Kerstmis
in de iglo
38STE JAARGANG
No. 29
24 DECEMBER 1971
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZUID-BEVELAND
Meester Veswijk zet door
WELKE KULTUUR
KWAM 'T EERST
de scheldebode
REDACTEUR I ADMINISTRATEUR
J. M. C. VAN DER PEYL - KRUININGEN
MARKT 19 TELEFOON (01130) 1381 GIRO 2 84 25
Abonnementsprijs bij vooruitbetaling f 2,16 per kwartaal
Franco per post f 4,40 per halfjaar
Advertentieprijs 1-25 mm f 4,50, verder 18 cent per mm
Excl. 4 B.T.W.
Ingezonden mededelingen dubbel tarief
In te zenden vóór woensdag 12 uur
Verschijnt des vrijdags
UITGAVE
DRUKKERIJ F. VAN DER PEYL - KRUININGEN N.V.
(Kerstverhaal voor de kinderen)
In de winter hebben eskimokinderen
veel langer vakantie dan hollandse kin
deren. En dat is geen wonder. Eindeloze
sneeuwvelden, Uitgestrekte bossen, en
lang niet altijd sneeuwloos weer.
Sneeuwballen gooien en sleetje rijden
kunnen eskimokinderen bijna het gehe
le jaar doen. Dus erg veel plezier is
daar niet meer aan.
Bora en Tara hadden wel een pracht-
slee met twee honden ervoor, maar
daarmee mochten ze op hun eentje niet
al te verweg.
Als de moeder van Bora zei: „Je mag
niet te ver weg", dan betekende dat
toch nog altijd: niet verder dan 2 kilo
meter. Tara mocht één kilometertje ver
der I Maar die was een jaar ouder.
Aan het eind van die twee kilometer
kwamen Bora en Tara bij het Groene
Woud was zó uitgebreid, dat zelfs de
vaders van Bora en Tara er nooit he
lemaal doorheen geweest waren.
Als de kinderen aan de zoom van het
bos bleven, kon er niets gebeuren,
maar de eskimo's wisten dat diep in het
Groene Woud beren en wolven zaten. De
vaders waren daar niet bang voor, maar
de kinderen mochten maar vijftien rijen
bomen diep het bos in.
Het Groene Woud was inderdaad he
lemaal groen. Er stonden alleen maar
dennebomen en sparren. Zover men kon
zien, was er geen andere boom te be
kennen.
Een week voor kerstmis zaten Bora
en Tara op hun slee voor de hut van
Tara. Ze waren vól van de tocht die ze
een paar dagen tevoren gemaakt had
den met de vader en moeder van Bora.
Naar de stad waren ze geweest. De
grote, drukke, luidruchtige stadl Bora
en Tara konden hun ogen niet geloven.
Ze waren er nog nooit geweest. Het was
uren en uren reizen met de sleeën en
tot nu toe vond iedereen de meisjes te
klein om zo'n lange reis te maken. Tot
vorige week!
Nog warmer ingepakt dan anders en
de eigen honden voor hun slee, waren
Baro en Tara met de ouders van Tara
vertrokken. Ze zouden de stad zien. Ze
zouden winkels zien en huizen, auto's
en karren.
Zij woonden in een grote iglo en had
den het best naar hun zin, maar ze
wilden toch wel graag dat sprookje zien
dat stad heette.
De tocht was heerlijk geweest. Geen
moment hadden ze het koud gehad en
zelfs in een flinke sneeuwstorm hadden
ze de grootste pret. Ze konden eikaars
muts en laarzen bijna niet meer zien.
Alles zat onder de sneeuw, maar de
honden stoorden zich daar niet aan en
vlogen over het sneeuwdek.
In de stad liepen ze sprakeloos rond.
Ze kochten eten en kleding,, sigaren en
ijzers voor onder de sleeën.
Het was een week voor kerstmis en
blinkende ballen, rode kaarsjes, witte
slingers en gouden sterren lagen in de
etalages van de houten winkels.
Dat was 'tnou! 't Leek een droom. De
meisjes waren niet weg te slaan! „Kom,
we zullen wat ballen en slingers mee
nemen" zei de moeder van Tara. „Dan
halen jullie maar een boompje uit het
door
GERRIT FRANSEN
54)
Als ze het zo geraffineerd spelen, dit
gevaarlijke spelletje, zullen ze niet zo
dwaas zijn het kind naar de boerderij
terug te brengen. We rijden naar Dis-
selberg."
