Tienduizenden vogels
brengen in het winterhalfjaar
kortere of langere tijd in
Zeeland door. Het grootste
aantal is aanwezig tijdens de
herfsttrek. Op en om de
Zeeuwse wateren vinden dan
strandlopers, scholeksters,
plevieren en vele andere
soorten voldoende voedsel
om voor de doortrek naar
zuidelijker streken krachten
op te doen. In de
wintermaanden zijn het
vooral watervogels (zwanen,
ganzen, eenden) die enkele
maanden in onze provincie
verblijven, in afwachting van
het zachte lenteweer in hun
broedgebieden. Die liggen in
veel gevallen ver in het
noorden, tot binnen de
poolcirkel. Speciaal voor
deze groep, de
overwinteraars, is onze Delta
van uitzonderlijke betekenis:
dit gebied herbergt zoveel
organisch leven, dat grote
aantallen vogels tegelijk er
voedsel kunnen vinden. Om
een indruk te geven van die
aantallen: alleen al rond de
Oosterschelde worden bij
tellingen regelmatig meer dan
100.000 vogels aangetroffen.
Soms echter, bij strenge vorst
en sneeuw, hebben onze
winterse gasten het moeilijk.
Door de korte dagen hebben
ze toch al minder tijd om
voedsel te zoeken. Als dan de
voedselgebieden voor
langere tijd onbereikbaar
worden, vallen er
slachtoffers. Bij strenge vorst
moet een vogel, om zijn vrij
hoge lichaamstemperatuur
van 40°C te kunnen
handhaven, al snel zijn
vetreserves aanspreken.
Daardoor neemt hij in korte
tijd veel in gewicht af. Een
koolmees bijvoorbeeld
verliest zo in één nacht bij
strenge vorst (-10°C) maar
liefst ééntiende deel van zijn
lichaamsgewicht.
Om de vogels door de
moeilijke tijd heen te helpen
kan men ze voedsel en water
verstrekken. Er kleven echter
enkele bezwaren aan het
voederen van vogels. Zo zijn
het niet de sterkste die het
slachtoffer worden, en het
helpen van de zwakke
broeders komt de soort als
geheel niet ten goede. De
vogels hebben altijd zelf
voedsel moeten zoeken - zo
wordt geredeneerd - en door
ze te voederen worden ze te
veel afhankelijk van de mens.
Daar staat tegenover, dat de
omstandigheden voor het
verkrijgen van voedsel in de
laatste tientallen jaren
drastisch veranderd zijn en
dat de aantallen van veel
vogelsoorten sterk
verminderd zijn. Voor erg
kóudegevoelige soorten als
roerdomp, reiger, ijsvogel en
uilen kan strenge'vorst het
sterven van de helft van de
populatie tot gevolg hebben^
Het kan erg lang duren
voordat een soort
daarvan heeft hersteld (het
duurt ongeveer tien jaar
voordat een uilenbevolking
weer op het oude peil terug
is). Een ander aspect is, dat
de slechte
weersomstandigheden de
mens de mogelijkheid bieden
in nauw kontakt met de
vogels te komen. Door te
zorgen voor gevarieerd
voedsel op de juiste plaatsen
kunnen we veel soorten in
onze tuin krijgen. We leren de
vogels zo beter kennen en
meer waarderen.
Wat kunnen we doen om de
vogels te helpen Eén van
de eenvoudigste en meest
bekende manieren om te
voederen is het ophangen
van een pindasnoer. Mezen
zijn er verzot op. Het
ophangen van vetbollen en
vruchtvlees van kokosnoten
trekt ook veel vogels aan.
Daarnaast kunnen we allerlei
zaden voeren, brood,
etensresten, kaaskorstjes
(zonder plastic laagje),
ongekookte havermout,
bessen, rozijnen, krenten,
fruit (ook.schillen en
klokhuizen), enzovoort. Op
de verschillende soorten
voedsel komen ook
verschillende soorten vogels
af. Zo hebben zaadeters als
vinken, groenlingen, mussen
en gorzen sterke voorkeur
voor brood en zaden.
Insecteneters - mezen,
merels, kramsvogels,
heggemussen, roodborsten
en boomkruipers - vinden
fruit, pinda's, bes^ëh en
dergelijke lekkerder.
Boomkruipers kunnen we
helpen door stukken
ongezouten spekzwoerd
tegen de stam van een boom
te hangen. Voor elk voedsel is
er wel een afnemer.
De watervogels in onze
grachten en vijvers geven we
maïs en brood gemengd met
wat olie of vet; gesneden
groente en kleine stukjes
rauwe aardappel. Als we de
stukjes aardappel eerst laten
bevriezen, ontdooien ze
langzaam in het water.
Omdat ze dan naar de bodem
zinken kunnen vooral
duikeenden en zwanen
daarvan profiteren. Natuurlijk
helpen we watervogels ook
door gaten in het ijs open te
houden.
Ook de plaats en het tijdstip
van voederen zijn belangrijk.
