Meerderjarig op 18 jaar NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZUID-BEVELAND TUSSEN WAL EN SCHIP 36STE JAARGANG No. 33 23 JANUARI 1970 MET RAAD EN DAAD LANGS DE STRAAT de scheldehode NEDERLANDSE WET ZIT VOL TEGENSTRIJDIGHEDEN REDACTEUR ADMINISTRATEUR i J. M. C. VAN DER PEYL KRUININGEN MARKT 19 TELEFOON (01130) 1381 GIRO 2 84 25 Abonnementsprijs bij vooruitbetaling 2,15 per kwartaal Franco per post ƒ4,40 per halfjaar Advertentieprijs 1-25 mm ƒ4,50, verder 18 cent per mm Excl. 4% B.T.W. Ingezonden mededelingen dubbel tarief In te zenden vóór woensdag 12 uur Verschijnt des vrijdags UITGAVE DRUKKERIJ F. VAN DER PEYL - KRUININGEN N.V. stichter van deze hele beweging, dus niets te vertellen hebben over mijn vol gelingen en over mijn discipelen?" „Zolang uw trouwe volgelingen u trouw volgen, kunt u hen van alles ver tellen en wijs maken, wat u maar wilt. Maar u bent niet erkend als kerkge nootschap èn u hebt geen rechtspersoon lijkheid als vereniging. Dat betekent voor de wet gewoon, dat u uw handen thuis moet houden als u het een keertje niet eens bent met iemand. Wie dat dan ook is. Een volgeling of een buiten staander." „Wij kennen alleen maar discipelen..." „Dat is allemaal niet terzake. Het gaat om die oorvegen. Hebt u de voor zitter in zijn gezicht geslagen en hem verwond, ja of nee?" „Meneer de voorzitter, mijn vroegere broeder en éérste discipel, heeft onze organiste in haar diepste gevoelens ge voelens gekwetst door haar uit te schel den voor ongelovige in mijn bestaan, voor heidens creatuur, in mijn aanwe zigheid. Mag ik dan, met artikel negen in mijn hand, een terechtwijzing uitde len of niet?" „Ik stel u een vraag. U hebt hier niets te vragen, alleen maar te ant woorden. Hebt u de voorzitter verwond, ja of nee? En nu alléén maar ja of nee." „Gééstelijk verwond misschien, in zijn hart... omdat hij haar helleveeg dorst te heten en omdat... „Ik spreek hier niet over uw geeste lijke opvattingen, maar over een oor veeg. En die is erg lichamelijk. Mijn laatste keer: hebt u geslagen of niet?" „Zulke mensen verdienen een afstraf fing, als iemand zich te buiten gaat..." „Dus ja. Kort en goed ja." „Nee edelachtbare, misschien wel een ja, maar niet zo kort en goed, want hier is véél aan vooraf gegaan. Als u mij gelegenheid biedt in enkele woor den Hij kreeg geen kans voor die enkele woorden. Het woord werd hem ontno men, hetgeen zijn haren in de grootste wanorde bracht, hem geestelijk ontred derde en hem lichamelijk scheen te knakken. Als een gebroken man hoorde hij de getuigenverklaringen aan van zijn trouwste discipelen. Zij bezorgden zijn reeds verwarde witte pruik nieuwe vloedgolven van| emoties. Want zelfs trouwe volgelingen van een profeet kun nen fnuikend zijn voor zijn aanzien, als de werkelijke levenswandel van zo'n geroepene op tafel kom. En wat er nu op het groene laken werd uitgestald aan uitspattingen van deze verdachte, deed de rechter en de officier beiden op hun beurt naar hun haren grijpen. „Mijn hemel nog aan toe" sprak de officier, „waarom hebt u dat allemaal geduld? Waarom hebt u niet veel eer der één of méér aanklachten tegen de ze mens ingediend? Het is toch zeker geen godheid? Het is een slavendrijver, hij is nog erger dan een tiran of een dictator in dat kleine wereldje van u samen. En dan die lichamelijke tuch- tingen en daarbij vergelijken meneers eigen zedelijke levenswandel, 't Is nog een mooi voorbeeld ook. Geen wonder, dat de emmer een keer moest overlopen en een kleine druppel iemand tot in grijpen noopte. Ik begin respect te krij gen voor die voorzitter, die meneer aan de kaak dorst te stellen en eens orde op zaken wilde