De auto rijdt kalm aan over de
sneeuw. Want de binnenwegen zijn na
genoeg onbegaanbaar. Een grote melk-
auto komt hun tegemoet, Greetje's
pleegvader kan niet anders doen dan
even een dam opdraaien, zodat de melk-
auto kan passeren. Je snapt niet, dat die
grote wagens er nog doorheen kunnen
komen.
Met een twintig minuten zijn ze in
Disselberg. Evert dirigeert de auto naar
de boerderij van Greet je's voormalige
voogd. En daar hoeft hij niet lang te
zoeken, want als hij met de ander de
kamer binnenstapt, zit daar Greet aan
Groene Woud en dan mogen jullie dat
samen versieren".
He kiezen van de blinkende ballen
was heel moeilijk. Ze waren allemaal
even mooi, maar eindelijk konden ze
weer aan de terugweg beginnen.
Twee lege sleeën, die achter aan de
stoet gehangen hadden, werden volge
pakt met de inkopen. Behalve de kerst
spullen: die gaven de meisjes niet meer
af.
Voorzichtig werden de dozen in een
vierkante mand gezet. Houtwol ertussen
En de manden stevig vastgesjord voor
op de sleeën van de meisjes.
„We bouwden een klein hutje naast
onze iglo" zei Tara en daar zetten we
dan de boom in. Als we hem hebben
versierd, mag iedereen komen kijken:
jouw vader en moeder en de buren van
een halve kilometer verder met de kin
deren en de buren van 1 kilometer ver
der en iedereen die maar wil". Bora
vond het heerlijk en de dag na de grote
reis, gingen ze aan het werk.
Ze bouwden het hutje in dezelfde
vorm als hun eigen gilo en door de vers
gevallen sneeuw lukte het bouwen van
het hutje prachtig.
De vader en moeders hadden het veel
te druk met de voorbereidingen voor
het eten met kerstmis. Dat begonnen ze
al dagen tevoren klaar te maken: ren
dierenvlees, brood, wijn, kaas. Ze bak
ten en braadden dagen lang. Ze waren
met velen met kerstmis. Alle eskimo's
uit de omtrek vierden samen kerstmis.
Tara en Bora pakten hun sleeën weer.
Ze spanden de honden ervoor en joelend
en zingend trokken ze naar het Groene
Woud om een boompje te zoeken. Ze
behoeften het bos helemaal niet binnen
te gaan. Aan de rand stonden er al hon
derden. Ze zochten 'n mooi, vol boompje
en begonnen te kappen. Eerst moest na
tuurlijk de sneeuw van de onderkant
afgeveegd worden. En dat was gemak
kelijker gezegd dan gedaan. Die zat er
goed aan vastgevroren. Maar Bora en
Tara waren wel iets gewend en binnen
een half uur hadden ze het boompje
vrij van sneeuw en omgekapt. Ze bon
den het achterop de slee en weg waren
ze weer.
Bij de hut aangekomen, merkten ze
dat het boompje toch iets groter was
dan het hutje. Zouden ze er nog een
stuk afhakken of zouden ze een gat in
het dak maken?!
Ze besloten het laatste te doen. Ze
maakten een flink gat in het dak en
lieten het boompje, opgetuigd en wel,
erin zakken. Héél voorzichtig, want die
blinkballen waren o zo breekbaar. Ze
hadden alle rode kaarsen op de takken
geklemd met kaarsjes en het boompje
vulde bijra het hele hutje.
Zelf kropen ze nu door het deurtje
naar binnen en met rode wangen ston
den ze naar hun kerstboom te kijken.
„Steek jij de kaarsjes aan" zei Bora,
dan ga ik vader en moeder roepen. Ta
ra knikt en haalde de lucifers uit haar
bont jasje. Bora holde naar de grote iglo
en riep de ouders van Tarra. Verwon
derd kwamen ze kijken wie daar aan
hun deur zo opgewonden stond te roe
pen. Ze draaiden het spit wat naar be
tafel, temidden der andere kinderen.
