Winkelcentra
Volledige
werkgelegenheid
Desiree uerlouingsringen
gaan 'n liefde lang mee.
x
x
X
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZUID-BEVELAND
Meester Veswijk zet door
38STE JAARGANG
No, 27
10 DECEMBER 1971
ook aan huis te ontbieden
de scheldebode
REDACTEUH ADMINISTRATEUR
J. M. C. VAN DER PEYL - KRUININGEN
MARKT 19 TELEFOON (01130) 1381 GIRO 2 84 25
Abonnementsprijs bij vooruitbetaling ƒ2,15 per kwartaal
Franco per post 4,40 per halfjaar
Advertentieprijs 1-25 mm 4,50, verder 18 cent per mm
Excl. 4 B.T.W.
Ingezonden mededelingen dubbel tarief
In te zenden vóór woensdag 12 uur
Verschijnt des vrijdags
UITGAVE
DRUKKERIJ F. VAN DER PEYL - KRUININGEN N.V.
GEEN VANZELFSPREKEND SUKSES
Winkelcentra zijn een vertrouwd beeld
in ons land geworden. Ze zijn een vaf-
spiegeling van de vernieuwingsdrang,
die zich in de laatste decennnia van on
ze detailhandel heeft meester gemaakt,
al zijn zij niet de enige vorm waarin
zich de vernieuwingsdrang openbaart.
Cash - and - carry - bedrijven verbruiks-
markten en promennade-projekten zijn
andere vormen die de stijgende koop
kracht van ons volk totzich trachten te
trekken. Vanzelfsprekend prikkelt dit de
konkurrentie en de konsument kan
daarvan profiteren. Veranderingen in de
distributie brengen koopkrachtverschui
vingen teweeg, die de gehele maat
schappelijke betekenis van een stads
deel kunnen beïnvloeden. Het zou echter
eenzijdig zijn te konkluderen dat ver
anderingen in een dorps- of stadsbeeld
door de zich wijzigende detailhandel
wordt veroorzaakt. We zouden verder
kunnen zeggen dat de gewijzigde koop
gewoonten en vestigingsvoorkeur van de
konsumenten door bepaalde reakties
van de detailhandel worden gevolgd. Uit
deze reakties zijn o.m. de winkelcentra
voortgekomen, al zijn er ook de orde
ningsplannen van de overheid niet
vreemd aan. Zo zien wij dat niet alleen
detaillisten, maar ook de konsumenten,
de financiers en tenslotte de plaatselij
ke regionale en centrale overheid bij het
ontstaan en de verdere ontwikkeling
van winkelcentra zijn betrokken.
DESKUNDIG ONDERZOEK VOORAF
Een van de taken, die de regering
heeft, is gelegen in de bevordering van
goede ontwikkelingsvoorwaarden voor
midden- en kleinbedrijf. Bij die ontwik
kelingsvoorwaarden speelt de vestigings
plaats een niet geringe rol. Daarom
heeft de staatssekretaris voor Econ.
Zaken over het vraagstuk van de win
kelcentra onlangs in een rede behartens-
waardige opmerkingen gemaakt. De be
windsman stelde dat uit onderzoekingen
is gebleken dat een aantal centra niet
aan de verwachtingen voldoet. Dat is
niet alleen een bewijs van foute investe
ring door financiers en winkeliers, het
geeft ook te denken over het beleid van
de gemeentelijke overheid bij het al dan
niet tot stand brengen van een winkel
centrum.-. Beleidsfouten op dit gebied
kunnen de evenwichtige ontplooiiing
van een regionale gemeenschap versto
ren.
De staatssekretaris liet er geen twij
fel over bestaan dat vele gemeentebe
sturen de komst van een winkelcentrum
als een bijdrage tot de allure van hun
gemeente begroeten. De kostenfaktor
wordt dan uit het oog verloren en het
ondernemersbelang komt op de tweede
plaats. Zij vergeten dat een mislukt win
kelcentrum lege winkelpanden tot ge
volg heeft en een saai beeld in en ron
dom het centrum als beloning. Meestal
wordt vergeten de situatie in de regio,
dus ook in andere plaatsen, in de be
oordeling te betrekken.
Lage prijzen
Waar winkelcentra worden gebouwd
wordt meestal veel publiek verwacht.