Er zijn vogelsoorten die
uitsluitend op de grond hun
voedsel zoeken. Maar er zijn
er ook die helemaal niet op de
grond willen komen. Voor
deze laatste soorten kunnen
we een eenvoudig
voedertafeltje maken. Een
plank van ongeveer 40 x 60
cm met een klein opstaand
randje - dan waait het
voedsel niet zo snel weg - op
een paal van 1 meter 50 is wat suiker in het water te
uitstekend geschikt. Op de doen (vooral geen zout
grond strooien we zo mogelijk Een stukje gaas over de
altijd in de buurt van bomen of schotel voorkomt dat de
struiken, zodat de vogels in vogels gaan baden, waardoor
geval van nood kunnen de isolerende werking van het
vluchten. Voeder vooral niet verenpak verloren zou gaan.
langs wegen, er vallen al
meer dan 800.000 Eén ding is erg belangrijk:
verkeersslachtoffers per jaar voer buiten de echte
onder de vogels. We kunnen koudeperioden niet of slechts
het beste vroeg in de morgen met mate en minder de
of tegen de avond voederen, hoeveelheid voer dan aan het
Er is dan voedsel op de eind van de winter. Zorg dat
momenten dat het het hardst de vogels niet van ons
nodig is. De meeuwen en afhankelijk worden (of
spreeuwen-die altijd wel iets blijven)
te eten vinden - zijn dan op
hun slaapplaatsen. We doen We moeten de vogels ook
er verstandig aan steeds op niet onnodig verstoren. Ze
dezelfde tijden te voederen, worden daardoor gedwongen
omdat de vogels daar snel iets van hun broodnodige
aan wennen en er zo meer energievoorraad te
van kunnen profiteren. verbruiken. Dit geldt vooral
voor de vogels bij wakken
Drinkwater is voor sommige (eenden, meerkoeten en
vogelsoorten erg belangrijk, dergelijke). Vinden we
Als er sneeuw ligt hoeven we slachtoffers van de kou of
ons daarover geen zorgen te gewonde vogels, dan doen
maken. De vogels pikken we er goed aan die op een
sneeuwkorrels op en komen droge en koele plaats enige
zo aan het benodigde vocht, tijd rust te gunnen. Zet de
Als het wel vriest maar niet vogels vooral niet bij de
gesneeuwd heeft, doen we kachelZijn ze na een dag
wat ijsgruis of lauw water op opgeknapt; laat ze dan los op
een schotel. Het bevriezen een rustige plaats. Zijn ze zo
kunnen we tegengaan door ziek, dat dit niet kan, breng ze
dan naar een
vogelasylhouder. Deze heeft
een vergunning van het
ministerie van CRM, bezit de
nodige deskundigheid en de
voor dit werk zo
noodzakelijke ervaring. In
onze provincie hebben de
volgende personen zo'n
vergunning:
C. Riemslag,
Koninginnepolder 16,
Biervliet (01152-1447)
M. Bakker, Kerkstraat 16,
Burgh-Haamstede
(01115-1278)
G. Sponselee,
Saxhavenstraat 5, Hulst
(01140-3707)
J. Augustijn,
Hoofdstraat 71Kortgene
(01108-251)
Mevr. E. Carbaat,
Jasmijnstraat 2,
Middelburg
(01180-15349)
Laten we hopen, dat het ook
deze winter niet nodig zal zijn
op grote schaal hulp te
bieden. Maar laten we er
vooral voor zorgen dat onze
vrije natuur voldoende ruimte
en voedsel kan blijven bieden
aan onze vogels
^±25ami
Dit is een fbviblikatie van de
Stichting Zeeuws Coördinatie
orgaan voor natuur-, landschaps-
en milieubescherming, in samen
werking met De Stem, Zeeuws Vlaamse
Koerier, De Scheldebode, Nieuwsblad
voor de Bevelanden en Ons Eiland.
Zeeland is een zeer
belangrijk rust- en
fourageergebied voor
doortrekkende en
overwinterende vogels. De
instandhouding van
dergelijke gebieden is dan
ook erg belangrijk. De
Stichting Zeeuws
Coördinatieorgaan voor
natuur-, landschaps- en
milieubescherming draagt
daaraan bij door mee te
spreken over en te reageren
op allerlei plannen, die
gevolgen kunnen hebben
voor onze winterse gasten.
Het Coördinatieorgaan zet
zich in voor het behoud en
herstel van een rijk milieu in
onze provincie. Dat vergt
mankracht en geld. Het
Coördinatieorgaan is mede
dank zij een subsidie van de
provincie Zeeland in staat zijn
werkte doen. Maar er is meer
nodig: üw steun. Geef blijk
van uw zorg voor het milieu
door een kleine geldelijke
bijdrage. Kosten van het
donateurschap 15.- per
jaar (maar méér mag ook
Voor dat bedrag blijft u
bovendien op de hoogte van
het Zeeuwse
milieugebeuren. Ook bent
onderdeel van dat milieu. Het
gaat daarom ook u aan Vul
onderstaande bon in: 't is een
kleine moeite voor een
belangrijke zaak
I
I
I
I
ROQPBQCST
KRAMSVOGEL
MEREL
koolmees
BLAUWE
RE/GER
IEU?
KOCLMEES
S Ja. ik voel me betrokken bij het i
Zeeuwse milieugebeuren en wil daarom j
het Coordinatieorgaan als begunstiger
steunen Mijn naam en adres luiden:
m
(handtekening)
Doe bon in enveloppe en adresseer als volgt:
Zeeuws Coordinatieorgaan.
Antwoordnummer 151. 4460 WB Goes
(Een postzegel is met nodig, die betalen wi| voor u!).
DENKT U WEL EENS
TOEKOMST