Haar gezicht is roodbehuild. Maar als
ze haar pleegvader in de deuropening
ziet staan, vliegt ze met een kreet over
eind: „Papa!" Het volgende ogenblik
ligt ze in zijn armen.
„Rustig aan, Greet, je gaat weer fijn
met mij mee naar huis, he?"
De boer kijkt een beetje beremmeld.
Evert kniikt, achteraf blij, dat ze het
kind zo snel gevonden hebben. Ander
zijds is hij verstoord en dat laat hij
goed merken. „U begrijpt zeker wel,"
zegt hij met opgetrokken wenkbrauwen,
dat u zich aan een strafbaar feit hebt
schuldig gemaakt? Kinderroof, daar
voor kunt u enkele jaren de gevangenis
ingaan."
Maar de boer schudt zijn hoofd.
„Denkt u, dat ik zo gek geweest zou
zijn? Mij niet gezien. Ze hebben haar
van ginds hij wijst in de richting Da
lewoud hierheen gebracht. Voor een
paar dagen, zeiden ze. Ik voelde er
niets voor, meester, vraag het mijn
vrow maar. Doch ze zeiden, dat het
maar voor een paar dagen was. Neemt
u haar alstublieft mee enneik wou
het echt niet." Het angstzweet breekt
uit bij de boer.
Evert besluit het, na een kort over
leg met de pleegvader, maar zo te la
ten. De schrik is eigenlijk al voldoende
neden, zodat het vlees niet kon ver
branden, trokken hun dikkere pels aan
en liepen met Bora mee naar het hutje.
Ze vonden het wel vreemd dat het
boompje een stukje boven het dak uit
stak, maar zv, zeiden daar niets over.
De kinderen waren veel te gelukkig. Op
hun knieën keken ze door het deurtje
naar binnen en wat ze. daar zagen?
Een in tranen badende Tara en een
steeds dunner wordende hutje. Het hutje
was zo klein, dat het door de warmte
van de kaarsjes begon te smelten.
„Oooh" riep Bora verschrikt en barstte
ook in tranen uit.
„Dio boom is veel te warm voor ons
hutjewat erg"!
Vader en moeder krabbelden op hun
knieën terug uit het deurtje en moesten
inwendig vreselijk lachen. Ze keken el
kaar aan, maar toch maar héél even
tjes. Anders was het hardop gebeurd.
Hulpeloos stonden de vriendinnetjes bij
elkaar in de hut en bliezen gauw de
kaarsjes uit. Dan smolt het hutje ten
minste niet meer verder.
„Breek het hutje maar weer af",
lachte vader nu en dan brengen jullie
het boompje voorzichtig naar onze iglo.
Die is zó groot dat daar gemakkelijk
honderd kaarsen kunnen branden. Wij
bakken en braden daar toch ook".
Tara en Bora waren alweer aan het
werk en even later brachten ze het
boompje naar de grote iglo. En daar
stond 't danin 't middenMét
kaarsjes en ballen en slingers. Ze
moesten er bijna van huilen, maar nu
omdat ze 't zo mooi vonden.
Met kerstmis kwamen de buren van
'n halve kilometer verder, de buren van
één kilometer verder en alle buren van
vijf en tien kilometer verder keken naar
het boompje van Tara en Bora en ie
dereen werd ontvangen met heerlijk
warme wijn en gebraden vlees. Tara en
Bora hebben maar niets verteld van hun
kleine hutje. Ze vojnden Zichzelf een
beetje dom om daar niet aan te denken.
En de vader en moeder van Tara heb
ben het, geloof ik. ook aan niemand
verteld. (Nadruk verboden)
EEUWENOUDE STRIJDVRAAG
ZONDER ANTWOORD
Wanneer wij over kunst en kuituur
mijmeren, dan zakken we dikwijls te
rug met onze gedachten tot in een oud
verleden en dan komen wij plotseling
op een punt, waar ons de vraag be
stormt, die ook reeds geruime tijd de
geleerden bezig houdt: heeft de wereld
in feite maar één kuituur gekend,die
van het oude Egypte en is het deze ge
weest, die zich over de gehele wereld
verspreidde
Het is de school der „diffusionisten"
met de geleerden Elliot, Smith en Per
ry, die deze theorie verbreidt, maar er
zijn vele andere geleerden die hun ar
gumenten en bewijsvoering met twijfel
bezien en menen dat er enkele grote
kuituren gelijktijdig met de Egyptische
en van oorsprong onafhankelijk naast
elkaar bloeiden.
