk niet
serieus genoeg nam om te
noemen, en daarom vergat
het gereedschap als potlood
en papier bij zich te steken.
„Moet u alles zelf hebben
beleefd vroeg Eelke, „of
heeft u genoeg aan uw fanta
sie