CAGMJEjGuCP
Nederland verzinkt in een
financiële uitverkoop
DE AVONTUREN VAN BIM EN BAM, DE VROLIJKE BEERTJES
0Der teeltijd en
Cjeóproken
Tweede blad
Zaterdag 15 maart 1958
Moeders Goede Keuze
16)
Heden overleed tot
onze diepe droefheid
nog vrij onverwachts
mijn geliefde echtge
note en onze geliefde
zuster, behuwd zuster
en tante
Anna Lamper
geb. Hartoog
in de ouderdom van
ruim 69 jaar
De Here sterke ons
in deze zware beproe
ving
P. Lamper
Fam. Hartoog
Fam. Lamper
Yerseke, 14 maart '58
Dominicusstraat 14
De begrafenis zal plaats vin
den D.V. op maandag 17
maart a.s. om 1 uur
Uw documenten veilig door
een isolatie van asbest
cement in de All-Safe do
cumentenkist. Prijs 49,
Boekhandel F. van der Peyl
Markt 19, Tel. 381, Krui-
ningen.
Voor de zeer vele blijken
van belangstelling bij mijn
90ste verjaardag onder
vonden zeg ik allen har
telijk dank.
A. C. v. d. Burght
Yerseke 14 maart 1958
Bij ons vertrek naar Zie-
rikzee, Nieuwe Haven 89
roepen wij familie, vrien
den en bekenden een har
telijk vaarwel toe, en zeg
en hiermee alle li dmaat-
chappen op 'T3
H. I. Christiaanse
en Gezin
Y erseke
Vijverstraat 7
Voor de grote belang
stelling, ondervonden bij
de viering van onze gou
den bruiloft, betuigen wij
onze hartelijke dank m> q
D. Waverijn
Waverijn-Sinke
Kruiningen, maart 1958
Adverteert in dit blad 1
Bedrieglijke schijn op de betalingsbalans
(Van onze economische medewerker)
De dalende economische activiteit
buiten en binnen onze grenzen doet
ieder in ons land naar het einde van
de bestedingsbeperking verlangen. Nu
hebben we één- en andermaal kunnen
lezen dat welvaartsstijging en consump
tiestijging nauw samenhangen met de
positie van onze betalingsbalans en met
de aanwezigheid van een voldoende de
viezenreserve. Velen zullen daarom met
stijgende hoop in het hart kennis hebben
genomen van het stijgende cijfer onzer
deviezenreserves.
Sinds september 1957 werd er voor
ca. 1V-2 miljard gulden aan toegevoegd.
Ook de verhouding tussen in- en uit
voer toont een aanzienlijke verbetering.
Het is bekend dat we sinds jaar en dag
meer aan goederen invoeren dan we
exporteren. De industrialisatie waaraan
we werken heeft ten doel dit ongunstige
verschil zo klein mogelijk te maken.
Uit de cijfers blijkt nu dat we over
1957 een tekort op de handelsbalans
hebben van 25% tegen een nadelig ver
schil van 23% over 1956 en slechts 16%
over 1954 en 1955. We hebben ons doel
dus nog niet bereikt* al moeten we be
denken dat we de laatste maanden de
verhouding uitvoer tot de invoer aan
zienlijk verbeterden.
Waar ligt de sleutel
Door het afkondigen van bepaalde
maatregelen bereikt men slechts lang
zaam een verbetering. De omvang
van de export lag in het laatste kwar
taal van 1957 zeven procent boven die
van 1956, terwijl de import over die
periode zelfs een procent minder was
dan het jaar daarvoor. We zijn dus
op de goede weg, maar zeker kan hier
uit niet de conclusie worden getrokken
dat we ons verder geen besparingen
behoeven op te leggen of zelfs dat de
cijferbeweging van de laatste maan
den duurzaam zal zijn.
De enige sleutel, die past op de deur
van het land der grote bestedingen en
meer welvaart, ligt op de schaal der
betalingsbalans. Zo lang die balans
geen duurzaam evenwicht vertoont,
mag ons die sleutel niet worden toe
vertrouwd.
De betalingsbalans is niet hetzelfde
als de handelsbalans. Het is ook geen
gewoon overzicht van debet- en credit-
posten. Een handelsbalans is een over
zicht van alle soorten van handelingen,
die er oorzaak van zijn dat er tussen
ons land en de rest van de wereld be
talingen moeten plaats vinden. Die be
talingen vloeien in de eerste plaats
voort uit handel. De handelsbalans
geeft derhalve onze positie aan ten
aanzien van in- en uitvoer.
De andere wielen.