ER IS WEL VERWANTSCHAP
Vooral in Pewi wijzen de resten der
Inca-beschaving Bterk in de richting
van een Egyptische beïnvloeding. Tal
van Oud-Egyptische gebruiken blijkt
men in Zuid-Amerika te hebben gekend
en toegepast.
Men kan zelfs nog verder gaan, want
op 't mysterieuze Paaseiland in de Stil
le Oceaan trof men een soort schrift
aan, dat bijzonder veel leek op het
Egyptische hiëroglyphenschrift, doch
straf. Ze gaan met Greetje naar de au
to. Het enige, wat Evert nog hoort, als
hij de deur achter zich sluit, is: „Hoe
ter wereld zijn ze er achter gekomen,
dat Greetje hier was?"
In de auto vertelt Greetje: „Ik stond
bij de halte op de bus te wachten, toen
er een auto stilhield. Giel, de knecht
van opoe zat er in en zei, dat ik naar
huis mocht. Dat het in orde was. Voor
een paar uurtjes. En dat hij mij weer
zou terugbrengen. Nou, ik zocht er niets
achter en stapte in. Maar Giel reed
meteen naar Disselberg en zei, dat hij
moeder zou ophalen. Maar moeder
kwam heel niet en toen begon ik te be
grijpen, dat er iets niet in orde was."
„Stil maar, meisje," suste de pleeg
vader, „we zullen er wel voor zeugen,
dat zoiets niet meer kan gebeuren."
Nog diezelfde avond is Evert op de
boerderij. Daar zegt hij de oude boerin
•goed de waarheid. „Nog één keef, me
vrouw, en ik laat u door de politie op
halen. Weet u, wat er op kinderroof
staat? Zeker enkele jaren gevangenis
straf. En wilt u uw laatste levens jaren
in gevangenschap slijten? Greetje blijft
waar ze is en als ik nog één keer ver-
neeem, dat men pogingen in het werk
stel om haar te kidnappen, schakel ik
de politie in en dan zijn de gevolgen
voor uw rekening."
dat men tot op heden niet vermocht te
ontcijferen. De beeldhouwkunst, die men
hier in Zuid-Amerika aantreft, willen
vele onderzoekers ook toeschrijven aan
geëmigreerede Egyptenaren uit de 13de
eeuw voor Christus.
Men heeft geen doorslaggevende be
wijzen voor de stelling, zodat men er
niet zeker van kan zijn, dat van Egyp
te uit de beschaving zich over de we
reld verspreidde.
Pyramiden Ook in andere landen
Het meeste houvast denkt men ge
vonden te hebben door de bekende mo
numentale bouwwerken, die overal ter
wereld de eeuwen trotseerden, de py
ramiden. Deze vindt men in Egypte, m
Indië, in China, en in zuid- en midden-
Amerika. Hoe is het mogelijk, dat al
deze volken de pyramiden kenaen en
deze bouwden volgens ongeveer gelijke
principes? Men zou dus sterk geneigd
zijn om aan te nemen, dat er kontakt
is geweest.
Inderdaad kan men in Indië behalve
deze pyramidevorm nog wel andere ge-
ken tot Egypte herleiden, maar wat te
zeggen van het .aarzelend begin der
Egyptische pyramidenbouw tijdens de
tweede dynastie, terwijl in die zelfde tijd
in de Indusvallei reeds oude pyramiden
aanwezig waren uit de tijd van het z.g.
Chalcolithicum. Zouden de farao's deze
vorm van bouwkunst misschien van In
dië afgekeken hebben, het ligt in elk ge
val voor de hand.
Typisch is wel, dat het doel der ge
bouwde pyramiden niet overal gelijk
was. Bouwde men ze in Egypte om de
farao na zijn dood in onder te brengen,
dn midden en zuid-Amerika werden ze
als gezamenlijke woning of als religieus
heiligdom gebruikt. Trouwens de pyra
miden in de nieuwe wereld zijn alle
trappenpyramiden, dus van de vorm
zoals deze aanvankelijk in Egypte wer-
.den gebouwd. De latere gladde vorm
kent men daar niet. Deze vindt men
echter weer wel in sommige delen van
China.
