Uitspattingen van onze welvaart NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZUID-BEVELAND Meester Veswijk zet door 37STE JAARGANG No. 35 5 FEBRUARI 1971 LANGS DE STRAAT de scheldebode REDACTEUR ADMINISTRATEUR s i. M. C. VAN DER PEYL - KRUININGEN MARKT 19 TELEFOON (01130) 1381 GIRO 2 84 25 Abonnementsprijs bij vooruitbetaling f 2,15 per kwartaal Franco per post 4,40 per halfjaar Advertentieprijs 1-25 mm f 4,50, verder 18 cent per mm Excl. 4 B.T.W. Ingezonden mededelingen dubbel tarief In te zenden vóór woensdag 12 uur Verschijnt des vrijdags UITGAVE DRUKKERIJ F. VAN DER PEYL - KRUININGEN N.V. Het belachelijk grote aantal politieke partijtjes dat 't Nederlandse volk thans weer voortbrengt, bewijst hoe kleinzie ligheid en krenterigheid de boventoon zijn gaan voeren in ons denken en doen. Van een nationale idee is geen sprake. Neen, men maakt zich alleen maar druk om het eigen materiële belang van de bepaalde groep waartoe men zich re kent. Een levensgroot voorbeeld daarvan was de oproep van C.N.V.-voorzitter Lanser tot K.V.P., A.R.P., C.H.U. en P. v.d.A. om straks gezamenlijk een kabi net te vormen dat „de vakbeweging kan aanspreken". Het gaat ook meneer Lanser niet om de belangen van het gehele volk, dat komt pas op de tweede plaats, maar allereerst en vooral moet er een kabi net komen dat op de bres staat voor de belangen van de vakorganisaties. Meneer Lanser giet het zelfs niet in de bewoording van „de belangen van de werknemers" altijd een nog ruimere groep omdat lang niet alle werknemers bij een vakorganisatie zijn aangesloten neen, die regering moet in de eerste plaats kennelijk de belangen van de vakbonden in het oog houden. De huidi ge regering heeft immers net in de clinch gelegen met de vakbeweging over de loonstop. Dat zit meneer Lanser en trouwens ook zijn confraters van de twee andere vakbonden nog zo hoog, dat hij alleen nog maar kan bidden om een kabinet dat nu eens aan de eisen van de vakbeweging zal voldoen. Neen, het is niet de taak van meneer Lanser om tegelijk ook de belangen van werkgevers, van middenstanders, van gepensioneerden enzovoort in het oog te doen houden. Ieder voor zich. En zelfs God niet voor ons allen, want misschien stelt ook die de belangen van de vak beweging wel niet hoog genoeg bij dat belang van allen. En zoals meneer Lanser denkt, den ken velen in andere groeperingen ook. De bejaarden richten een partij op, er is net weer een middenstandspartij op gericht, de verschillen in godsdienstig denken manifesteren zich in een ver scheidenheid van politieke partijen en partijtjes, dessidenten in grotere par tijen splitsen zich af omdat ze daar hun zin niet kunnen krijgen en hopen nu toch nog met een zetel in de Kamer te kunnen komen om toch voor een breder forum hun eigenzinnige gedachten te kunnen spuien. Die eigen gedachte, dat eigen belang, is het enige waaraan men denken kan. Grote lijnen van nationaal bewustzijn en nationaal belang ziet men niet meer. Daar is men niet democratisch genoeg voor. Men wil zich niet zo maar neer leggen bij een meerderheid en blijven trachten die van binnenuit te bewer ken, neen, het eigen belang van de eigen idee moet luidkeels in de Kamer kun nen worden uitgedragen. Het politieke spel spitst zich toe op stemmen- en zetelwinst. Daartoe laat men de groepsbelangen prevaleren. Een paar algemene belangen, als meer wo ningbouw en bestrijding van de infla tie, stelt iedere partij voorop in zijn pro gramma, want die zijn