Een nikkelen gulden NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZUID-BEVELAND LANGS DE STRAAT OVERDENKING 35STE JAARGANG No. 13 30 AUGUSTUS 1968 Een zwarte bladzijde in geschiedenis van ons geld Niet te vertrouwen de scheldebode REDACTEUR J. A. WESTSTRATE MIDDELBURG ROUAANSE KAAI 21 TELEFOON (01180) 2453 Abonnementsprijs bij vooruitbetaling f 1,80 per kwartaal Franco per post f 3,60 per halfjaar ADMINISTRATIE J. M. C. VAN DER PEYL KRUININGEN MARKT 19 TELEFOON (01130) 1381 GIRO 2 84 25 Advertentieprijs 1-25 mm f 3,75, verder 15 cent per mm Ingezonden mededelingen dubbel tarief In te zenden vóór woensdag 12 uur UITGEVERSMAATSCHAPPIJ „DE SCHELDEBODE" Verschijnt des vrijdags DRUK F. VAN DER PEYL - KRUININGEN N.V. Nu onze gulden een gedaanteverwisseling zal ondergaan, omdat de na-oorlogse zilveren munt alweer méér zilver bevat dan zij in centen waard zou moeten zijn, staat het betaalstuk opeens weer midden in de belangstelling. Duidelijk blijkt op eens hoe het Nederlandse geld daalt in waarde. Onze vooroorlogse „echt zilveren" gulden woog nog royaal 10 gram. Na de oorlog was er met heel wat minder zilver een kleinere gulden geslagen van amper 6y2 gram. Door de jaren heen is het gehalte aan zilver in onze munt verlaagd. Nu is dan het tijdstip aangebroken dat we overstappen naar een nikkelen gulden. De beklemmende vraag komt op, of de geldontwaarding zal blijven voortgaan en de gulden op de duur afzakt tot het peil van kwartje, dubbeltje en op de duur de bronzen cent. Dan zullen er misschien wel zilverstukken van 10,25, of 100,komen, maar onze „echte ouderwetse gulden" zullen ze niet uit de vaderlandse historie kunnen uitbannen. TWEE EEUWEN OUD De gulden is ingevoerd in het laatst van de zeventiende eeuw. Het was een vrijwel mislukte poging, reeds in de oude Republiek der Zeven Verenigde Provinciën tot een zekere eenheid in het geldstelsel te komen. De Provinciale Staten hadden echter nog zoveel macht, dat elke provincie voortging naast de nieuwe guldens van 20 stuiver zijn eigen oude geld verder te slaan. Daarnaast sloegen ook de rijkssteden met eigen muntrechten (Nijmegen, Zutphen, De venter, Kampen, Zwolle en Groningen) er nog duchtig op los. Men rekende in guldens van 20 stui ver en stuivers van 8 duiten. Men ken de rijksdaalders van 47, later 50 en nog later 52 stuivers. Men had leeuwendaal ders van eerst 38, later 40 en nog later 42 stuivers. Men kende zilveren rijders van 63 stuiver en zilveren dukaten die overal 50 stuiver, doch in Zeeland 52 stuiver waard waren. Men heeft rijks daalders gehad van 45 en 48 stuiver. Er waren provinciale daalders van 28 en van 30 stuiver. Verder kende men vele soorten schel lingen van goed en van slecht gehalte. Deze golden voor 6 stuiver, alhoewel sommigen er maar 5y2 stuiver voor ga ven. Die slechte exemplaren noemde men zesthalven, d.w.z. de zesde gold voor een half. Deze uitdrukkingswijze is thans nog alleen in gebruik in ons woord anderhalf. Verder waren er stuivers en dubbele stuivers, duiten en dubbele dui ten, oordjes genaamd. Een oord was dus een kwart stuiver. Wie zijn laatste oordje versnoepte, bezat geen kwart stuiver meer. En naast deze warboel waren er drie guldenstukken, tweeguldenstukken en guldens, ter waarde van resp. 60, 40 en 20 stuiver; tijdelijk ook halve driegul denstukken, gelijk aan een daalder van 30 stuiver; 10-stuiverstukken (de latere halve gulden die tot het de laatste oor log uithield) en zelfs niet-officieel ge slagen kwart guldens, ter waarde van 5 stuiver. Daaruit ontstond ons nu zo populaire kwartje. Ook francs. Het zal niemand verwonderen, dat al in de revolutiesfeer van de Bataafse Re publiek pogingen werden gedaan ook het geldstelsel van de prinsentijd te hervor men. De plannen werden doorkruist door de Franse bezetters, omdat die hier de franc geldig verklaarden. Bij de inlij ving werd de franc zelfs enig wettig betaalmiddel en ook te Utrecht gesla gen. De