Dat trekt de zakenmensen meestalmeer
dan de hoge huren en niet malse vesti
gingsvoorwaarden voor vestiging. Han
dige ondernemers proberen dan goedko
pe grond met parkeerruimte in de om
geving van het centrum te bemachtigen
om daar een gezellige verbruikersmarkt
te openen. Gesteund door goedkope
vestigingsvoorwaarden kunnen zij dan
een konkurrerend prijsniveau brengen
waarmee de exploitanten van het win
kelcentrum worden bedreigd. Die be
dreiging lukt nogal eens want het pu
bliek waardeert in vele gevallen meer
de lage prijzen dan de outillage van een
complex luxe winkelpuien. Er komen
protesten en faillissementen en ieder
wijst een ander als schuldige aan. Wel
ke gevaren dreigen hier?
In de eerste plaats zouden we het
gemeentebestuur in zo'n plaats kunnen
verwijten dat het geen voldoende oog
heeft gehad voor de belangen van de
winkeliers door een verbruikersmarkt
toe te laten. Daar rijst de vraag bij of
men door de komst van een centrum
de vestigingsvrijheid elders mag belem
meren. In vele centra is immers van
elke branche maar een of enkele zaken
gevestigd, zodat de konkurrentie daar
al gedeeltelijk is weggenomen. Boven
dien kunnen de centra zo duur luxueus
zijn opgezet dat de prijzen er wel hoger
moeten zijn om de kosten er uit te ha
len. De konsument wordt aldus gedwon
gen meer te betalen dan hij wenst. We
mogen niet vergeten dat planologen,
architekten en bouwers van winkelcen
tra graag hun gevoelens voor schoon
heid en duurzaamheid uitleven maar
uiteindelijk moet de konsument dat be
talen.
Voorzichtigheid
Dat probleem speelt in het binnenland
het is nog duidelijker zichtbaar in het
buitenland. Daar wordt het aksent in
toenemende mate gelegd op de bouw
van overdekte winkelcentra die met een
geweldig luxueus presentatiepatroon het
kopen tot een waar feest maken, waar
ook nog een bioscoop je bijhoort en een
leker hapje in een fraai verlichte lunch
room. We hoeven zelfs geen jas mee te
nemen want regen is er niet bij en de
temperatuur in het centrum is geregeld.
Wie daarentegen let op het prijsniveau
is een kniesoor want er is toch voldoen
de koopkracht? De koopkracht van het
publiek neemt inderdaad toe. Het is al
leen maar de vraag of het publiek zijn
geld voor dit doel wil besteden. Daar
komt nog de vraag bij of men de bevol
kingsontwikkeling en het niveau van de
koopkracht juist heeft geschat. Nu wij
voor het eerst sinds jaren weer met een
flinke depressie worden gekonfronteerd
moeten we dus afvragen of die koop
kracht misschien ook wel eens zou kun
nen dalen.
Voor een juiste ontwikkeling van het
aantal, de omvang en het niveau van
de winkelcenra zulen we een nauwer
kontakt met alle betrokkenen moeten
hebben dan tot heden het geval is ge
weest. Er worden soms saneringen uit
gevoerd die meer bestaande zakenmen
sen verjagen dan nodig is. Voorts is het
grote euvel dat de regio een steeds gro
tere rol gaat spelen dan een gemeente.
Het publiek is zeer mobiel geworden.
Met al deze faktoren voor ogen lijkt het
niet overdreven dat er met de expansie
van winkelcentra grote voorzichtigheid
dient te worden betracht en dat vooral
de financiers zich moeten afvragen op
welke termijn hun rendementsdromen
in vervulling kunen gaan.
Drs. A. VAN MIERLO
(Nadruk verboden)
LAATSTE 7 JAAR 10,9%
LOONSTIJGING PER JAAR
WAS FUNDAMENT VAN ONZE
WELVAART
Pas in het midden van de zestiger jaren
zijn ook de arbeiders toegekomen aan
een welvaartspeil, dat hun in staat stel
de een deel van hun inkomen te beste
den aan goederen en diensten, die het
leven veraangenamen. Voordien ging bij
na alles op aan de dringende behoeften
voor het levensonderhoud.