Er zijn echter méér wielen aan een
wagen. Zo bestaat er een aanzienlijke
dienstverlening van ons aan het bui
tenland, terwijl omgekeerd vreemde
naties ons diensten verlenen. Het zijn
dus leveranties van onstoffelijke zaken
zoals auteursrechten, licenties, inkom
sten uit het scheepvaartverkeer en het
toerisme. Ook het ter beschikking stel
len van havens kan men daar onder
rekenen. Deze dienstenbalans vormt
een onderdeel van de betalingsbalans,
evenals de handelsbalans.
Een derde wiel aan de wagen van ons
betalingsverkeer met het buitenland
vindt men in de kapitaalopbrengsten-
balans. Hierop wordt de rente vèrant-
woord van alle kapitalen, die we in het
verleden aan andere landen hebben
uitgeleend, terwijl in ons nadeel wor
den geschreven de geldsommen, die wij
als rentevergoeding naar elders over
maken.
Hierbij sluit aan de kapitaalsbalans,
die de verhouding aangeeft van de
hoofdsommen aan kapitaal die tussen
Nederland en de rest van de wereld
worden uitgewisseld, terwijl tenslotte
de goudbalans het sluitstuk vormt van
de betalingsbalans. AUe tekorten en
overschotten met het buitenland wor
den in goud verrekend en daarom is
het goud ook nog steeds de ziel van
het internationale betalingsverkeer.
Export moet vergroot.
Wij zien dus, dat de in- en uitvoer
van goederen niet alléén beslissend zijn
voor de bepaling van onze economische
positie in de wereld. Wij plachten in
het verleden steeds ons invoeroverschot
af te betalen met het verlenen van
diensten, terwijl wij ook nogal wat in
komsten uit rente hadden en veel kapi
taal naar het buitenland zonden. Reeds
eeuwen lang zijn de Nederlanders ver
maarde financiers in de wereld ge
weest.
Nu zal het ieder duidelijk zijn dat de
handelsbalans op zichzelf niets zegt
voor het totale beeld en dat zelfs de
betalingsbalans slechts inzicht geeft in
de vermogensverschuivingen, maar
geen enkele aanwijzing inhoudt aan
gaande de duurzaamheid van de krach
ten, die deze verschuivingen veroor
zaken.
Op zichzelf gezien is het ontstellend
dat onze handelsbalans over 1957 sluit
met een tekort van 25 Daarom moe
ten we ook alles doen om de uitvoer te
vergroten. Om die reden' industriali
seren we en moeten onze lonen laag
blijven, terwijl de kwaliteit van onze
produkten moet zijn aangepast aan de
eisen, die in het buitenland worden ge
steld.
De zwakke punten.
Nu hebben we ons loonniveau meer
dan eens geweld aangedaan, maar daar-
j naast zijn het onvoldoende marktonder
zoek en vooral de onvoldoende krediet
verlening bij het uitvoeren van export-
opdrachten ook zeer zwakke punten in
onze buitenlandse handelspolitiek. Noch
aan overheidszijde, noch ook bij het
bedrijfsleven zelf heeft men begrepen
dat het winnen van exportterrein, voor
al in de jonge, minder ontwikkelde
landen, en daar liggen de beste kansen,
alleen succes kan hebben wanneer men
voor een bepaalde, vrij lange, tijd kre
diet kan geven.
Andere landen, met name West-
Duitsland, stimuleren hun exporthan-
del door een ruime financiering aan
te bieden. Op het terrein van het ex
portkrediet en kredietverzekering blij
ken wij beslist een achterstand te
hebben en nu ons Indonesië economisch
ontvalt, dient aan dit probleem extra
aandacht te worden besteed.
Niet minder oplettend zullen wij moe
ten zijn voor het streven naar behoud
van onze inkomsten uit diensten en
kapitaal. Onze dienstverlening draagt
warempel haar steentje wel bij aan de
nationale inkomsten. Men denke maar
eens aan de scheepvaart en de stijgende
inkomsten der vreemdelingenindustrie.
Ons kapitaal slinkt.
Minder opgewekt is het beeld in de
sector van kapitaal en kapitaalopbreng
sten. _De cijfers van de Nederlandse
Bank kunnen ons leren dat wij van
1950 tot en met 1956 voor ruim f 1700
miljoen van ons effectenbezit aan het
buitenland verkochten. Dit moet naar
mate de jaren verstrijken, een zeer na
delige invloed uitoefenen op onze
bovengenoemde kapitaalopbrengsten-
balans, terwijl bovendien de econo
mische invloed van vreemdelingen op
ons nationale leven toeneemt. Beide
factoren zijn ongunstig voor ons land.