stellen. Ongeacht de al dreigende kastijding!" En hij eiste zon der pardon drie weken gevangenisstraf. Onvoorwaardelijk. „Nu wilj ik u, verdachte!, wel het laatste woord geven" overwoog de rech ter, op zijn horloge turend „maar dan hóógstens drie minuten. Dan is het uit. Dan wijs ik vonnis en daarna kimt u altijd nog hoger beroep aantekenen." Tot ieders verrassing bleef sektelei der zwijgen. En de politierechter von niste conform. Maar het wordt wel ho ger beroep. d'ARGENTY (Nadruk verboden) U KUNT NIET ALLES WETEN! Loopt uw naaimachine moeilijk, nadat ze een tijdlang „op non actief" heeft gestaan, druppel er dan eerst wat petroleum in, draai zo hard mogelijk, veeg daarna de petroleum weg en smeer haar met goede naaimachineolie. Bescherm uw behang als een kinderbox er dichtbij staat, door er een stuk hardboard tegen te plaatsen. Be plakken met aardige plaatjes. Een zeemleren lap blijft zacht als men deze na het gebruik in zout water naspoelt en opgerold weglegt. De hargroene bladeren van sla, andij vie, prei, spruitjes e.d. en de groe ne uitlopers van uien zijn vaak het rijkst aan ijzerzouten (die o.a. bloedarmoede helpen voorkomen) en verder aan andere waardevolle stof fen. Hebt u last van transpirerende handen en moet u glacé handschoenen dra gen, bestrooi uw handschoenen van binnen dan eerst met talkpoeder. Als u voorzichtig te werk gaat, kunt u eiwit en dooier gemakkelijker ge scheiden houden, door het ei te bre ken boven een trechter. Kledingstukken, gewassen in synthe^- tisch wasmiddel, behoeven slechts eenmaal gespoeld te worden; die welke gewassen zijn in huishoud zeep, minstens drie keren, want zeepresten tasten het goed aan en veroorzaken ook huidirritatie. Over taai vlees kunt u een beetje wa ter gieten, vermengd met cognac of brandewijn. Het taaiste vlees wordt dan weer mals. Luistergeld. Hoeveel spaargeld mogen wij hebben om vrijstelling van luister- en kijkgeld te krijgen? Wij heb ben A.O.W. en bijstand. Sedert 1 januari 1969 geldt dat de grens voor vrijstelling van luister- en kijkgelden is gesteld bij een inkomen per jaar voor een alleenstaande van 3820,en voor een echtpaar van 5460, plus een bedrag per gezinslid meer. Schilderij. Ik bezit een schilderij- je van ca. 20 x 20 cm, voorstellende een boslandschapje met op de voorgrond 'n waterval. Op de lijst is een metalen plaatje waarop staat 1629-J. v. Ruys- dael 1682. Kunt u mij zeggen wie dat is geweest en of het nog waarde heeft? Jacob van Ruysdael is geboren in Haarlem, in 1628 of 1629 als zoon van de kunstschilder Isaack van Ruysdael of Ruisdael. In 1656 vestigde hij zich in Amsterdam en schilderde landschap pen in Holland, Gelderland en Westfa- len en ook stads- en zeegezichten. De figuren in zijn vroegere schilderstuk ken werden vaak ingeschilderd door an dere schilders als b.v. Adriaen v. Ostade en anderen. Zijn jeugdwerken waren meest natuurstudies en er zijn er een honderdtal van bekend. Hiertoe zou ook uw schilderij te rekenen zijn. Hij is in 1682 overleden. U zult er goed aan doen een duidelijke foto van het werk op te sturen naar het Rijksbureau voor Kunst historische documentatie, Korte Vijver berg 7, Den Haag, met verzoek om een waardebepaling. Waarom wel voor de strafrechter en niet bij verkiezing? De Nederlandse wetgeving zit wat het 'stellen van leeftijdsgrenzen betreft vol tegenstrijdigheden. Daarom heeft de Ne derlandse Jeugd Gemeenschap, landelijk overkoepelend orgaan voor jeugd- en jongerenwerk, het voorstel gelanceerd om die leeftijdsgrenzen opnieuw te be zien. Dit natuurlijk in de hoop dat de wetgever bereid zal zijn om te zijner tijd de huidige wetgeving op dit punt meer aan te