andere muntplaatsen werden opgeheven. In 1813 kwamen met de bevrijding ook de oude munten weer in omloop, doch maar kort. Iedereen begreep, dat er nu orde in de geldchaos kon worden geschapen. Het aanmunten werd daar om in strakkere banen geleid. Toen de noordelijke Nederlanden met de zuidelijke werden verenigd, kwam er een nieuwe muntwet en deze bracht voor het gloednieuwe Koninkrijk op 28 sep tember 1816 een nieuwe indeling vol gens het (Franse) decimale stelsel. De gulden werd voor het eerst verdeeld in 100 centen. Aangemunt werden zilveren driegul denstukken, guldens, halve guldens en 25-cent, 10-cent en 5-centstukken. Voor de beide laatste, die even groot waren als de oude dubbele stuivers en stuivers bleef men vanzelfsprekend de oude na men gebruiken. Verder kende de wet gouden tientjes en gouden vijfjes en na tuurlijk de koperen centen en halve cen ten. Waardedaling. Onze munteenheid is er sinds 1816 niet beter op geworden. In 1840 werd hij van 30 mm teruggebracht op 28 mm en al werd het gehalte iets verhoogd, hij ging in gewicht aan fijn zilver ach teruit. Hij hield het verder vol tot 1917, maar daarna steeg de zilverprijs zo sterk dat men het gehalte fluks moest verlagen, anders zou het voordelig wor den de munten om te smelten. In 1840 werd tevens het oude drie guldenstuk afgeschaft en vervangen door een rijksdaalder. Men rekende dan gemakkelijker met vier munten in een tientje. De gulden die sinds 1922 werd gesla gen, woog 10 gram zoals voorheen, doch het gehalte werd verlaagd van 945/1000 tot 720/1000. De na-oorlogse gulden is voorgeschreven in de Muntwet van 1948, maar kon pas in 1954 voor de eerste maal worden geslagen en de flodderige zilverbon uit de oorlogstijd gaan ver vangen. Hij is teruggebracht tot 6% gram met een gehalte van 720/1000. De waardedaling van ons geld blijkt het duidelijkst uit de behandeling van de begroting voor 1966 in de Tweede Kamer. Blijkens mededelingen van de minister was de zilverwaarde bij de in voering van de gulden in 1954 ongeveer een kwartje. „Thans (begroting 1966) is de zilverwaarde ongeveer 65 y2 cent, na aftrek van de kosten van omwerking tot fijn zilver". Nu schrijven we 1968 en heeft men in het buitenland grof geld verdiend aan omsmelting van onze munt die al een zilverwaarde kreeg van 132 cent. Die waarde schommelt, ze is de ene dag wat lager dan een andere dag. Maar over het algemeen genomen blijft die zilverwaarde stijgen. En dat brengt onze gulden op de duur steeds lager in aanzien. We moeten steeds méér guldens neertellen voor een zelfde artikel. De stuiver. Met de stuiver is het eigenlijk net zo gegaan. De stuiver was namelijk onze trotse zilveren standaardmunt in de Mid deleeuwen. Daarom is er eeuwenlang in stuivers gerekend en werd ook de waar de van onze oude munten in stuivers aangegeven. De eerste maal devalueerde de stui ver in de tijd van de Bourgondiërs. In de tijd van de Republiek der Zeven Ver enigde Provinciën was de stuiver een zilveren muntstuk met een middellijn van 15 mm. Toen na de Franse tijd de franc werd verbannen, werd fluks de stuiver weer van stal gehaald en rijke lijk aangemunt in onvervalst zilver. In 1816 bepaalde de Muntwet voor het Ko ninkrijk der Verenigde Nederlanden (noord en zuid) precies de legering en kreeg men minder zilver voor vijf (waardevolle) centen van toen. In 1847 werd de Nederlandse stuiver verkleind tot 12 y2 mm. Van deze grootte waren de bekende zilveren stuivertjes met de beeltenaar van Willem III, die zo lastig waren in het gebruik en zo geschikt voor armbanden... In 1907, 1908 en 1909 ging de Utrecht se munt ronde stuivers slaan van nik kel, die al spoedig als „avondkwartje" werden misbruikt. Die naam spreekt voor zichzelf. Het muntstuk werd daar om snel vervangen door de vierkante nikkelen stuiver met de royaal afgeron de hoeken. Na een oorlogintermezzo met een zinken stuiver in de zelfde vorm werd het ronde vijf centstuk