Dergelijke bewegingen maken de cijfers
.van de betalingsbalans tot een be-
driegelijke publicatie, terwijl ook de
deviezenaanwas in dit geval geen gun
stig verschijnsel is.
Zo zal men misschien van mening zijn
dat de deviezenstijging in de week, die
eindigde met 17 februari, en die f 360
miljoen bedroeg, een economische voor
uitgang demonstreerde, die er wezen
mag. Doch de schijn bedriegt, want
deze aanwas vloeide voor een belangrijk
deel voort uit de emissie van de Ko
ninklijke Petroleummaatschappij, waar
van de claims naar het buitenland wer
den verkocht. Zo zou het op zeker
moment kunnen blijken, dat een her
nieuwde gezondheid van ons monetaire
stelsel, het gevolg is van een uitver
koop van effecten, in wezen dus van
een interen van vermogen.
Zo blijkt én uit de grote behoefte
aan kapitaal voor exportfinanciering
èn uit de verkoop van effecten op grote
schaal aan het buitenland, dat de finan
ciële invloed van Nederland in de
wereld sterk aan het dalen is en dat
men ons volk door het onvoldoende
spaarklimaat verder weg laat zinken
uit de voorste rijen van de welvarende
naties. Voor een deel is dat ook een
gevolg van het fiscaal regiem dat ons
is opgelegd. Wanneer de bezits- en
kapitaalvorming geen nieuwe stimu
lansen ontvangen dan zal ook de indus
trialisatie ons niet kunnen redden van
een blijvend sukkelen met onze be
talingsbalans. Elke bestedingsbeper
king zal dan via verder afstoten van
vermogen leiden tot een nog geringere
welvaart. De regering moge bedenken,
dat de schijn de werkelijkheid slechts
tijdelijk kan bedriegen, want ook de
importdaling kan niet eeuwig voort
duren.
(Nadruk verboden.)
Drs. MIERLO.
Vaar Babv't huidU
Is het wel eens tot U doorgedrongen,
dat U en uw medemensen niet alleen
de aarde bevolken en dat U dus niet
alleen met mensen te maken hebt? He
laas zijn er velen die zich dit niet re
aliseren. Zij denken: de aarde is van
de mens en om de mens alleen gaat het.
Wij zien de gevolgen er van om ons
heen. De dieren krijgen steeds minder
plaats om te leven, de mens dringt
verder op! In de film van Dr. Grzimek
„Geen plaats voor wilde dieren" komt
dit wel sterk tot uitdrukking.
Wanneer wij echter wel om ons heen
kijken en al die dieren zien, die ons
omringen en met ons de aarde bevolken,
dan dringt het duidelijk tot ons door,
dat dit allemaal medeschepselen zijn,
die ook leven en waarmee wij rekening
moeten houden.
Ook voor hen bestaat het verblijfop
aarde uit een reeks van ervaringen
van prettige of minder prettige aard
en ook zij worden ouder en ouder, tot
dat de tijd komt, dat zij sterven even
als wij.
De oude olifant.
Hoe oud worden dieren? Dat is on
herroepelijk de vraag, die wij ons stel
len, daarbij doelende op de leeftijd die
dieren kunnen bereiken totdat ze van
ouderdom sterven, want een groot deel
verdwijnt reeds op jeugdige leeftijd uit
het leven als prooi van andere dieren,
door ongevallen of door ziekte.
Velen menen, dat olifante'i de dieren
zijn die het oudst worden en voor deze
veronderstelling is wel iets te zeggen,
omdat blijkt, dat in de natuur globaal
genomen ouderdom en afmeting vrij
wel parallel gaan. Maar ook hier be
vestigen uitzonderingen de regel en al
kan een olifhnt de respectabele leeftijd
van ongeveer honderd jaar bereiken, hjj
is zeker niet het dier met de kans op
het langste leven. Voor zover men heeft
kunnen nagaan is dat een geheel ander
dier en wel de reuzenschildpad, die een
leeftijd van ongeveer twee- tot drie
honderd jaar kan bereiken en daarbij
dan een gewicht heeft van omstreeks
evenzovele kilo's.
Vissen en vogels.
In de vissenwereld treffen we ook
grote verschillen aan. Vissersverhalen
kunnen soms vertellen van snoeken of
karpers, die eeuwen oud werden, maar
deze verhalen moeten we helaas ver
wijzen naar het visserslatijn, want zij
worden werkelijk niet ouder dan onge
veer zestig jaar, terwijl forellen en
baarzen hoogstens vijftien jaar worden.
Een wonderlijk groot verschil.