passen aan de eisen van deze tijd. Is het redelijk dat iemand pas meerderjarig is wanneer hij de leef tijd van 21 jaar heeft bereikt of moet deze leeftijdsgrens verschoven worden naar achttien Ziehier de kernvraag, welke de discussies over dit onderwerp zal beheersen. GELEIDELIJKE VERLAGING LEEFTIJDSGRENS OOK MOGELIJK Artikel 353 van het Burgerlijk Wet boek bepaajt dat de minderjarigheid duurt tot het bereiken van de 21-jarige leeftijd. Zij eindigt vroeger door huwe lijk of door meer der jarigheid-verklaring. Hier doet zich de eerste tegenstrij digheid reeds voor. Waarom is iemand wèl meerderjarig wanneer hij in het hu welijksbootje stapt? Akkoord, er ligt dan een grotere verantwoordelijkheid op zijn schouders, maar het criterium is dachten wij, niet of iemand bepaalde verantwoordelijkheden krijgt opgelegd, maar of hij die verantwoordelijkheden wel dragen kan. In de praktijk is het dikwijls zo dat iemand die niet gehuwd is, op 20-jarige leeftijd reeds een rijpe en volwassen in druk maak, terwijl iemand van dezelfde leeftijd, die wel gehuwd is, zich nog heel onvolwassen gedraagt. Het omge keerde komt natuurlijk eveneens voor, maar hoe dan ook, het lijkt allerminst redelijk om de meerderjargiheid te la ten afhangen van het feit of iemand wel of niet getrouwd is. Een basis Het verdient hier vermelding, dat de wetgever nooit de illusie heeft ge koesterd om „geestelijke volwassenheid" en meerderjarigheid nadrukkelijk met elkaar in verband te brengen. Wie zou moeten vaststellen of iemand wel of niet geestelijk volwassen is? Trouwens, als geestelijke volwassenheid het criterium zou zijn, dan zouden sommige mensen van in de dertig, veertig of nog ouder minderjarig dienen te worden verklaard. Het feit, dat gehuwden beneden de 21 jaar geacht worden meerderjarig te zijn is vooral een bepaling, die stut op praktische overwegingen. Het is nu een maal zo dat men gehuwden niet kan beletten zelfstandig rechtshandelingen te verrichten, maar daarvoor moet je nu juist meerderjarig zijn. Zouden jonge gehuwden als minder jarig worden beschouwd, dan zouden zij onder gezag van hun ouders staan, eventueel van de voogdij. Dat is een slechte basis om een huwelijk te begin nen. Ouderlijke macht De wet is er niet alleen om jongeren te beschermen, maar ook om hun be paalde rechten te onthouden. Dat blijkt b.v. uit artikel 261 B.W. en volgende, waarin het vruchtgenot wordt geregeld. Elke ouder die het gezag over zijn wet tige kinderen uitoefent heef het vrucht genot van hun vermogen, Indien het kind bij de ouders inwoont, omvat het door TRUDIE MOORST 19) „Morgen meteen maar 'n paar plastic broekjes kopen", zei hij op gelaten toon. „En een pantservest". „Waarvoor?" vroeg ze verwonderd. „Om op elke eventualiteit voorbereid te zijn. Waar is het dichtsbijzijnde zie kenhuis Gerekend vanaf de Apollo- laan Kan ik misschien vooruit plaats bespreken." „Als je me nu kwaad wilt hebben, moet je doorgaan, Jan", antwoordde ze met lage stem. Wat je daar allemaal bazelt, is baarlijke onzin. Je wordt op de thee verwacht. Mijn broers zullen er waarschijnlijk niet zijn, dus we zijn entre nous', enkel vader en moeder. „Ze pakte zijn arm beet en omklemde die. „En denk jij soms, dat ik je in de steek laat?" Hij trok haar naar zich toe. „Tilly, vruchtgenot ook het inkomen uit arbeid van het kind. Kortom, werkende, niet-gehuwde, thuiswonende jongelui zijn ook in fi nancieel opzicht gebonden aan hun ou ders. Als pa tegen zijn 18-jarige dochter en tegen zijn 20-jarige zoon zegt: „Hier met je verdiende geld", dan handelt hij volkomen in overstemming met de be palingen van het burgerlijk wetboek. En dat wetboek bepaalt