van thans een bronzen munt, die nog klei ner is dan de koperen cent van 150 jaar geleden. Die cent mat namelijk 22 mm. De tijd is niet ver meer, dat eerst de cent en dan de stuiver zo weinig waar de meer zullen hebben, dat het aanmun ten daarvan achterwege zal blijven. Daarna is ook voor onze twee eeuwen oude gulden de zelfde cyclus in zicht. (Nadruk verboden) EEN HARTIG KLAPJE „Ik wou all enig maar een hartig hapje uitdelen!" riep de gulle beklaagde uit, toen de officier van justitie een lange opsomming van zijn daden gaf. „Een hartig kl&pjo zul je bedoelen", antwoordde de politierechter gevat. „Ik zee juist: wie lust er nog wat". „Jaja, en toen liet je ze d'r van lus ten". „Hij lustte ze rauw!" interrumpeerde een getuige, die niet was gedagvaard. Maar hem werd de mond gesnoerd. Er waren al getuigen genoeg, die omstan dig konden uitleggen wat er gebeurd was op die zoele zomeravond, toen me nigeen de neiging voelde opkomen naar een avondwandeling. Dat gaf nog laat op de avond een hele drukte bij de auto maten met de hartige hapjes. Want veel late avondwandelaars kregen trek van dat late wandelen en richtten hun schre den naar de warme kroketten, worstjes en gehaktballen. Daa bij die automaten vielen de hartige klapjes. „Ik ben altoos royaal", vertelde de smulgrage verdachte. „Ik zee nog teuge Tineke, da's me vrouw moet u wete, Tineke gééf me je portemonnee, kind, ik trakteer". „En hoeveel personen trakteerde u van dat geld van uw vrouw?" „Met z'n vieren kwamen we daar". „Jaja en daarvan moesten er drie naar het ziekenhuis en bovendien had u nog iemand geraakt die er helemaal niet bij hoorde. Mooie traktatie, vindt u zelf ook niet?" „Dan motte ze maar niet amme Ti neke komme". Uit het getuigenverhoor kwam echter vast te staan, dat deze verdachte z'n eigen Tineke gelijk met de beide andere gasten het ziekenhuis insloeg. Over de beweegredenen liepen de meningen hef tig uiteen. Tineke vertelde, dat haar man „aanminnig" met haar vriendin deed en dat de man van die vriendin zich over het gedrag van zijn eega op wond. De vriendin verklaarde onder ede, dat Tineke haar de warme worst op zettelijk uit de mond had gestoten en dat zij toen gedwongen was, Tineke's man een tweede worstje af te smeken. Haar echtvriefid werd een vechtvriend, omdat volgens zijn eigen verklaring zijn boezemvriend handtastelijk werd in de buurt van de boezem van de vrouw van zijn boezemvriend. Daar zou deze vrouw van deze boezemvriend liptastelijk van zijn geworden en dat resulteerde in vuisttastelijkheid van Tineke met het gevolg een gescheurde lip bij de vrouw van de laatstgenoemde boezemvriend. Daarna zou de verdachte een fiets pomp je hebben losgehaakt van een fiets, die bij de automatenhal stond, en met deze ijzeren knots beurtelings op vier hoofddeksels hebben geslagen. Dat was één hoofddeksel teveel. Dat kwam, omdat in het naburige woonhuis een koperen huwelijksfeest werd ge vierd. Eén van de bruiloftsgasten kwam aan de voordeur een luchtje scheppen, luidkeels zingend dat zijn feestneus in de ld-ld-ld-ló. lag. Hij droeg daarbij een HORLOGES nieuwe modellen VOOR MODERNE MENSEN lil LIEGEN KAPELLE TEL. (01102) 1223 carnavalssteek op het hoofd en een half vol bierglas in de hand. Toen hij het op gewekt krijtend clubje ontwaarde, meen de hij dat daar bij de automaten de po lonaise werd ingezet en voegde hij zich bij het slaande gezelschap. De royale worstverdeler zag echter in deze zanger een nieuwe bemoeial en tikte ook hem met de fietspomp op de feestmuts. De feestneus bleef hikkend in de ld-ló-ld-ló. steken, terwijl het lichaam van de brui- loftsganger zich voorzichtig in de goot vlijde. „Vier slachtoffers dus", telde de of ficier, „van één dader". „En mijn bloeiende lip dan?" kreet de vriendin met de boezem. „Dat hep die vrouw van 'm geflikt!" Maar bedoelde vrouw was niet ver volgd, omdat haar boezemvriendin geen aanklacht had ingediend. ,,'t Wordt gevaarlijk, verdachte