Vooral de volledige werkgelegenheid,
die ons land al jaren kent, heeft veel
bijgedragen tot de bestaanszekerheid
van de werkende bevolking. In de perio
de 1921-1939- bedroeg het werkloosheids
percentage 7,9 gemiddeld, in de jaren
1946-1970 gemiddeld 1^4De volledige
werkgelegenheid heeft de werknemers
welvaart gebracht, maar het loonpeil is
nu toch wel heel dicht bij de rand van
de uiterste mogelijkheden gekomen.
Nog hogere looneisen kunnen de volle
dige werkgelegenheid in gevaar brengen
die nu juist de welvaart bracht.
18% NATIONALE INKOMEN VOOR
SOCIALE VERZEKERING
In 1936 was 17,4% van onze bevolking
werkloos. Het hoogste werkloosheids
percentage na de tweede wereldoorlog
was in 1952 en bedroeg 3,7%. Sinsdien
is het werkloosheidspercentage afgezien
van korte periodes met zeer lichte in
zinkingen (b.v. in 1967) gedaald tot een
zeer laag niveau, zo rond 1 1%%,
soms zelfs nog beneden de 1%.
In sommige jaren was de vraag naar
arbeidskrachten groter dan het aanbod.
Gevolg: overspannen arbeidsmarkt. De
vakbonden hebben vooral na 1963 deze
situatie benut om het loonpeil van de
werknemers omhoog brengen. In de
periode 1953-1963 bedroeg de gemiddel
de jaarlijkse procentuele stijging van
het nominale loon 7,2%, in de periode
1964-1970 liefst 10,9%!
Nu is het de werknemers natuurlijk te
doen om reële loonsverbetering, die is
als gevolg van stijgende prijzen, premies
en belastingdruk minder groot dan men
zou vermoeden. In de periode 1953-1963
bedroeg de jaarlijkse, gemiddelde stij
ging van het reële beschikbare loon
3,4% in de periode 19646-1970 3,9%. Een
en ander komt neer op een verdubbe
ling van de materiële welvaart van de
arbeiders in de laatste 20 jaar.
In het maandblad Sociale Arbeid wijst
de econoom prof. dr. F. Hartog op het
feit, dat de arbeiders in de periode
1953-1963, toen him looneisen nog ta
melijk gematigd waren, erin slaagden
vrijwel de gehele toeneming van de ar-
beidsproduktiviteit om te zetten in be
steedbaar loon, in de periode 1964-1970
met een zeer sterke nominale loonstij
ging lukte dat slechts voor 2/3. Ver
sterkte looneisen lonen dus niet! De vak
beweging heeft volgens de Groningse
hoogleraar dus baat bij een algemene
terughoudendheid.
Sociale verzekereingen
De huidige welvaart is dus vooral te
danken aan de volledige werkgelegen
heid. Daarom is het bedenkelijk, dat de
looneisen momenteel de rand van onze
mogelijkheden dreigen te overschrijden,
waardoor bedrijven moeten bezuinigen
of zelfs sluiten met alle gevolgen voor
de werkgelegenheid. Momenteel neemt
de werkloosheids reeds sterk toe!
Zeer explosief zijn ook onze uitgaven
voor de sociale verzekering. In 1938
beliepen deze uitgaven 2% van ons na
tionale inkomen, in 1948 4%, in 1958
9% en in 1969 18%. De relatieve om
vang van de sociale verzekering ver
dubbelt iedere tien jaar. Ironische kant
tekening van prof. Hartog: „Als dit zo
doorgaat wordt over 25 jaar het hele
nationale inkomen opgeslokt door de so
ciale verzekereing".
Moet er niet eens naarstig gewied wor
den in het pakket der sociale voorzienin
gen, zo vraagt deze hoogleraar zich af.
Moet er altijd iets bijkomen en kan er
nooit iets af? De individuele welvaart
wordt steeds hoger zodat men bepaal
de risico's meer en meer zelf moet kun
nen dragen.
Naast allerlei positieve invloeden heeft
de groei van de sociale verzekeringen
volgens prof. Hartog ook negative pro-
duktie-effekten in de hand gewerkt, z.a.
bijvoorbeeld de administratiekosten van
de sociale verzekeringen, het ziektever
zuim en de eventuele verslapping van
de neiging tot arbeidsinspanning.
Ziekteverzuim
Vooral het ziekteverzuim is schrik
barend gestegen. In 1958 bedroeg het
ziekteverzuim 4,7% van de totale ar
beidstijd, in 1963 6%, in 1969 reeds 7,
8%! Het percentage van 1969 correspon
deert met een produktiederving van
7,3 miljard, een formidabele som!