al zo ingebur gerd, dat geen enkele partij ze kan mis sen, maar verder acht men zich de ver tegenwoordiging van speciale bevol kingsgroepen wier belangen men in de eerste plaats zal bevorderen. Het woord nationale eenheid komt niet voor in de kreten die men zal gaan uiten. Dat is een ouderwets iets waar men niet meer mee voor de dag durft te komen. Ook niet wil komen, want dat zou immers ten koste kunnen gaan van de eigen belangen en slechts daarmee kan men zijn zetel in de Kamer veroveren. Zo verliezen wij ons steeds meer in het uitdragen en accentueren van de punten van verschil dan in wat ons kan binden om ons burgers van een landelijke gemeenschap te kunnen voe len. Voor dit laatste gaat het ons te goed. We menen nog niet bedreigd te worden in onze nationale zelfstandig heid (al duurt dat niet lang meer), we zijn welvarend genoeg om ons enkele uitspattingen te kunnen veroorloven en daartoe behoort ook het naarstige be oefenen van de eigenzinnigheid en het opkomen voor het eigen belang. Zo lang de welvaart nu maar blijft, hebben we niet in de gaten hoe we ons nationaal belang aan het ondergraven zijn. Nog veroorloven we ons de weel de van alleen maar eigen ideeën spui en via een heleboel politieke partijtjes, waardoor we gedoemd worden tot een middelmatigheid, die uiteindelijk toch tot een verlies van welvaart zal gaan lei den. Dan zal de noodzaak weer tot gro tere eenheden nopen, zullen vele stem men ineens graag zwijgen, want in dan ontstane nood wil men liever geen ver antwoordelijkheid dragen. Dan legt men zich weer graag bij de grote broers neer. Maar dat zullen de kleine-partij mannetjes zich nu nog nauwelijks kun nen voorstellen. H. VAN WERMESKERKEN (Nadruk verboden) DE EIKENHAK VROUW „Ik riep nog: kom terug!" klaagde de beklagenswaardige vrouwenfiguur (in letterlijk vol formaat) voor de groene tafel, terwijl haar welgevormde boot werkersvuistje de houten balie beroer de, zodat het eeuwenoude eikenhout kraakte als splinterend eikenhakhout. „Maar hij kwam niet terug", ver zuchtte de politierechter. „Zij kwam niet terug", verbeterde de eikenhakvrouw. „O, was het een zij „Cinderella ja, m'n arme schatje, zij was het zélf. O, m'n schatje..." „Waarom ging ze de straat op?" ,,'t Is mijn schuld!" „Gaf u dan zo'n slecht voorbeeld?" „Nee, ik liet de deur openstaan. Eventjes maar. Toen moet zij 'm ge piept zijn". „Maar u verklaarde volgens de poli-, tie, dat u haar achterna gegaan bent". „Jaja, ik riep nog: Cinderella, kom tot inkeer. En ik zocht iets lekkers". „U had beter een touw mee kunnen nemen dan eerst haar lievelingskostje te gaan opzoeken". „Meneer de cipier, ze is nooit zo on beheerst geweest. Ze was een voorbeeld van liefde en trouw!" „Onbeheerst? Zeg maar liever onbe- héérd. En die liefde verkeerde onder tussen in kwaadaardigheid". „O nee, meneer, zegt u zulke dingen och niet van mijn Cindie!" „Heeft zij dan soms geen ongeluk ver oorzaakt?" „Iedereen heeft wel eens een onge lukje, meneer". „Dat heb ik hier meer vrouwen ho ren zeggen". „Ik heb van alles geprobeerd... Juist omdat onbeheerstheid zo verwerpelijk is. Ik heb haar nog ndgeroepen: doe nie mand overlast aan!" „U had beter kunnen commanderen: hier j ij „Dan luisterde ze niet, meneer. Ze was zo gevoelig, mijn Cintje". „O, nou is het al een Sint je gewor den. Nou, ze was piet zo heilig. Ze heeft brokken gemaakt en niet zulke kleine ook en daar moet u. toch voor op draaien". „Ik heb al het verlies van mijn Cindie te