niet, hoeveel zak geld pa zijn pupillen dan wel moet ge ven. Vooral in gezinnen met werkende jongeren vallen hier vaak woorden over. Ook kunnen ouders hun minderjarige kinderen verbieden om op kamers te gaan wonen. In menig gezin rijzen hier geschillen over, maar als de conflicten worden toegespitst zal het minderjarig kind aan het kortste eind trekken, aan gezien art. 356 van het B.W. bepaalt dat de ouders de ouderlijke macht over hun kinderen bezitten. Wel opent de wet de mogelijkheid dat een minderwaardige meerderjarig kan worden verklaard. Krachtens art. 473 B.W. kan dit door handlichting geschie den. De minderjarige moet dan echter de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt. Een beperkte handlichting waarbij aan een minderjarige bepaalde rechten van meerderjarigheid worden toegekend, is reeds mogelijk wanneer de minderjarige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt maar zij kan niet worden verleend tegen de wil van de ouders. Strafrechtelijke meerderjargheid Iemand is dus normaal gesproken pas meerderjarig wanneer hij 21 jaar is. Door te huwen kan hij reeds op jeug diger leeftijd meerderjarig zijn. Maar dezelfde 20-jarige, die volgens de bepa lingen van het B.W. nog minderjarig is, is opeens meerderjarig, wanneer hij in een strafproces verwikkeld raakt. In Nederland is iemand in strafrech terlijke zin meerderjarig, wanneer hij de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Beneden deze leeftijdsgrens kan hij al leen door de kinderrechter worden ver oordeeld, boven de 18 zal hij voor ge wone rechter moeten verschijnen. En het is vooral deze leeftijdsgrens in het wetboek van strafrecht, die vele jongeren de vraag doet stellen: „Waar om worden we niet op 18-jarige leeftijd meerderjarig, dus ook in civielrechter- lijke ,zin". Vroeg wijs Deze vraag is niet zonder zin. Het is nu eenmaal een feit dat in de wereld van vandaag de jongeren gauwer „wijs" zijn dan in vroeger tijden. Zij nemen reeds op vrij jeugdige leeftijd een zelf standige positie ten opzichte van hun ouders in. Een al te rigoureuze toepassing van de „ouderlijke macht" leidt er niet zel den toe, dat vele jongeren in allerlei au toriteitsconflicten met hun ouders ver wikkeld raken, hetgeen niet bepaald bevorderlik is voor hun persoonlijkheids ontwikkeling. Men kan er heel lang over discussië ren, of de leeftijdsgrens van 21 jaar nu direct naar 18 moet worden verschoven, of dat de voorkeur moet worden gege ven aan een geleidelijke verschuiving, b.v. door de leeftijd waarop iemand meerderjarig wordt te stellen op 20 jaar en over een jaar of vijf nog eens te be kijken of er geen aanleiding is de leef tijdsgrens opnieuw te verlagen. In elk geval is het onverstandig om aan die 21-jarige leeftijd star en krampachtig vast te houden, mr. A. BRONSBERGEN je bent een schat. Maar jij ziet alles even gemakkelijk. Je vader en moeder zullen het heus niet prettig vinden, dat hun dochter geen beter keuze heeft ge maakt." „Mijn ouders zullen mij m'n geluk gunnen, daarvan ben ik overtuigd. Ik heb nog broers, die moeten dan maar een zogenaamd goed huwelijk doen." Er was enige tijd stilte. „Hoe laat moet ik er zijn?" vroeg hij. (,'Voor idrieën in geen geval; Papa doet eerst een middagdutje. Daarna is hij doorgaans goed gehumeurd. Laten we zeggen: half vier. Je blijft natuur lijk de rest van de middag en avond bij ons." „En als je vader nu schrikt, als hij m'n beroep verneemt en bezwaren op pert?" „Dat zal hij vast niet doen, waarvoor ken ik hem wel. Hij zal beleefd en aar dig tegen je zijn. Zo is hij. Heel voor zichtig zal hij je uithoren. Maar op geen enkele manier zal hij laten mer ken, wat hij