vrij rond te laten lopen, want hij loopt 1 op 4", rekende de officier uit. Daarom eis te hij 150,boete of vier weken en een voorwaardelijke straf van 2 weken met een proeftijd van een jaar. Uit de boezem klonk nu onderdrukt gesnik. De rechter vonniste conform. „Kannie gelijk de kast in", zei z'n eigenste vrouw hardvochtig, „want mijn portemonnee krijgt ie niet weer". (Nadruk verboden) d' ARGENTY ALLE VRAGEN VOOR DEZE RUBRIEK UITSLUITEND TE ZENDEN AAN: REDACTIE „MET RAAD EN DAAD", ROUAANSE KAAI 21, MIDDELBURG met bysluiting van een postzegel van 20 cent voor doorzending van uw brief W\j willen u met deze adviezen zo goed mogeltyk van dienst z\jn en geven zo mogelijk advies op elke vraag. Wy kunnen echter geen aansprakelijkheid aanvaarden voor elders verkregen inlichtingen of gegevens RED. loonadministratie van de fabriek uw huisgenoot inlichten. Hond. Onze hond (8 maanden oud, teefje, straathondenras) eet doorlopend zijn eigen uitwerpselen op. Wat is hier aan te doen? Het dier is verder kern gezond. Vermoedelijk is dit een diëetkwestie. De hond zal waarschijnlijk door een verkeerde voeding enkele noodzakelijke voedingsstoffen (zouten) in de voeding missen en vult dit zelf aan door haar eigen uitwerpselen op te eten, zij tracht dit tenminste te doen. Daar er hier geen bepaalde merken hondenvoer mogen worden opgegeven raden wij u aan in een winkel waar men hondenvoer ver koopt te vragen wat voor uw jonge hond het beste is. Daar u zegt dat het dier gezond is hoeft u geen dierenarts te raadplegen. Of anders is er misschien in uw woonplaats een dierenarts die zich specialiseert in kleinveebehandeling. De ze zal wel onpartijdig advies geven. Aanslag. Ik heb een Spaanse jon gen in huis die wekelijks zijn loon ont vangt en daarover belasting betaalt. Nu moest hij evengoed nog bijna 1000, extra aan belasting betalen. Hij heeft n.l. een aanslagbiljet gekregen. Is dit wel juist? Het kan wel juist zijn dat iemand na de loonbelasting nog in de inkomsten belasting valt. In het algemeen is dat zo wanneer hij ofwel meer dan 15.000,- heeft verdiend (voor 1966 en 1967 12.000,ofwel meer dan 400, neveninkomsten genoot. De loonbelas ting geldt dan als vooruitbetaling en moet op het aanslagbiljet in aftrek zijn gebracht. Doet zich één dezer gevallen niet voor, dan is er misschien een abuis in het spel en raden wij u aan een be zwaarschrift in te dienen (gewoon per brief: Ik heb bezwaar tegen de aanslag omdat... enz.). Wellicht kan ook de Mevr. Korevaar. Zoudt u achter het adres van mevrouw Korevaar-Hes- seling kunnen komen? Zij is schrijfster van kunst-historische werken en al op leeftijd. Het adres van mevrouw Korevaar- Hesseling, schrijfster van kunsthistori sche werken, is Heemskerkstraat 13, Delft, tel. (01730) 21850. Melk. Sinds wanneer melkt men koeien? Wanneer en waardoor is men begonnen koeien te melken? Het is toch eigenlijk geen natuurlijk gang van za ken bij de koeien, dat zij altijd 2 maal daags melk moeten produceren? De oudste mensen van vele duizenden jaren geleden, waarvan wij heel weinig weten, leefden van de jacht en de vis vangst. De eerste mensen, die van ja gersvolk overgingen tot de veehouderij, d.w.z. zwervende nomaden werden en een veestapel in wezen hun voedsel voorraad -met zich mee namen, maak ten gebruik van de melk die de runde ren gaven, nadat deze een jong hadden gekregen. Zij probeerden die melk op dezelfde wijze af te tappen als het jon ge dier dat deed en zo kwamen zij tot melken. Natuurlijk wilden deze mensen zolang mogelijk van de melk van het moederdier profiteren en melkten zy zo lang mogelijk. Maar op de normale wij ze hield de melktoevoer tenslotte op. Doordat men dit steeds probeerde en het vee op die manier melkte, werd de tijd dat het moederdier melk gaf, lan ger. Ook door doelbewust fokken ver beterde men de melkleveranties. Als ge volg van de duizenden jaren, dat het vee bij de mens vertoeft en aan zijn be