dragen..." „Dat verlies is uw eigen schuld. U liet haar zelf de straat op gaan. Maar daar bracht dat beest een paar brom fietsers ten val en die kwamen erdoor in het ziekenhuis. En die rekening is veel hoger dan die van tien pekinezen". Er drupten tranen over de ringdijken van de oogpolders op het oude eiken hout en de doorvoede vrouw van groot formaat balde beide bootwerkersvuistjes, zodat de aderen opzwollen en de magi straten hun stoel iets verschikten, uit vrees misschien dat de balie nu werke lijk tot eikenhakhout zou worden ge kloofd. De getuigen werden één voor één bin nengeroepen en verklaarden op veilige afstand, hoe het dartele diertje zich in het verkeersgewoel stortte, terwijl zijn bazin met lieve woordjes en een onsje biefstuk half achter de voordeur ver scholen bleef lokken en liefkozen. De officier achtte daarmee het be wijs geleverd, dat het verkeer door gro ve schuld in ernstig gevaar was ge bracht en eiste vijfhonderd gulden boete of twee maanden, waarvan de helft voor waardelijk. De verdachte kreet van ontzetting. Zo'n verschrikkelijk hoge straf had zij helemaal niet verwacht. „Ik wil een advokaat!" riep ze uit, toen zij het laatste woord kreeg. „Dat kan. In hoger beroep dan", ant woordde de politierechter. „Dan vonnis ik nu met 250,of één maand on voorwaardelijk en 250,of een maand voorwaardelijk met de bijzondere be paling, dat de rekening van het zieken huis, welke u weigerde te betalen, bin nen twee maanden is betaald. U hebt veertien dagen tijd voor hoger beroep. Is dat duidelijk?" „Nee, meneer de cipier", klonk het. „Moet ik dan de trap op voor dat ho gere rechtersberoep?" (Nadruk verboden) d' ARGENTY ALLE VRAGEN VOOR DEZE RUBRIEK UITSLUITEND TE ZENDEN AAN: REDACTIE „MET RAAD EN DAAD", MARKT 19, KRUININGEN met bysluiting van een postzegel van 25 cent voor doorzending van uw brief Wy willen u met deze adviezen zo goed mogelijk van dienst zyn en geven zo mogelyk advies op elke vraag. Wij kunnen echter geen aansprakelijkheid aanvaarden voor elders verkregen inlichtingen of gegevens RED. Glas. Hoe kan ik krassen op ven sterglas verwijderen? Met chemische middelen (b.v. een fluoride) te werken wordt wegens ge vaar sterk afgeraden. Een goede metho de bij niet te diepe krassen luidt als volgt: Door middel van puimsteenpoe der op een kurk het glas om de kras wegslijpen (aanbevolen de kurk te la ten draaien bijvoorbeeld op een elektri sche boor). Daarna met dodekop (ijzer- oxyde, ook wel Spaans rood genoemd) het afgeslepen gedeelte polijsten door nu inplaats van puimsteenpoeder dit poeder op de kurk te doen. Maria Sibylla Merian. Kunt u mij enige inlichtingen verstrekken over de kunstschilderes Maria Sibylla Merian? De Zwitsers-Nederlandse schilderes- tekenares Maria Sibylla Merian werd te Frankfort op 4 april 1647 geboren als dochter van de Zwitserse graveur en boekhandelaar Matthaus Merian, die vooral bekendheid verwierf door de uit gave van de Europaische Topographieën en het Theatrum Europaeum. Haar va der heeft ook tijdelijk in Holland ge woond. Zij bracht vooral bloemen en in- sekten in beeld in verband waarmee zij in 1699 op kosten van Holland naar Su riname reisde om insekten te bestude ren. Als gevolg van deze reis ontston den de uitgaven: Metamorphosis insec- torum surinamensium, verlucht met 60 kopergravures (1705), waarvan er ver scheidene zijn overgenomen in Das Klei ne Buch der Tropenwunder. Zij was leerlinge van haar stiefvader, de bloem schilder Jacob Marellus