denkt. Vergeet niet, dat hij een zakenman is en een zakenman, een goede tenminste, is tevens een halve di plomaat. En laat verder de rest maar aan mij over. Jij en ik, Jan, dat is het belangrijkste. Ik houd van je en wij gaan trouwen. Zelfs al zouden vader en moeder en de hele familie bezwaren DE HAREN VAN DE PROFEET Het stijve witte boordje knelde ver vaarlijk om de naar adem snakkende adamsappel van de plechtstatige stand houdende figuur voor het hekje. Zijn witte haardos, die zo menig argeloze weduwe zou impone -en, begon tekenen te tonen van verwarring, omdat deze verdachte er herhaaldelijk met zijn hand doorheen streek. Alsof hij herinneringen wilde ophalen uit een even grijs ver leden. Ja, alsof hij zijn hersenen in dit oude hoofd geregeld weer op een rijtje wilde leggen. „Op een schip kan er maar één de kapitein zijn" zo sprak hij nu, „de an deren hebben te sturen volgens zijn be vel. Daarom heten het ook stuurlieden." „Het gaat er om, wie hier de kapitein is," herinnerde de politierechter hem. „Is dat de voorzitter, of het bestuur in zijn geheel, of een ledenvergadering, of bent u dat?" „Maar dat ben ik natuurlijk," klonk het vol zelf overtuiging. „Ik ben het hoofd, de oprichter nog wel, van deze sekte. En die sekte kan klein zijn of groot zijn, daar gaat het niet om. Er is een sekte. En ik heb de statuten er voor ontworpen en die heb ik bij mij. En in artikel 9 vindt u heel duidelijk omschre ven, dat ik als priester, als éérste prie ster nog wel, het recht heb te bepalen wat ik bepaald heb." De politierechter nam alsnog de moei te enkele vellen papier in te zien, die de bejaarde hogepriester van de bijzon dere sekte hem een beetje bibberig toe stak en alweer streek de hand daarna in diverse richtingen door de blinkend wit te haardos. „Hier hebben we niets aan", oordeel de de politierechter, „Die statuten zijn niet koninklijk goedgekeurd, de vereni ging heeft dus geen rechtspersoonlijk heid en ieder van het bestuur en u zelf ook is in zo'n geval hoofdelijk aanspra kelijk voor zijn eigen daden. U bent dus terecht door meneer de officier in staat van beschuldiging gesteld." „Dan zou dat betekenen, dat de pen ningmeester de kas in zijn bezit kan houden en dat mijn sekte al zijn geld kwijt is. Geld, dat door alle sekteleden bij elkaar gebracht is..." „De kas is hier niet in het geding. Het ging alleen maar om een organiste". „Jawel, maar die kreeg vergoedingen uit de kas. En als de penningmeester het vertikt op mijn bevel de vergoeding aan de organiste uit te betalen, zit de hele sekte zondagochtend zonder orgel in de kerk. En hoe moeten we dan de wijs houden?" Hij veegde zijn pruik van links naar rechts. „U moet zich niet van de wijs laten brengen door een financiële bijkomstig heid. Het bestuur heeft zich unaniem tegen deze organiste uitgesproken van wege haar gedrag. Dat bestuur moet echter weten dat het voor de wet geen éénheid vormt, maar een groep los van elkaar staande personen, die zelf maar de verantwoordelijkheid moeten dragen voor hun eigen daden. En als de voor zitter van dat bestuur zo graag die or ganiste van u de les wil lezen, is dat voor zijn eigen verantwoording en niet voor die van anderen. En zeker niet voor die van u. Dan mag u niet met de ze papieren wapperen en de voorzitter in z'n gezicht slaan. Zelfs niet volgens artikel 9." Nu sprongen vele haren recht om hoog en andere werden meedogenloos terzijde geworpen door de wilde hand bewegingen van een vertwijfelde profeet aan wiens profetiën geen geloof wordt gehecht. „Dan zou ik, ik... de oprichter, de hebben, ik laat je niet meer los. Jij bent van mij, heb je dat goed verstaan, jon gen?" Een