handeling onderworpen is, zijn de vrou welijke dieren, zoals de koe en de geit, zo ontwikkeld, dat zij na de geboorte van het eerste jong regelmatig melk le veren. Een en ander is dus voortgevloeid uit de economische behoefte van de mens, die deze dieren hield. Het is niet met zekerheid na te gaan hoe lang dit reeds gaande is, want reeds de oudste geschiedkundige bronnen, gaande tot omstreeks vierduizend jaar vóór onze jaartelling, maken melding van veeteelt, waarbij ook melken en melkproduktie. Het begin ligt in het zeer verre grijze verleden, toen de eerste mensen vee gingen houden. De meeste Nederlanders hebben het bericht over de bezetting van Tsjecho- Slowakije lakoniek opgevat. Het som bere nieuws moge dan wel onverwachts zijn gekomen, vroeg of laat dreigde er toch wel een ingreep. Het Kremlin zou immers nooit hebben getolereerd, dat een lid van het Pact van Warschau zo ver zou gaan met de liberalisering en zijn vrijheidsdrang, dat het verder naar het westen zou zijn afgedreven. Duidelijk bleek evenwel, welke waarde kan worden gehecht aan afspraken en overeenkomsten, zoals die kort geleden zijn gemaakt in Ciema en Bratislawa. Zij zijn als in Hitiers tijd-door de dic tatoriale leiders van Rusland, Polen, Oost-Duitsland, Hongarije en Bulgarije verscheurd als onbeduidende vodjes pa pier. Daarmee is de „sfeer van kame raadschap" tussen de communisten op schrijnende manier getekend. Wij kunnen onze conclusies trekken en onze houding ten opzichte van dit dictatoriale communisme bepalen, voor zover die nog niet duidelijk bepaald was. Wij leren er weer duidelijk uit, dat dit soort communisten beslist geen en kele consideratie zal hebben met zijn tegenstanders. Welke belofte dergelijke communisten ons ook ooit zullen doen, wij zullen en kunnen er nooit vertrou wen in mogen stellen. En Hij zeid: Neem nu uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Mo- ria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de ber gen, die Ik u zeggen zal. Genesis 22 2. Hoe nauwkeurig is dit bevel. „Uw zoon, uw enige, die gij liefhebt" en dan, als er nog twijfel over mocht blij ven, als Abraham misschien nog een gaatje open heeft om er aan te ontko men, de naam: „Izak". Met beangstigende zekerheid, wordt elke uitweg afgesneden en wijst de vinger Gods heen naar „Izak". Elk woord snijdt door de ziel, rukt de ge liefde zoon meedogenloos van het vader hart. Abraham moet Izak doden moet zijn zoon missen. Dat is hard en smar telijk. Maar er is meer. Door dit bevel raakt hij God kwijt en de belofte. God, die steeds zegende, die een verbond geslo ten had, de trouwe Leidsman, de vrien delijke Helper, keert zich hier als een harteloos wrede vijand tegen de aarts vader. God trekt Zijn belofte in. Izak zou het zijn de stamhouder. En nu: offer hem. Dat Abraham God en Zijn belofte ver liest is duizendmaal erger dan dat hij Izak verliest. Zie, zo gaat het nu dikwijls. We worden geslagen door het leven; lijden smartelijk} verliezen; het leed drukt ons neer; de zorgen stapelen zich op; de nood rijst hoog. En door en bij dat alles raken we God kwijt. Waar is nu uw God de Hulpvaar dige, de Vriendelijke; wat blijft er over van Zijn belofte? Maar nu het wonderbaarlijke: Abra ham staat vroeg op en doet wat God hem beveelt stoutmoedig. Want hij houdt zich, tegen alles in, vast aan de eens gegeven belofte. „God zal Zijn woord toch wel houden; als ik geen uitweg meer weet, Hij zal er wel wat op weten". Dat doet het geloof: tegen alles in toch aan God en Zijn Woord vasthou den. Ja, God weet er wel een Weg op! (Uit een Dagboek) WEMELDINGE Van 17 september 1968 Vrijdag 6 september: Volle Maan HOOGW. LAAGW. v.m. n.m. v.m. n.m. Zondag 9.24 10.02 2.39 3.16 Maandag 10.52 11.33 3.59 4.49 Dinsdag 12.27 5.34 6.22 Woensdag 1.07 1.43 7.01 7.35 Donderdag 2.14 2.42 8.05 8.28 Vrijdag 3.07 3.29 8.53 9.15 Zaterdag 3.53 4.13 9.34 9.52

Krantenbank Zeeland

Scheldebode | 1968 | | pagina 1