Wij treffen in de dierenwereld trou
wens meer van dergelijke typische ver
houdingen aan. Zo kan bijvoorbeeld een
leeuw ongeveer 20 tot 25 jaar oud wor
den, maar een pad overtreft hem met
omstreeks vijf jaar.
Er zijn ook vogels, die een respec
tabele leeftijd kunnen bereiken en we
behoeven hiervoor maar te letten op de
papegaaien, die soms de 100 jaar over
schrijden. De struisvogel, de arend en
onze wijsgerige vriend de uil, delen het
voorrecht van een mensenleeftijd. Het
grootste deel van de vogels komt ech
ter niet zover en onder de kleine vogels
treffen we er vele, die niet ouder wor
den dan hoogstens vijf jaar.
Van één dag tot 30 jaar.
Bij insecten treffen we zeer grote
verschillen aan. Als minimum leven
mogen we wel nemen de bekende één
dagsvlieg, een diertje, dat inderdaad
maar een leven van één dag heeft en
welks volwassenheid in uren berekend
kan worden. Daar staat tegenover, dat
bijvoorbeeld een bijenkoningin de leef
tijd van twintig jaar kan bereiken. Een
termietenkoningin doet er als het kan
nog tien jaar bij.
Zo zouden we nog lang kunnen door
gaan en vertellen dat een aap, een kro
kodil en een rhinoceros hoogstens 50
jaar worden, een beer, een kraai en een
paard ongeveer 30 jaar, een geit, een
hagedis, een hert en een kat hoogstens
20 jaar.
We zien echter, dat bepaalde dieren
ouder worden dan we denken en andere
sterven eerder. De natuur stelt ons wel
steeds weer voor wonderlijke ontdek
kingen. (Nadruk verboden)
8 L 'J F T DOFLTRCFFENO
BIM EN BAM EN DE BADKUIP
Bim gaat hier een zwembad maken,
Bam maakt er een springplank bjj.
Maar helaas, daar komt de dikke
Jimmy Olifant voorbij,
die door Bim en Bam geplaagd is
en heel boos is op het stel.
„Wacht", denkt d' olifant wraakzuchtig,
„Bim en Bam, 'k krijg jullie wel!"
Snel de badkuip leeggezogen
De twee beertjes, onderwijl,
hebben reeds hun sprong genomen,
duiken ineen lege teil!
„Mooi!" zegt Jimmy, ,,'k zal je leren!
Dat is nu een goede straf,
en hier heb je nog je water,
dat koelt jullie lekker af!"
FEUILLETON
Het verleden van Hanneke
Schoneveld. Oorspronkelijke ro
man door Joke de Valk.
„Ik meen het in alle ernst, juffrouw
Schoneveld."
„Zeer verplicht, maar zoiets hoor ik
toch liever niet. En wat dat cynisme
betreft: ik.... ik heb me eens uitge
sloofd voor een man, iemand die heel
wat ouder was dan ik. Bovendien was
ik erg onervaren, te jong misschien. Het
had niets met liefde of iets dergelijks te
maken. Laten we het eenzakelijke
overeenkomst noemen. Wel 't ging ver
keerd en hij liet me voor de consequen
ties opdraaien. Ik kan hierover niet in
bijzonderheden treden. Ik was Barber
tje, die hangen moest en ik heb inder
daad alle kastanjes uit het vuur moeten
halen. Tot de allerlaatste toe."
„Alle mannen zijn niet zo, juffrouw
Schoneveld."
„Gelukkig niet. Maar dat neemt niet
weg, dat ik me sindsdien gepantserd heb
en.
„En dat u zodoende een oninneembare
vesting bent geworden," viel de ander
haar in de rede.
„U raadt het precies. Ik heb op het
ogenblik maling aan iedereen, desnoods
mijn baas ook. Ik kan steno, zeer be
hoorlijk typen; ik ken zoveel Engels, dat
ik desnoods een boek kan vertalen, en
ik kan nog wel meer dingen, als het
noodzakelijk mocht zijn. Bijvoorbeeld
handelscorrespondentie. Ik beschik over
de vereiste diploma's en mocht het ge
beuren dat ik bij m'n huidige werkgever
wegga, dan kan ik aanspraak maken op
een prima getuigschrift, daarvan ben ik
overtuigd. Mijn handen staan beslist
niet verkeerd, dus ik kan overal terecht,
waar men mijn capaciteiten kan gebrui
ken. Daarom leef ik m'n eigen leventje
en ben vast van plan daarin geen ver
andering aan te brengen. Zo, meneer
Grobbe, nu weet u ongeveer wat voor
iemand Hanneke Schoneveld is. In uw
ogen misschien niet veel fraais, maar ik
heb u al gezegd dat zulks mij hoege
naamd niet interesseert."