lange kus was het enige ant woord en Jan dacht, we zullen maar af wachten wat het wordt. Er zijn duizend en-een mogelijkheden om ons te schei den. Al weet ik nu, dat ik van dit lieve kind houd, zoals ik nog nooit van een meisje heb gehouden, ze is nog lang niet mijn vrouw. Ik wil wel eens zien, of Tilly werkelijk zoveel invloed op haar vader heeft, als ze hier in de wagen doet voorkomen. Na een onrustige nacht, waarin hij allerlei onzinnigheden heeft gedroomd met een boze schoonvader en broers, die hem dag en nacht achtervolgen en heel in de verte een slanke verleidelijke Til ly, die haar armen verlangend naar hem uitstrekt, doch gescheiden is door een barricade broers, die hem allemaal even nijdig aankijken en geen duimbreed wij ken, staat hij vroeg op. Maar moeder Pelser verwondert er zich tegenwoordig niet meer over. Ze weet, dat hij al eni ge maanden een meisje heeft. Hij is er erg geheimzinnig mee en vertrouwt het niet helemaal. Tot Jan heel voorzichtig liet doorschemeren, dat het een meisje uit een betere stand is en dat hij daar om wat voorichtig moet zijn. „Maakt u zich geen zorgen, moeder. Als het werkelijk wat wordt, kom ik er mee thuis. Heb maar geduld." Moeder Pelser heeft geduld. Zaterdag morgen is Jan al vroeg op zijn fiets weg, de stad in. Zo maar, doelloos, rijdt hij rond. Zijn hoofd pijnigende in ver onderstellingen. Het enige, wat hij ziet, is een bot afwijzen als huwelijkskandi daat voor Tilly. Al is deze moderne tijd nog zo democratisch, er zijn en blijven twee verschillende werelden en Tilly behoort tot die vrijwel ongenaakbare stand. Onwillekeurig groeit bij hem een minderwaardigheidscomplex. Wat ben ik eigenlijk? Wat kan ik? Niet veel. Het werk, dat ik op de fabriek verricht, kan iedere ongeschoolde arbeider binnen een maand onder de knie hebben. O ja, daarnaast ben ik gelukkig een vrij be hoorlijke kelner. Ik had een vaste be trekking als kelner kunnen krijgen, maar ik voel er niets voor om elke avond tot ver na middernacht te werken, 's morgens tot het broodeten op bed lig gen en zo van de dag een nacht te ma ken en van de nacht een dag. Voor de verdiensten is het leuk af en toe een avondje bedienen, en daar moet het bij blijven. Een geluk voor Tilly, dat hij zo'n aardige bijverdienste heeft, wat doe je met honderdertig schoon in deze tijd? Veel verstand van een huishouden heeft hij niet, maar van zijn moeder hoort hij dagelijks, hoe duur alles wordt. Terwijl de verdiensten veel trager om hoog gaan. Met m'n schnabbeltjes komt kom ik al gauw aan zes en een half honderd tot zevenhonderd per maand. En als ik getrouwd ben, gaat er ook minder belasting af. Dat moet een hele stomp schelen. Eens informeren bij de sociale werkster, die zal er meer van weten. En passant haar ook eens pol sen naar een huis. De fabriek heeft er immers een veertig staan aan de over kant van het IJ? Die zaterdag ziet hij Tilly niet. Ze had vrijdagsavonds al gezegd: „Morgen kun je niet op me rekenenik heb nog zoveel te doen. We houden het te goed. Als alles in orde is, gaan we ons toch gauw verloven en zien we elkaar immers vaker en hoeft het niet meer heimelijk te gebeuren, niet, jongen?" Nee, dan niet meer. Dan kan hij op de Apollolaan bij z'n aanstaande schoon ouders thuiskomen en kan hij Tilly meenemen naar de Kerkstraat. Kan ze er alvast aan wennen, aan haar toe komstige milieu. De vrouw van een fa brieksarbeider. Kan hij haar dat aan doen? Maar ze wil het immers zelf? Praat hij dat uit haar lieve hoofdje? Probeer het maar eens. Tilly is immers dol op hem? En hij zelf? Langzamer hand is er iets in hem gegroeid.

Krantenbank Zeeland

Scheldebode | 1970 | | pagina 1