KINDERBOEKENWEEK 30 oktober tot 9 november Leuke attractie bij aankoop van kinderboeken (tenminste 5 gulden) HET STATUSSYMBOOL PREDIKBEURTEN TWEEDE BLAD 25 OKTOBER 1968 Y erseke Ned. Herv. Kerk 10 uur: Ds. G. van Noordennen, Krab- bendijke. 2.30 uur: Ds. A. J. de Bue. GerefKerk 10 en 2.30 uur: Ds. J. Koolstra, Roo sendaal. Geref. Gem. in Nederland Langeville 31 10, 1.45 en 5.45 uur: Leesdienst. Vrije Evang. Gemeente 10 en 2.30 uur: Ds. D. de Jonge. Geref. Gem. 9.30 en 6.30 uur: Ds. Chr. v. d. Poel. 2.30 uur: Leesdienst. R.K. Kerk, Langeville 39 Eucharistieviering: Zaterdagavond 7.10 uur; zondagmorgen 7.30 en 10 uur. Leger des Heils Heiligingsdienst 10 uur. Zondagsschool 13.15 uur. Verlossingssamenkomst 18 uur. Kapiteine: H. Radstake. Krabbend ij ke Ned. Herv. Kerk Geref. Gem. 9.30, 2 en 6 uur: Ds. W. Hage. 9.30 uur: Ds. C. A. Helms, Delft. 5 uur: Ds, M, v. d. Bosch, Goes. Jeugd dienst. Geref. Kerk 9.30 en 2.30 uur: Ds. W. J. van de Kerk. Krulningen Ned. Herv. Kerk 9 en 10.30 uur: Ds. B. Baks. Geref. Kerk 10 en 2.30 uur: Ds. J. van der Molen. Geref. Gem. (Stationsstraat 2) 9.30, 2 en 6 uur: Leesdienst. Geref. Gem. 9.30, 2 en 6 uur: Leesdienst. R.K. Kerk (Korenbeurs) Eucharistieviering zondag 11.15 uur. Rilland-Bath Ned. Herv. Kerk 10 uur: Eerw. heer J. de Ruiter, 's-Gra- venhage. 5 uur: Eerw. heer M. Allewijn, Middel burg. Jeugddienst. Geref. Kerk 10 en 2.30 uur: De heer Van Baam, 's-Gravenhage. Geref. Gem. 9.30, 2 en 6 uur: Leesdienst. Hansweert Ned. Herv. Kerk 10 uur: Ds. B. van der Lelie. R.K. Kerk Eucharistieviering zaterdagavond 7 uur, zondagmorgen 8 en 10 uur. Waarde Ned. Herv. Kerk 9 uur: Ds. Boonstra. 2.30 uur: Ds. G. Colenbrander. Geref. Gem. 9.30, 2 en 6 uur: Leesdienst. Wemeldinge Ned. Herv. Kerk 10.30 en 2.30 uur: Ds. K. Venema. Geref. Kerk 9 en 2.30 uur: Ds. J. Noordhof. Vrije Evang. Gemeente 10 en 5 uur: Ds. G. van Bruggen. Geref. Gem. 10 en 4.30 uur: Leesdienst. door GERRJT FRANSSEN 35) Ik liet doorschemeren, dat we ge vraagd waren, omdat we buren zijn". Hij schudde zijn hoofd. „O, die vrouwelijke arglistigheden. Ik vermoedde al zoiets. Nou, ik heb je, on wetend, een handje geholpen". „Hoezo?" „Terwijl Gesien en ik dansten, fluister de ik haar in het oor, dat ik nog een verrassing voor haar in petto had". „Ha..." „Ja, echt, dat zei ik". Ze keek hem aan, niet-begrijpend. „Wat was dat dan voor een verras sing?" „Onze verlovingsaankondiging natuur lijk". Er kwamen pretlichtjes in haar ogen. Gelijk proestte ze het uit. „O, Gert, hoe verzon je het. Het zal intussen wel een verrassing voor haar geweest zijn. Zeg... ik zie haar helemaal niet meer. Ze zal 'm toch niet gesmeerd zijn?" Op zijn beurt keek hij ook de salon rond. Maar Gesien Tjollebeerd was ner gens meer te vinden. Ze had na de aan kondiging van de verloving zich plotse ling onwel gevoeld en een galante jon geman had haar met zijn wagen naar huis gereden. De klok had reeds lang het midder nachtelijk uur geslagen, toen Gert zijn verloofde naar de overkant bracht. „Blij, mijn Henneke?" vroeg hij, haar in zijn armen nemend. Ze sloeg haar armen om zijn hals, zijn hoofd naar zich toetrekkend. Na een lange kus op zijn mond, antwoordde ze: „Blij, omdat ik jou heb. En trots, om dat jij nu van mij bent. En dankbaar, omdat ik zulke lieve aanstaande schoon ouders kreeg. En voldaan, omdat het zo'n zeldzaam feest is geworden". Hij kuste haar, rustig en beheerst, zo als ze dat doorgaans van hem gewend was. „Mijn Henneke, ik kan je niet zeg gen, hoe gelukkig ik me gevoel..." Op haar