en van Abra ham Mignon. Tussen 1679 en 1683 ver schenen haar 36 kopergravures „Flo- rum fasciculi tres" (drie bloemruikers). Ze huwde in 1668 met de schilder Jo- hann Graff. Na 1690 trok zij zich te rug op het kasteel Bosch in west-Fries land. Ze heeft ook deelgenomen aan de conventikelen der Labadisten, die zich in 1675 uit Altona vestigden op de The- inga- of Waltastate in Wiewerd. Ten slotte vestigen wij nog uw aandacht op het boek „Verborgen Paradijzen, het le ven en do werken van M. S. Merian" door J. Stuldreher-Nienhuis (1944). Brandschade. In een huurhuis ont stond brandschade. De eigenaar deelt de huurder mee dat hij van zijn verzeke ring 200,— te min heeft ontvangen en of zij dat willen betalen. Is huurder verplicht dit geld bij te passen? Vol gens ons is de eigenaar te laag ver zekerd en is dit een z.g. eigen risico. Als aan de eigenaar van een huis te weinig uitgekeerd is om de schade, door brand veroorzaakt, te vergoeden, kan hij dit niet zonder meer op de huurder verhalen. Art. 294 van het Weboek van Koophandel bepaalt dienaangaande, dat de verzekeraar ontslagen is van de ver plichting tot voldoening van de schade, als hij bewijst dat de brand is veroor zaakt door werkelijke schuld van de verzekerde zelf, in dit geval dus de eigenaar. Verder bepaalt art. 1600 van het Burgerlijk Wetboek, dat de huur der aansprakelijk is voor alle schade, gedurende de huurtijd aan het verhuur de toegebracht, tenzij deze kan bewijzen dat de schade buiten zijn schuld is ver oorzaakt. Tenslotte bepaalt art. 1601 B.W. dat de huurder niet aansprakelijk is voor brandschade, tenzij de verhuur der kan bewijzen dat de brand veroor zaakt is door schuld (zoals verregaan de nalatigheid, die grenst aan opzet) van de huurder. Als dit hier niet het geval is geweest, behoeft uw schoon moeder de eigenaar dus niets te beta len en als hij via de rechtbank zou trach ten aan zijn eis kracht bij te zetten kan zij hem rustig zijn gang laten gaan'. Munten. Hebben zilveren guldens en rijksdaalders meer waarde dan nik kelen? Kunt u mij hier iets meer over vertellen De zilveren guldens en rijksdaalders die thans nog geldig zijn, zijn geens zins zeldzaam, ook al zyn er wellicht een aantal versmolten. Alleen uitzon derlijk gaaf bewaarde exmplaren kun nen daarom enige verzamelwaarde heb ben boven hun nominale waarde. Aan gezien ze echter (nog) niet als verza melobject verhandeld worden, zijn geen prijzen op te geven. Wel zijn er prijs- catalogi in de handel, die theoretisch berekende pryzen vermelden, doch die zijn dan ook nog meer „theorie". Alimentatie. In april van dit jaar ging mijn gewezen man met pensioen en vroeg vermindering van te betalen alimentatie aan. Daarmede stond de ali mentatie stop en was ik genoodzaakt een advokaat te nemen. Onkosten daar van waren goed 500,—. Is dit aftrek baar van de belasting? Uw vraag betreft een grensgeval, want in het systeem van de wet zijn wel aftrekbaar de kosten gemaakt ter ver werving, behoud, inning enz. van de inkomsetn zelf, maar niet die tot ver werving, uitbreiding, verbetering of be houd van de bron van inkomsten. Strikt genomen is het antwoord dus: niet af trekbaar. In gevallen als het uwe, waar in de waarde van de bron geheel gelijk is aan de contante waarde van de te verwachten uitkeringen (anders dan b.v. bij een huis dat een waarde op zichzelf heeft, los van contante waarde van de huren dat het kan opbrengene) en waar in de begrippen inkomsten en bron van inkomsten