Overigens is er volgens prof. Hartog
geen reden voor een grondig pessimis
me. In de periode 1910-1930, toen er ook
weinig economische inzinkingen waren,
bedroeg de stijging van het reëel inko
men per hoofd van de beroepsbevolking
per jaar 1,6% in de periode 1950-1970
bedroeg deze stijging 4%.
Dit houdt in dat de produktie per hoofd
in de periode 1950-1970 in vergelijking
met het verleden niet alleen niet afge
nomen is, maar zelfs belangrijk toege
nomen. Dat ondanks het feit dat de ar
beidstijd belangrijk is gedaald. Dat wijst
allerminst op een verslapping van de
produktieve inspanning.
Toch zullen de problemen, met name
wat betreft de sociale verzekeringen,
De beperkte financiële ruimte samen
met de nog bestaande verlangens tot
verdere uitbreiding zal in de naaste toe
komst wellicht tot een veel meer kriti
sche houding tegenover het steeeds
maar meeslepen van oude voorzieningen
lieden, zo meent prof. Hartog.
(Nadruk verboden)
Zie zelf de uitgebreide Desiree kollektie of vraag de
gratis kleurenfolder met prijslijst bij:
HORLOGER
JUWELIER
OPTICIEN
TELEFOON (01102) 1223
DIJKWELSESTRAAT 22
KAPELLE - BIEZELINGE
Vrijdags tot 9 uur geopend.
V
door
GERRIT FRANSEN
52)
Ze heeft nu een goede betrekking in de
stad en rijdt heen en weer in haar wa
gentje. Maar ze is ook niet te beroerd
om 's avonds mee te helpen bedienen,
als het erg druk is. Dinie weet het: Alie
heeft het uitstekend getroffen. Laat die
man dan maar volgens de dorpelin
gen een heiden zijnvolgens haar
zijn er slechtere christenen.
Ondanks het feit, dat het soms koud
is het loopt naar Sinterklaas
zwerft Veeren met zijn schilderattribu
ten in de omgeving. Hij heeft een oud
eendje, onooglijk en met een Spaans
kenteken. Maar hij kan er geen afstand
van doen. Tegen Dinie zei hij een keer:
„Ik wil dit wagentje gewoon niet kwijt.
Hij laat me nooit in de steek. Ik heb er
in jaren nauwelijks onkosten aan gehad.
Het is met auto's net als met vrouwen:
je moet het treffen."
Dit laatste heeft ze met een korreltje
zout genomen. Ze kent hem nu onder
hand. Hij is een losbol, maar desondanks
interessant. Als die man gaat vertellen
over Spanje, dan zit je gewoon adem
loos te luisteren. Je ziet het gewoon
voor je, als hij ergens een beschrijving
van geeft. Jammer, dat hij in het dorp
niet zo'n goede naam heeft. In zijn jon
ge jaren moet hij het een en ander uit
gehaald hebben. Natuurlijk met vrou
wen.
Maar Veeren trekt zich dit alles niet
aan. Hij heeft prettige herinneringen
aan Dalewoud. Hier heeft hij verschil
lende avontuurtjes gehad met mooie
boerendochters en knappe winkelmeisjes
of dienstbodes. Tot er moeilijkheden
dreigden, waarna hij plotseling was ver
dwenen. Nooit ergens te lang blijven, is
zijn stelregel, die hem vooral in Spanje
goed van pas kwam. Want daar staan
de mannen gauw klaar met het mes.
Met Spaanse vrouwen moet je dubbel
voorzichtig zijn.
Soms zien passanten hem aan de
kant van de weg. Dan zit hij, met een
dikke overjas aan achter zijn schilders
ezel en men ziet hem geconcentreerd
werken. Een enkeling stapt wel eens
van zijn fiets en blijft een poosje kijken,
maar daar heeft Veeren geen erg in. Als
hij eenmaal goed aan het werk is, ver
geet hij iedereen en alles om zich heen.
Dan heeft hij geen erg in de kou, tot
die zo hoog opgetrokken is, dat hij nau
welijks nog een penseel kan vasthouden.
Evelien Stavenisse vindt hem een
griezel. Intuïtief voelt ze, dat ze voor
deze man moet oppassen. Veeren heeft
aangeboden haar te schilderen. Gratis.