kamer was Tonia zich aan het uitkleden. Zo, verloofde zus, hoe voel je je?" „Fijn natuurlijk". Tonia stapte uit haar eerste avond jurk, hem nog eens aandachtig bekij kend. „In de zevende hemel natuurlijk. Vol komen rimpeloos en wolkeloos. Maar pas op, zus... er komen ook regenda gen!" Ze stak met een strak gezicht haar vinger omhoog. „Ik heb een paraplu, zus". Gelijk schoten ze in een lach. Ze hing haar jurk op een hanger en bekeek hem nog eens. „Stond me wel, hè? Ik zie er ineens veel ouder in uit. Weet je, dat zo'n jong uit Gouda een afspraakje met me wilde maken? Hij wou me wel met zijn wa gen afhalen. Ik zei: Het spijt me, me neer, maar ik ben zo goed als verloofd. Je had zijn gezicht moeten zien". „Wie was dat? Die zwarte, waar je nogal eens mee danste?" „Ja. O, hij was reuze, hoor. Maar ik heb m'n Erik. En daar kan toch zeker niemand aan tippen?" HOOFDSTUK XVIII Het ongeluk Twee gebeurtenissen in het leven van de familie Overvest, nog voor het jaar helemaal ten einde was, zouden van be tekenende invloed zijn op de naaste toe komst. Na de feestelijke verjaardag en verlo ving, ging het leven weer zijn gang van alle dag. Hennie ging om kwart over acht de deur uit naar haar magazijn, voortaan met een brede gouden band om haar linker ringvinger. Gert reed met zijn vader weer iedere morgen naar Gouda en Tonia zeulde een zware tas vol boeken en schriften naar het grote gebouw, waarop nog in de oude spelling gebeiteld was „Hoogere Burger School". In Ede vervulde Jaap zijn dienstplicht, vermaakte zich des avonds met zijn ver worven vrienden, want de band van Ge- raldien was alweer vertrokken naar an dere plaatsen, zodat Jaap zich moest troosten met korte briefjes. Zijn vrije weekeinden reed hij in zijn groen-grijze Eend naar huis. Soms nam hij zijn zusje en tweelingbroertjes mee om een rit in de omgeving te maken en zelfs vader en moeder hadden tenslotte gehoor ge geven aan zijn uitnodiging de wagen eens te proberen. Met zijn aanstaande zwager kon hij uitstekend overweg en deze profiteerde een enkele maal van Jaaps kennis van motoren, toen de Opel kuren begon te krijgen. Jaap bekeek op een zaterdagmiddag de wagen, ging een paar uurtjes sleutelen en samen met Gert maakte hij een proefrit, die tot bei der tevredenheid uitviel. Twee dagen voor Kerstmis reed Jaap Overvest 's avonds in zijn wagentje huis waarts en kreeg een paar kilometer voor zijn woonplaats een hevige botsing met een zware oplegger, die geen voor rang verleende. Hoewel er van de Eend alleen nog maar een hoop verwrongen staal was overgebleven, haalde men de chauffeur wonder boven wonder nog le vend uit het wrak. In allerijl werd hij naar een ziekenhuis gebracht en lichtte men de ouders in. Bij Overvest zat men net aan tafel, toen de jobstijding werd gebracht. Man en vrouw reden terstond naar het zie kenhuis, de kinderen in bange verwach ting achterlatend. De tweeling begreep er nog niet veel van, maar Tonia zat te snotteren. Hennie probeerde haar te troosten, doch zelf was het haar ook, alsof haar keel toegeknepen was. Om half negen was Overvest weer terug. „Het valt gelukkig nogal mee", zei hij zuchtend. „Direkt levensgevaar is er niet, zei de dokter. Maar hij ziet er uit. Z'n hele gezicht in verband en een stel gekneusde of gebroken ribben en z'n dijbeen gebroken... Dat hij er nog le vend van af gekomen is... je staat ge woon versteld..." Hennie keek hem gespannen aan. „Wat is er gebeurd?" (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Scheldebode | 1968 | | pagina 5