dus min of meer samen val len bestaat er in de rechtspraak een neiging om de kosten tot behoud van de bron (en dat zijn uw advokaat kosten) min of meer gelijk te stellen met de kosten tot behoud van de inkomsten zelf, die dan dus wel aftrekbaar zijn. Het gaat er dus om hoever dat laatste „min of meer" wordt uitgestrekt en daarover zijn er nog geen duidelijke uit spraken. Het antwoord is dus: u kunt het proberen met de hierboven genoem de argumentaten: het hangt af van de wetsuitleg door de inspecteur en na hem evt. de belastingrechter of het ja of neen wordt. Strikt theoretisch is het neen, praktisch gezien is er wat voor „ja" te zeggen. N.T.I. Bij het Nederlands Talen Instituut volg ik de cursus bouwkundig tekenen, waarvan ik t.z.t. een examen kan afleggen en na slagen het diploma verkrijg. Is dit een waardevol diploma en is het officieel erkend? Van de inspectie van het schriftelijk onderwijs (I.S.O.), Acher de Dom 5 te Utrecht, tel. (030) 19530, vernamen wij dat het Nederlands Talen Instituut (N. T.I.) van 1959 tot 1963 erkend geweest is, maar dat daarna de erkenning is in getrokken, waaruit u zelf wel kunt op maken hoeveel het diploma „bouwkun dig tekenen" objectief waard is. Ander zijds hangt de waardering er ook van af hoe een bepaalde werkgever er over denkt. Wij adviseren u zelfstandig bij bovengenoemde inspectie te informeren naar een verantwoorde schriftelijke op- leidingsmogelijkheid tot bouwkundig te kenaar, daar wij geen reclame kunnen maken voor de ene cursus ten koste ,van de andere. door GERRIT FRANSEN 8) „Mogen we u uitnodigen vanavond bij ons te komen eten? Wij weten zelf, wat een rommel een verhuizing geeft; we wonen hier namelijk pas drie weken. Ik zou zeggen: doet u het maar. Kunt u meteen een beetje uitblazen". Dinie is in dubio. Het aanbod treft haar ontzettend, maar zal Evert het goedvinden „Mag ik even m'n man roepen? Komt u toch verder, mevrouw..." „Mevrouw Scheuveler", stelt ze zich voor. De vrouwen drukken elkaar de hand. Evert is er maar matig mee in zijn schik. Vooral geen verplichtingen schep pen, is zijn devies. Maar hij weet, dat Dientje doodmoe is van de ongewone drukte en zelf zou hij ook liever ergens lui gaan liggen. Dus stemt hij toe: „Dat stellen mijii vrouw en ik heel erg op prijs". Buurman Scheuveler blijkt een jovi ale man te zijn. „Ga zitten, ga zittendaar staan sigaretten en ik heb ook sigaren. Wel kom in' Dalewoud, zullen we maar zeg gen". Terwijl zijn vrouw het avondeten klaar maakt, babbelen de anderen wat. Scheuveler zegt monteur te zijn voor alle mogelijke soorten automaten. „Ik reis dagelijks m'n rayon af, plaats nieuwe automaten en repareer ze, als ze defect zijn. Voor een fabriek in Brabant. O, interessant werk. Indertijd heb ik ze zelf gebouwd". Dinie verstout zich om te vragen: „Hoe komt u dan hier? In Dalewoud?" De man lacht. „Dat is een heel verhaal, dat vertel ik u nog wel eens. In elk geval zit ik hier zo'n beetje in het centrum van m'n rayon en m'n vrouw en ik houden van het buitenleven". De maaltijd is overdadig; zowel Evert als Dinie voelen er zich verlegen bij. Doch mevrouw Scheuveler is hartelijk: „Tast maar toe, mensen, hoe meer jullie er van eet, hoe liever het ons is, waar At?" De man bevestigt het. Evert en Dinie hebben inderdaad trek en laten zich de heerlijkheden uitstekend smaken. Maar lang kunnen ze daarna niet blijven; er moet nog zoveel opgeruimd worden. Scheuveler waarschuwt hen: „Doe het kalm aan, buurman, morgen is