Maar Evelien heeft voor de eer bedankt.
Hoewel hij graag eens wat nader ken
nis had willen maken met dit tempera
mentvolle raspaardje, zoals hij Evelien
in gedachten noemt, bepaalt hij zich tot
een paar losse woorden, als Evelien
thuis is en hij in de gelagkamer zit.
Daar was wel reden voor. Want Tol
lebrink heeft op een der eerste dagen
van Veeren's verblijf in Dalewoud op
rustige, doch besliste toon gezegd:
„Denk er om, Piet, wat je hier in het
dorp wilt uithalen, is jouw zaak. Maar
geen gekheid met mijn stiefdochter. Van
haar blijf je af. Hou' je aan deze waar
schuwing, dan blijven we goede vrien
den."
Dat heeft Veeren goed in zijn oren
geknoopt. Want hij mag Tollebrink en
wil zeker met hem geen moeilijkheden.
Dus flirt hij niet met haar.
Toch schijnt hij alweer een avontuur
tje te hebben met een of andere Dale-
woudse schone. Af en toe stapt hij
's avonds na het eten in zijn wagentje en
rijdt weg met onbekende bestemming1.
Doch een paar dorpelingen hebben hem
gezien, met naast zich een knappe jonge
vrouw. Wie het was, konden ze niet
zien. Tenslotte is het zo ongeveer winter
en zijn de dagen kort. Overdag vertoont
hij zich blijkbaar niet me die vrouw.
Sinterklaas gaat voorbij. De feestda
gen zijn gezellig en op de eerste Kerst
dag begint het te sneeuwen. Veeren is
buiten zichzelf van vreugde. „Daarop
heb ik gewacht," verklaart hij in het
hotel tot de anderen. „Sneeuw... in hoe
lang heb ik de echte, reinwitte neder-
landse sneeuw niet gezien
Nog diezelfde middag gaat hij er op
uit met zijn schildersatributen. Dat het
zondag is, deert hem niet. Mensen die
in deze moderne verlichte twintigste
eeuw nog naar de kerk gaan vindt hij
achterlijk. Godsdienst is iets uit het
verleden een zoethoudertje voor de mas
sa. Maar de individu van vandaag houdt
zich toch zeker met die waanzin niet
meer op Schouderophalend en met een
medelijdende trek over zijn altijd nog
knappe gezicht ziet hij de kerkgangers
gaan. Kuddedieren die geen eigen oor
deel kunnen opbrengen maar meehollen
met de massa is zijn oordeel. En voor
de rest interesseert het hem al niet
meer.
Maar om vijf uur is hij alweer terug
in het dorp. Met een grote pleister over
zijn gezicht en een dito over zijn linker
hand. Zijn commentaar is heel vaag:
„Een of andere rotboer wilde niet, dat
ik zijn tent schilderde. Omdat het zon
dag is. Hij is me te lijf gegaan met een
mestvork, de hufterEn ik zat nog
wel aan de openbare weg. Mag ik alsje
blieft schilderen wat ik wil en wanneer
ik wil? Of moet ik daarvoor eerst toe
stemming hebben van de pastoor?"
Tollebrink grinnikte een beetje. „We
hebben hier niet eens een pastoor. Tja,
je zult je een beetje moeten aanpassen
aan de gewoonten hier in Dalewoud.
Wie heeft je verbonden?"
„Dat kan ik zelf wel," antwoordt
Veeren, nog gebelgd over de vernedering
die hij heeft moeten ondergaan. „Het is
het eerst schrammetje niet, dat ik op
loop."
„Het zal de laatste ook wel niet zijn,
veronderstelt de hotelhouder droogjes.
's Avonds is hij weer weg. En als hij
tegen sluitingstijd terugkomt, ziet Tol
lebrink dat de beide wonden opnieuw
bepleisterd zijn. Maar nu vakkundiger.
En hij begrijpt het. Dat is vrouwen
werk; wie zal ditmaal het slachtoffer
zijn?
HOOFDSTUK 23
Kidnapping
Griet Alfers is op een woensdagmid
dag bij haar dochtertje geweest. Dat
heeft Evert in orde gemaakt. Ondanks
de vele tegenwerpingen van de oude
boerin. Want ze verwijt hem dat hij
scheiding heeft gebracht in het gezin en
hun kind heeft afgenomen. En gezin
speeld op een schadevergoeding.