Vele beschavingen
Het is nog steeds zeer duister in welk
verband een en ander met elkaar staat.
De tekenen wijzen er op, dat de „dif-
rusionisten" in elk geval niet helemaal
gelijk hebben. Inderdaad zou de Egyp
tische beschaving van grote invloed zijn
geweest op enkele kuituren, doch omge
keerd heeft zij waarschijnlijk ook weer
invloeden van reeds bestaande bescha
vingen ondergaan.
Daardoor moeten we tot de konklusie
komen, dat niet Egypte de bakermat is
geweest van de beschaving, doch dat
waarschijnlijk verschillende kuituren ge
lijktijdig en op verschillende punten van
de wereld bloeiden, welke kuituren el
kaar op gunstige wijze heben beïnvloed.
We mogen daaruit tevens opmaken,
dat deze oude volkeren niet zo geïsileerd
leefden als wij meenden. Het is zelfs
zeer waarschijnijk, dat zij kontakten on
derhielden die wij voor onmogelijk hou
den.
Een Britse kultuur-historikus meent
dertig beschavingen te hebben ontdekt.
Vier bleken volgens hem niet levensvat
baar, vijf bleven steken in de eerste
ontwikkelingsperiode (dwergbeschavin-
gen noemen wij de resten daarvan) en
21 zijn er volgroeid. Van deze 21 zou
den er 14 ten onder zijn gegaan, terwijl
van de overgebleven beschavingen nog
slechts de westerse in leven werden ge
acht, hoewel deze volgens de professor
reeds geruime tijd in verval is.
Het einde
Bij deze laatste woorden komt de
vraag bij ons op: tot welke hoogte kan
een beschaving stijgen? Hierop is ei
genlijk geen antwoord te geven. Steeds
zal de ontwikkeling verder gaan, tot
Het is de oude boer, die zijn gezicht
probeert te redden door te zeggen: „U
draait de zaak precies om, meester.
Niet wij, maar u hebt ons kleinkind
weggeroofd. Ze had het hier goed en
kwam niets tekort."
„En ze werd geleid op de oude pa
den," voegde de boerin er aan toe.
„Ze is op het ogenblik bij christenen,
mevrouw. Daar ondervindt ze veel lief
de, iets wat ze hier in elk geval tekort
kwam. Tenminste van uw zijde."
„Wie zijn kind liefheeft, spaart de roe
de niet," pareert de oude.
„Het is uw kind niet, maar u scha
kelde de natuurlijke moeder geheel uit
en eigende u het recht van opvoeding
toe. En u vergeet bovendoen nog een
ding: dit kind heeft gaven van God mee
gekregen in haar leven. Die gaven gaat
men nu ontplooien. Zodat ze er later
mee kan woekeren. En dat wilde u te
genhouden."
De boerin pruttelt opnieuw tegen en
begint weer met bijbelteksten, maar
Evert heeft nu nog enkel oog voor de
moeder. „Met een paar weken kom ik
u weer halen. Gaan we samen een mid
dagje naar uw dochtertje." En hij knip
oogt nog een keer.
Thuisgekomen stelt hij de voogdijraad
in kennis van het avontuur, dat Greetje
heeft beleefd. „Laat het maar zo," ad
dat een beschaving zichzelf vermoord.
Dan komt het einde. Hoever een bescha
ving dan gevorderd is, hangt van veel
faktoren af.
Verschillende beschavingen brachten
het niet zo heel ver. De westerse is nu
in het atoomtijdperk terecht gekomen
en kwam dus al een heel eind. Hoever
de ontwikkeling nog zal voortgaan, is
een vraag waar niemand het antwoord
op kan geven. Maar eenmaal zal ook
onze beschaving ten onder gaan, want
het komen en gaan is eenmaal de loop
der dingen.
Dan zal een nieuwe beschaving ont
staan en zullen later, over duizenden
jaren, onderzoekers trachten de gehei
men van ons leven te doorgronden.
(Nadruk verboden)
BU S VERBINDING
Gedeputeerde staten van Zeeland heb
ben de minister van verkeer en water
staat thans officieel verzocht gelden be
schikbaar te stellen voor de aanschaf
van een viertal bussen, in te zetten op
een te openen rechtstreekse buslijn
Goes-Kruiningen veerhaven-Terneuzen
ter vervanging van de veerdienst Ter-
neuzen-Hoedekenskerke.