er weer een dag en overmorgen ook. Hoofdzaak is, dat jullie vanavond een bed hebben om te slapen". Evert en Dinie bedanken de vriende lijke buren hartelijk voor de gastvrij heid. En dan gaan ze thuis weer aan de slag. Mensen-nog-aan-toe, wat een rom mel heb je met zo'n verhuizing. Ze kij ken elkaar gelijktijdig aan en beginnen te lachen. „Net als buurman zei", zegt hij knik kend, „laten we het maar rustig aan doen, Dinie. Er komen nog meer dagen". Om half tien vallen ze als een blok in bed, doodmoe van 't ongewone werk. En slapen een gat in de morgen. Maar dat is voor een keer niet erg. Nog een paar dagen werken ze en dan staat al les op z'n plaats. Als er iets te zijner tijd niet naar genoegen is, kan het la ter altijd nog verplaatst worden. Voor lopig is er orde. In het dorp is de paasvakantie ook begonnen. Dat merkt Evert, want als hij op een rustige morgen naar zijn schoolhoofd fietst, zegt een briefje op de deur, dat het echtpaar niet thuis is: Afwezig tot 7 april. Dus keert hij on- verrichterzake terug. Hinder niet. In elk geval heeft hij nu aan zijn verplich tingen voldaan. Zondagsmorgens gaan ze samen voor het eerst naar de kerk. Enkele mensen groeten hen en Evert knikt vriendelijk terug, Dinie nog wat schuchter-verle- gen. Het is duidelijk, dat ze in Evert „de nieuwe meester" zien. In de kerk zijn vaste plaatsen, dus moet Evert zich tot de koster wenden. „Kom maar mee naar de bank van meester Van Bragen", zegt de koster grijnzend, „die is er toch nooit". Dinie vindt het maar vreselijk ouder wets; waar heeft men in deze moderne tijd nog vaste plaatsen Bij haar weten in de stad in geen enkele kerk meer. Zoals Evert had verwacht, is de do minee niet jong meer en de preek zwaar. Maar wel leerzaam. Dat geeft zelfs Di nie na afloop toe. Tijdens de dienst zien ze onder de col lectanten diaken Hanekam, als alle an deren in het zwart en met zwarte hand schoenen aan. Evert bekijkt hem een poosje. Echt doodbiddersgezicht, denkt hij in zichzelf. En dat is een collega, met wie ik moet samenwerken. Hoe is hij op school? Vast geen meester, die bij de kinderen geliefd is. De uitlating van de koster: kom maar mee naar de bank van meester Van Bra gen, die komt toch nooit, geeft hem te denken. Al heeft hij er geen enkel be wijs voor, hij voelt, dat het met zijn hoofd in dit opzicht niet helemaal goed is. Wat zijn vrouw aan Dinie heeft ge zegd (zondags zijn we bijna nooit thuis; we hebben een grote familie) weet hij niet. Dinie heeft er niet met hem over gesproken. Maar één ding begrijpt hij heel goed: als je hier in de pas wilt blijven, moet je een trouwe kerkganger zijn. In de stad mankeerde er nog wel eens wat aan, hier zal ik meer reke ning moeten houden met mijn positie als onderwijzer. Ingezetenen met een min of meer vooraanstaande plaats in het dorpsleventje zitten in een glazen huisje. We zullen dus voorzichtig moe ten zijn. Zondagmiddag lijkt het dorp uitge storven. Al is deze straat normaal al vrij stil, omdat hij nog in een nieuwe woonwijk ligt, nu rijdt er helemaal nie mand door en zelden zie je iemand op de weg. Het is enkel buurman Scheuve ler, die met zijn vrouw in de auto weg rijdt. En dat op zondag. Maar hij heeft die avond, dat ze er gast waren, het kruisbeeld zien hangen en weet dus, dat deze mensen er andere normen op na houden. Maar goed, dat de buurman on afhankelijk is van de dorpsgemeenschap. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Scheldebode | 1971 | | pagina 1