Hij knikte. „Ongeveer als u uzelf hebt
afgeschilderd, had ik me een beeltenis
van u gemaakt. U bent niet gemakkelijk
te benaderen: een moderne jongevrouw,
onafhankelijk van iedereen, met een va
riatie op een bekend gezegde: een self
made wife."
Ze dronk haar glas leeg en zette het
nadenkend op de tafel. „U begrijpt het,
maar zult het waarschijnlijk niet waar
deren."
„Nee en ja. Aan de ene kant mag ik
dat wel, dat een vrouw zich zelfstandig
door het leven slaat. Ik heb natuurlijk
ook personeel; onder meer twee dames
voor de administratie. Eén ervan is nu
tegen de veertig en is even ongenaak
baar als u. Misschien nog meer. Maar
ik denk wel eens: juffrouw Kalkman,
wat hebt u veel in uw leven gemist."
„Het zal de vraag zijn, of ze inderdaad
veel mist," pareerde Hanneke.
„Wat is dan volgens u de roeping van
de man en van de vrouw vroeg Grob
be, een sigaret opstekend.
Hanneke wuifde met de sigaret. „Ou
derwetse begrippen, meneer Grobbe. Ik
had gedacht dat u wijzer was. Natuur
lijk moeten er mannen en vrouwen in
het leven zijn, die trouwen en kinderen
krijgen. Anders was de wereld binnen
honderd jaar uitgestorven. Wat overi
gens zo'n ramp niet zou zijn. Maar dat
riekt naar politiek en daaraan heb ik
een hekel. Doch de tijd is voorbij, defi
nitief voorbij, dat de vrouw in arren
moede maar ging trouwen met wie haar
hebben wilde, als ze tegen de dertig
iiep. Omdat ze anders ten laste viel van
haar familieleden. Thans zijn er dui
zend en één mogelijkheden voor zelf
standige vrouwen, die niet wensen te
trouwen. Gelukkig."
„Een andere vraag, juffrouw Schone
veld. Bent u gelovig Ik zag, dat u bad
en dankte voor en na de maaltijd."
„Evenals u. Ik ben Hervormd en hoe
wel ik nog geen enkele kerkdrempel
versleten heb, ga ik vrij geregeld naar
de kerk."
„Wel, dan kent u ook de Bijbel wel
enigszins, naar ik aanneem. Ergens in
die oude bijbel staat: „Het is niet goed,
dat de mens alleen zij."
„Dat staat in Genesis," antwoordde
ze. „Maar Paulus zegt in één van zijn
brieven: Trouwen is goed, niet trouwen
is beter, of iets in die geest. Precies weet
ik het ook niet. Doch hoe het zij, dat
alles verandert niets aan het feit, dat
de ene man trouwt en de ander niet, en
dat de ene vrouw een huwelijk wenst
en de ander liever zelfstandig blijft."
Hij schudde niet-begrijpend het hoofd.
„Wilt u nog wat drinken vroeg hij.
„Dank u." Ze keek op haar polshor
loge. „Over een klein half uurtje gaat
mijn bus."
„Nog één vraag: Als er nu eens een
man in uw leven kwam, dielaten
we zeggen, u ten huwelijk vraagt en
hij heeft een behoorlijke positie in het
leven, is vrij goed gesitueerd en zou u
alles kunnen geven wat een vrouw re
delijkerwijs kan verlangen. Wat zou u
doen?"
„Ik dacht," antwoordde Hanneke rus
tig, „dat een eerste voorwaarde voor het
huwelijk liefde is."
„In de meeste gevallen wel. Weder
zijds begrip en genegenheid kan ove
rigens een behoorlijke, basis zijn."
„Ja, ja, een soort verstandshuwelijk.
Maar ik zou alleen „ja" zeggen, als die
man van harte liefhad. En dan zouden
alle andere dingen bijkomstigheden zijn,
die minder terzake doen. Doch ik vind
dat ons gesprek een wending neemt die
mij minder gewenst voorkomt. Daarom
stel ik voor dat we er een punt achter
zetten."
Hij boog. „Zoals u wenst. U prefe
reert waarschijnlijk vanavond de auto
bus boven mijn wagen
Ze keek hem eigenaardig aan. „Welis
waar heb ik een retour, maar wanneer
ik kan aannemen dat we voor de rest
van onze vakantietij d goede vrienden
blijven en niet meer, dan ga ik met u
mee naar Lunteren terug."
„U kunt het precies krijgen zoals u
het wilt hebben," antwoordde hij, maar
zij hoorde de teleurstellende klank in
zijn stem.
(Wordt vervolgd.)