In een brief aan de minister delen
g.s. mee, dat provinciale staten van
Zeeland zich om financiële redenen
hebben neergelegd bij de opheffing
van genoemd veer, maar daarbij als eis
hebben gesteld, dat een alternatieve ver-
voersmogelijkheid tussen Goes en Ter-
neuzeu zou worden geschapen in de
vorm van een direkte busverbinding. De
by een dergelijke buslijn betrokken ver
voersmaatschappijen, t.w. de Automaat
schappij Zeeland (AMZ) te Goes en de
Zeeuwsvlaamse Tramwegmaatschappij
(ZVTM) te Axel, zijn bereid tot het in
stellen van deze lijn over te gaan, mits
de mogelijkheden worden geschapen om
tot een redelijk rendement te komen.
Het is, zo schrijven g.s., n.l. niet te
verwachten, dat de lijn zonder meer een
sluitende exploitatie te zien zal geven.
Da.t komt o.a. vanwege de omstandig
heid, dat de bussen tijdens de overtocht
met de boot, gezien de tijd die daarmee
is gemoeid, minder rendement opleveren
dan tijdens een rit van gelijke lengte als
de vaarafstand.
Gelet op de toezegging van de mi
nister om de aan het instellen van een
voetveer Temeuzen-Ellewoutsdijk ver
bonden investeringskosten voor reke
ning van het rijk te nemen, meenden
de staten een beroep op de minister te
mogen doen, nu in plaats van het voet-
veer een busdienst jtai worden ingesteld.
De aan het instellen van een busdienst
verbonden investeringen hebben betrek
king op de aanschaffingskosten van bus-
materieel. De rit zelf duurt xanger dan
een uur. Dit betekent, dat bij een twee-
uursdienst (dat is dezelfde frequentie
als de huidige bootverbinding) steeds 2
bussen op de weg zullen zijn. Elke maat
schappij zal daarnaast over reservebus
moeten beschikken.
Minimaal is derhalve met het instel-»
len van deze buslijn een investering
voor 4 bussen of circa 500.000,ge
moeid.
Als dit bedrag vanwege het rijk be
schikbaar zou worden gesteld zullen de
vervoersmaatschappijen naar de mening
van g.s. de mogelijkheid hebben de ge
wenste busdienst in te stellen.
Het college verzoekt daarom de mi
nister dringend genoemd bedrag ter be
schikking van AMZ en ZVTM via de
provincie ter beschikking te stellen.
Zij vragen om een spoedige beslissing
gezien het feit, dat de inspecteur der
domeinen te Goes het opstalrecht te Ter-
neuzen voor de exploitatie van de veer
dienst tegen 1 januari 1972 heeft opge
zegd.
viseert hij. „Als de politie er aan te
pas komt, maken we het vooral voor
de moeder niet beter. Ik heb ze ernstig
gewaarschuwd en ik neem aan, dat ze
geen tweede poging meer zullen wagen."
HOOFDSTUK 24
Griet wordt zelfstandig
Begin februari valt de dooi in. Veeren
heeft, ondanks de koude, veel buiten
geschilderd. Die man schijnt een ijzer-
sterke constitutie te hebben, want ver
kouden of zo is hij nooit. Het echtpaar
Tollebrink heeft de verschillende stuk
jes, die hij heeft gemaakt bewondrd. Die
man heeft het m zijn vingers; het lijkt
wel of die landschappen leven.
„Ik neem ze mee naar Spanje," ver
klaart Veeren. „Daar weten ze nauwe
lijks, wat sneeuw is."
Alie is nieuwsgierig. „Wat brengt zo'n
doekje enu op, Piet? Omgerekend in
Nederlands geld?"
Hij lacht. „Wat de gek ervoor geeft."
Maar dit is geen antwoord, beseft hij.
Even nadenkend, vervolgt hij: „Drie-,
vierhonderd per stuk is al het minste.
Tja, ik ben ook een broodschilder. Ten
slotte moet ik van de kust leven," voegt
hij er gekscherend aan toe.
(Wordt vervolgd)